ECLI:NL:TACAKN:2018:2 Accountantskamer Zwolle 17/1322 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2018:2
Datum uitspraak: 19-01-2018
Datum publicatie: 19-01-2018
Zaaknummer(s): 17/1322 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met waarschuwing
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Het meedenken over de wijze waarop de waarde van aandelen zou kunnen worden vastgesteld, betreft een transactiegerelateerde adviesdienst in de zin van standaard 5500N van de NV COS. Dit heeft de accountant niet onderkend. Indien de (verkregen) informatie beperkt en om die reden ontoereikend was, had het op zijn weg gelegen om zijn cliënt tijdig in te lichten dat hij (volgens de beroepsvoorschriften) de overeengekomen werkzaamheden niet kon uitvoeren. Dit heeft de accountant niet gedaan. Daarnaast zijn veronderstellingen in de rapportage niet duidelijk omschreven en toegelicht en posten als lonen en incidentele resultaten niet doorgrond. Schending van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Maatregel: waarschuwing.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1322 Wtra AK van 19 januari 2018 van

X B.V. ,

vertegenwoordigd door [X1],

gevestigd te [plaats1],  

K L A A G S T E R ,

raadsman: mr. R.J.M. Sintnicolaas,

t e g e n

Y ,

registeraccountant en accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. M.H.S. Verhoeven.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 16 juni 2017 ingekomen klaagschrift van die datum met bijlagen;

-        de op 27 juni 2017 ingekomen e-mail van klaagster met bijlage;

-        het op 16 augustus 2017 ingekomen verweerschrift van 15 augustus 2017 met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 30 oktober 2017 waar zijn verschenen: [X] B.V. vertegenwoordigd door haar bestuurder [X1] (hierna: [X1]), vergezeld van [A] (hierna: [A]) en bijgestaan door mr. R.J.M. Sintnicolaas, advocaat te Oosterhout, en betrokkene in persoon, bijgestaan door mr. M.H.S. Verhoeven, advocaat te Rotterdam.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is als openbaar accountant verbonden aan [B] Accountancy en Advies B.V. te [plaats2] (hierna: [B]).

2.2       [X1] en [A] werkten sinds 2012 samen in de vennootschap onder firma [VOF1]. Een groot deel van de activiteiten van de vennootschap hebben zij op 24 november 2014 ondergebracht in [BV1] Via hun besloten vennootschappen [X] B.V. respectievelijk [BV2] waren zij enig bestuurders van deze vennootschap en hielden zij in deze vennootschap gezamenlijk 75% van de aandelen.

2.3       In het najaar van 2015 is door een derde interesse getoond in de overname van de aandelen in [BV1]. [X1] en [A], die met [B] in gesprek waren over de financiering en administratie van een andere vennootschap, hebben in verband daarmee eind oktober 2015 betrokkene, achterbuurman van [X1], benaderd.

2.4       Per e-mail van 21 oktober 2015 heeft [X1] aan betrokkene balansen en winst- en verliesrekeningen van [VOF1] en van [BV1] over 2015 met betrekking tot de periode januari tot oktober (0-10) toegestuurd. In de balans en winst- en verliesrekening van de v.o.f. zijn ook de corresponderende cijfers van 2014 opgenomen. In de begeleidende mail heeft [X1] onder meer geschreven:

“(…)

Het doel is eind dit jaar alle activiteiten van de vof in de BV onder te brengen en de VOF op te heffen (..) ”

(...)

Oktober, november en december zijn altijd goede maanden. Die zouden we moeten meerekenen. (…)

Bedankt alvast voor het meedenken en de kosten moeten uiteraard in rekening worden gebracht.”

2.5       In reactie daarop heeft betrokkene [X1] en [A] op 23 oktober 2015 het volgende gemaild:

“Het is best wel lastig om op basis van de aangeleverde gegevens iets zinnigs te zeggen. De cijfers zoals opgenomen in het rapport van [VOF1] 2014 zijn niet dezelfde als welke je opgenomen hebt in de administratie van de VOF in vergelijking met 2015. In bijgaand Excel model heb ik geprobeerd een en ander in grote lijnen weer te geven. Let wel van belang is of uitgangspunten kloppen. Wordt resultaat 2015 en 2016 inderdaad wel zo hoog. Laten we in de loop van de dag even bellen.”

Op het bij de e-mail gevoegde excelmodel is vermeld:

Globale benadering waarde [BV1]

Daarin zijn cijfers vermeld over 2013, 2014 en over 2015 tot en met september en geprognosticeerde cijfers over 2015 en 2016 van de vennootschap onder firma en de besloten vennootschap. Daarbij is vermeld:

“In resultaten geen vpb en beperkte afschrijvingen en rente

(...)

