ECLI:NL:TACAKN:2018:51 Accountantskamer Zwolle 17/2489 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2018:51
Datum uitspraak: 06-07-2018
Datum publicatie: 06-07-2018
Zaaknummer(s): 17/2489 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Niet aannemelijk is geworden dat betrokkene, als hij een audit uitvoert bij een bewindvoerder, vooraf bekend maakt welke dossiers hij in zijn onderzoek betrekt en evenmin dat hij zijn onderzoek niet altijd op locatie uitvoert. De klacht is daarom ongegrond.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/2489 Wtra AK van 6 juli 2018 van

X ,

gevestigd te [plaats1],

K L A A G S T E R ,

gemachtigde: mr. [A],

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E ,

gemachtigde: drs. [B] RA.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:

-        het op 24 november 2017 ingekomen klaagschrift van 23 november 2017 met bijlagen;

-        de op 4 december 2017 ingekomen brief van 30 november 2017 van klaagster met bijlage;

-        het op 2 januari 2018 ingekomen verweerschrift van 29 december 2017.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld op de openbare zitting van 2 februari 2018 waar zijn verschenen: namens klaagster mr. [A], en betrokkene, bijgestaan door drs. [B] RA.  

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde op de zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Klaagster, [X] ([X]), is een vereniging die de belangen behartigt van professionele bewindvoerders en inkomensbeheerders en de kwaliteit van de dienstverlening waarborgt. [X] stelt daartoe kwaliteitseisen aan haar leden. Leden moeten aantonen dat ze aan deze kwaliteitseisen voldoen door jaarlijks een audit te ondergaan. De audits worden uitgevoerd door accountants die door [X] zijn geselecteerd en speciaal zijn opgeleid om dit soort audits te doen. Betrokkene behoort tot de pool van door klaagster geselecteerde accountants.

2.2       De hiervoor vermelde audit moet worden uitgevoerd conform de regels die zijn opgenomen in het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren (het Besluit). Het Besluit bevat regels over de omvang van de te nemen steekproef, het onderzoek en de verslaglegging.

Het Accountantsprotocol Besluit Kwaliteitseisen CBM 2016 (het Protocol), vastgesteld op 5 december 2016 door de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (Nba), werkt de opdrachten van de accountant nader uit. Het Protocol bevat algemene uitgangspunten, nadere informatie over steekproeven, de invulling van het onderzoek en modellen voor rapporten en brieven. In paragraaf 1.1. van het Protocol is opgenomen dat het Protocol geldt voor alle accountants die onder het Besluit vallen, maar niet de status heeft van beroepsreglementering. In hoofdstuk 3 (Onderzoek kwaliteitseisen) staat verder onder meer het volgende:

“(…)

3.1 Doelstelling en reikwijdte

De accountant voert zijn opdracht uit volgens de Nederlandse Standaard 4400 Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie, de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants (VGBA) en het  Accountantsprocotol Besluit kwaliteitseisen CBM 2016. Er is geen sprake van het uitvoeren van een assurance-opdracht (…) De accountant rapporteert over de uitkomsten van zijn werkzaamheden via een rapport van feitelijke bevindingen. (…)

De werkzaamheden hebben het karakter van een procesgericht onderzoek, op basis van een aantal deelwaarnemingen. Hierbij richt de accountant zich op de kantoororganisatie en op de dossiervorming binnen dat kantoor. (…)

3.3.1 Algemene uitgangspunten

Van de accountant wordt verwacht dat hij zijn onderzoek uitvoert met inachtneming van de fundamentele beginselen van de VGBA en met een professioneel-kritische instelling. Dit betekent bijvoorbeeld dat hij:

(…)

·  de selectie van de dossiers voor de steekproef (deelwaarneming) zelf bepaalt

·  (…)

·  altijd een waarneming ter plaatse bij de curator, beschermingsbewindvoerder of mentor uitvoert (…)

·  zich een algemene indruk vormt van het kantoor en het kennisniveau binnen het kantoor.

(…) ”

2.3       In de loop van 2017 is bij de toenmalige directeur van klaagster, mevrouw [C], gemeld dat betrokkene voorafgaand aan de audit de dossiers voor de steekproef bekend maakt. Zij heeft daarop telefonisch contact gehad met betrokkene.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a. als betrokkene een audit uitvoert bij een bewindvoerder maakt hij vooraf bekend welke dossiers hij in zijn onderzoek betrekt, hetgeen niet is toegestaan;

b. betrokkene voert niet altijd onderzoek uit op locatie, terwijl dat wel is voorgeschreven.

3.3       Wat namens klaagster bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) maar - voor zover het daartoe kan dienen - als ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door/namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.         De gronden van de beslissing

Over de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Betrokkene heeft zich in de eerste plaats afgevraagd of mr. [A], die de klacht in naam van klaagster heeft ingediend, hiertoe wel bevoegd was. Op de zitting heeft mr. [A] onweersproken verklaard dat het bestuur hem op 20 november 2017 heeft gemachtigd om een klacht tegen betrokkene in te dienen, waarmee zijn bevoegdheid voldoende is komen vast te staan.