Als extrapolaties kloppen (2015 geheel is 12/9*omzet/resultaat tot en met september, 2016 is 120% van 2015) zou je kunnen stellen dat een globale waarde als volgt kan worden benaderd

factor 6 tot 7* EBITA, zijnde € 1.453.000 tot € 1.680.000 vermeerderd met saldo liquide middelen en verminderd met saldo rentedragende schulden op moment van overname. Eind september was dit saldo € 56.662.

Let wel we hebben niets gezien van deze cijfers, er is geen rekening gehouden met vpb

Tevens is er van uit gegaan dat geen investeringen gedaan behoeven te worden.”

2.6       Per e-mail van 19 november 2015 heeft [X1] betrokkene laten weten sinds de waardering wat tegenvallers qua kosten gehad te hebben die nog niet geboekt waren.

2.7       Het hierboven onder 2.5 vermelde excelmodel heeft voor [X1] en [A] als basis gediend voor de bepaling van de koopprijs van de aandelen [BV1]. Deze aandelen zijn op 17 december 2015 geleverd aan [BV3]. [X1] en [A] zijn met de koper in een civielrechtelijk geschil geraakt omdat deze koopprijs te hoog zou zijn vastgesteld.

2.8       Per e-mail van 18 januari 2016 heeft betrokkene [X1] bevestigd een factuur te sturen voor werkzaamheden in oktober, november en december 2015 en hem gevraagd te laten weten of hij daarmee akkoord was. De werkzaamheden betreffen volgens de e-mail:

“21 en 22 oktober, advisering inzake een globale waardebepaling in verband met de verkoop van een belang in [BV1], 2 uur ;

17 tot 23 en 24 november, advisering inzake de verkoop van twee keer een belang in [BV1], 2 uur

16 en 18 december, advisering inzake aandeelhoudersovereenkomst, 1 uur. (...)”

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels omdat hij de door hem aangeleverde cijfers onvoldoende heeft doorgrond en de waardering zonder een controle van de cijfers heeft afgegeven terwijl hij wist dat klaagster deze cijfers bij de verkoop van de aandelen zou gebruiken en aan de koper zou verstrekken.

3.2       Wat namens klaagster bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen  (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) doch - voor zover het daartoe kan dienen - als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door/namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaatshad ná 4 januari 2014, worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       Aangaande de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.5       Betrokkene heeft in zijn verweerschrift naar voren gebracht dat de opdracht niet meer besloeg dan een mondeling verzoek van [X1] om mee te denken over de wijze van vaststelling van de waarde van de aandelen [BV1] bij inbreng in [BV3] op basis van de hierboven aangehaalde e-mail van 21 oktober 2015 en de bij deze e-mail gevoegde financiële informatie. Voorts heeft hij toegelicht dat hij deze opdracht heeft opgevat als een globale exercitie met beperkte zekerheid die door klaagster en haar medeaandeelhouders niet anders zou (kunnen) worden gebruikt dan als extra informatie bij een door henzelf te kiezen prijs bij participatie door een derde. Ten slotte heeft hij gewezen op een aantal door hem gemaakte kanttekeningen die erop wijzen dat hij richting de bestuurders van [BV1] kenbaar heeft gemaakt dat de door hem uitgevoerde waardebepaling slechts (zeer) globaal was.

4.6       Daarnaast heeft betrokkene betoogd dat hij niet verder betrokken is geweest bij de transactie, niet door klaagster is geïnformeerd over het uiteindelijke gebruik van de globale waardering en niet heeft kunnen verifiëren op welke wijze daarbij is omgegaan met de globale waardebepaling.

4.7       Niettegenstaande vorenstaand verweer heeft betrokkene erkend dat hij achteraf beschouwd bij het opstellen van de globale waardebepaling van [BV1] en de daaraan voorafgaande en daarop volgende communicatie met de bestuurders van de vennootschap op een aantal punten op een andere wijze had kunnen en moeten handelen om in overeenstemming met de toepasselijke vaktechnische voorschriften te handelen.

4.8       Tussen partijen is niet in geschil dat de (mondelinge) opdracht een verzoek van [X1] betrof om mee te denken over de wijze waarop, bij inbreng van aandelen [BV1] in [BV3], de waarde van de aandelen zou kunnen worden vastgesteld. Een dergelijke opdracht betreft een transactiegerelateerde adviesdienst in de zin van standaard 5500N van de NV COS, hierna: Standaard 5500N. In weerwil van het standpunt van klaagster is het de Accountantskamer niet gebleken dat NV COS 3400 of NV COS 4400 de voor de opdracht geëigende Standaard zou zijn.

4.9       Bij opdrachten tot het verlenen van transactiegerelateerde adviesdiensten levert de beroepsbeoefenaar adviesdiensten met betrekking tot een voorgenomen transactie van een opdrachtgever (Standaard 5500N, paragraaf 2). Het primaire doel van een transactiegerelateerde adviesdienst is het ondersteunen van de geautoriseerde gebruiker van een rapportage bij aspecten van het besluitvormingsproces inzake de voorgenomen transactie (Standaard  5500N, paragraaf 8). Koop van aandelen wordt in paragraaf 2 van de Standaard 5500N uitdrukkelijk als voorbeeld van een voorgenomen transactie genoemd, maar ook ‘meedenken’ of ‘sparren’, zoals betrokkene zijn werkzaamheden in zijn verweerschrift heeft gekwalificeerd, vallen daaronder.

Betrokkene heeft gelet op het vorenstaande niet (tijdig) onderkend dat de opdracht, ondanks haar beperkte reikwijdte, kwalificeerde als een opdracht voor de uitvoering waarvan voldaan moest worden aan de voorschriften van Standaard 5500N.

Paragraaf 19 van deze Standaard vereist dat een gegeven opdracht schriftelijk wordt vastgelegd. In de opdrachtbevestiging had betrokkene de intentie van de opdracht, inhoudende het globaal bepalen van een waarde, met de in paragraaf 19 voorgeschreven elementen moeten opnemen. Indien, zoals betrokkene naar voren heeft gebracht, de (verkregen) informatie  beperkt en om die reden ontoereikend was, had het op zijn weg gelegen om zijn cliënt tijdig in te lichten dat hij (volgens de beroepsvoorschriften) de overeengekomen werkzaamheden niet kon uitvoeren. Dit heeft hij niet gedaan. De maatregelen die betrokkene -in zijn terminologie voorbehouden- bij het verstrekken van het excelmodel heeft getroffen (het kwalificeren van de waardering als globale waardering, het wijzen op de verstrekte beperkte informatie, geen gebruik maken van een formele rapportage op [B] briefpapier of een anderszins op formele wijze uitgevoerde waardering) kwalificeren niet als toereikend als bedoeld in artikel 21 VGBA.

De Accountantskamer stelt voorts vast dat in de rapportage veronderstellingen (extrapolaties) niet duidelijk zijn omschreven en toegelicht en dat posten als lonen en incidentele resultaten, zoals door klaagster onbetwist is betoogd, niet zijn doorgrond.  Slotsom is dan ook dat betrokkene bij de uitvoering van de opdracht en in de schriftelijke rapportering daarover in het excelmodel (paragraaf 28) niet heeft voldaan aan de in Standaard 5500N opgenomen beroepsvoorschriften. Aldus heeft hij gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. In zoverre is de klacht gegrond. 

4.10     Volgens klaagster wist betrokkene dat zijn rapportage mede bedoeld was om aan de koper ten behoeve van de verkoop te verstrekken althans in te brengen bij verkooponderhandelingen en treft hem te meer een verwijt omdat hij dat heeft veronachtzaamd. Betrokkene heeft betwist dat klaagster hem op de hoogte heeft gesteld van het feit dat zij zijn waardering op die wijze zou gebruiken. Nu een toereikende onderbouwing hiervoor ontbreekt, heeft klaagster dit standpunt niet aannemelijk gemaakt zodat dit verwijt geen doel treft.

4.11     Nu de klacht (gedeeltelijk) gegrond moet worden verklaard, kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij de beslissing daarover houdt zij rekening met de aard en de ernst van het verzuim van de betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van waarschuwing passend en geboden. Daarbij heeft de Accountantskamer in ogenschouw genomen dat betrokkene heeft ingezien dat hij zich bij de uitvoering van de opdracht niet heeft gehouden aan de beroepsvoorschriften en dat de door hem gemaakte voorbehouden tegen die achtergrond tekortschoten.  

4.12      Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht gegrond op de wijze zoals hiervoor is vermeld en voor het overige ongegrond;

·       legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van waarschuwing ;

·       verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

·       verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klaagster betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klaagster vergoedt.

Aldus beslist door mr. drs. M. Stempher, voorzitter, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. E.W. Akkerman (rechterlijke leden) en drs. R.G. Bosman RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2018.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.