4.3       Betrokkene heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat klaagster niet eerst de klachtenprocedure bij het kantoor van betrokkene heeft gevolgd en evenmin de klacht heeft kortgesloten met het Landelijk Kwaliteitsbureau CBM. Ook dit verweer faalt, nu de Wtra het een noch het ander als voorwaarde stelt voor het indienen van een tuchtklacht bij de Accountantskamer.

4.4       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaatshad ná 4 januari 2014, worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.5       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.6       Op de zitting heeft de gemachtigde van klaagster gesteld dat [X] bijeenkomsten heeft georganiseerd voor de accountants die in haar pool de audits verzorgen. Bij die bijeenkomsten is volgens [X] uitdrukkelijk meegedeeld dat het niet is toegestaan om vooraf te laten weten welke dossiers in de steekproef worden betrokken en dat bij het uitvoeren van een audit altijd een waarneming ter plaatse moet worden uitgevoerd.

Betrokkene heeft betwist dat tijdens de bijeenkomst waarbij hij aanwezig is geweest, uitdrukkelijk is gezegd dat bij een audit een waarneming ter plaatse is voorgeschreven. De aldaar uitgereikte sheets zouden dat kunnen bewijzen, maar deze sheets heeft hij van [X] niet mogen overleggen, aldus betrokkene

4.7       De Accountantskamer stelt vast dat klaagster haar stellingen op het punt van de aan de accountants gedane mededelingen niet met stukken heeft onderbouwd en aldus niet aannemelijk heeft gemaakt, hetgeen gelet op de uitdrukkelijke betwisting door betrokkene, wel op haar weg had gelegen.

4.8       Betrokkene heeft op de zitting uiteengezet hoe hij een audit uitvoert.

Als een bewindvoerder zijn dossiers in de cloud heeft staan en betrokkene toegang heeft gegeven tot zijn systeem, begint betrokkene met het doornemen van deze digitale dossiers. Hij kijkt of zich bijzonderheden voordoen en maakt daar notities van. Incidenteel stelt betrokkene, vooruitlopend op het bezoek ter plaatse een paar dagen later, enkele vragen aan de bewindvoerder. Het gaat dan alleen om vragen van administratieve aard. Zwaarwegender kwesties worden alleen ter plaatse besproken. Betrokkene stelt zijn audit in de meerderheid van de gevallen volledig uit te voeren tijdens een bedrijfsbezoek, zij het dat hij soms wel vooraf inlogt. Alle te onderzoeken organisaties worden persoonlijk bezocht, aldus betrokkene.

4.9       De Accountantskamer overweegt ten aanzien van klachtonderdeel a. dat het Besluit noch het Protocol (dat niet de status heeft van bindende regels voor de beroepsgroep) bepaalt dat het vooraf bekend maken van de steekproef niet is toegestaan. Niettemin acht de Accountantskamer het aannemelijk dat uit het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid zoals bedoeld in artikel 2 onder d van de VGBA voortvloeit dat het vooraf melden welke dossiers allemaal zullen worden bekeken, niet bijdraagt aan het bereiken van de kwaliteit zoals die met het Besluit wordt nagestreefd, nu niet uitgesloten kan worden dat dossiers met het oog op het onderzoek worden aangepast.  

4.10     Betrokkene heeft op de zitting gemotiveerd weersproken dat hij (zoals klaagster heeft gesteld in haar klaagschrift) voorafgaand aan de waarneming ter plaatse een lijst opvraagt van alle dossiers en vervolgens aan de bewindvoerder laat weten welke dossiers hij in het kader van de audit zal onderzoeken. Nu klaagster de klacht op dit punt niet heeft onderbouwd en evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat de werkwijze van betrokkene, zoals hiervoor weergegeven – met inbegrip van incidentele voorafgaande vragen over dossiers, die de betrokken bewindvoerder/inkomensbeheerder aanleiding zouden kunnen

geven te veronderstellen dat de betreffende dossiers deel uitmaken van de steekproef, en hem daarom aanleiding zouden kunnen geven die dossiers (meer) op orde te brengen - heeft geleid tot een onjuist totaalbeeld van de kwaliteit van de door hem onderzochte (praktijkvoering van de) bewindvoerders en inkomensbeheerders, is dit klachtonderdeel ongegrond.

4.11     Ook klachtonderdeel b. is ongegrond, nu klaagster, mede in het licht van de verklaring van betrokkene dat hij in alle gevallen de te onderzoeken organisaties persoonlijk bezoekt en een waarneming ter plaatse uitvoert, niet aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene meermaals volstaat/volstaan heeft met het uitvoeren van audits op afstand.  

4.12     De klacht dient dan ook - in al haar onderdelen - ongegrond te worden verklaard.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. drs. M. Stempher, voorzitter, mr. J.W. Frieling en mr. I. Tubben (rechterlijke leden) en dr. C.M. van Nieuw Amerongen RA en D.J. ter Harmsel AA RB (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. P.A.M. Spreuwenberg, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2018.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.