ECLI:NL:TACAKN:2017:77 Accountantskamer Zwolle 17/674 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2017:77
Datum uitspraak: 15-12-2017
Datum publicatie: 15-12-2017
Zaaknummer(s): 17/674 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   De geestelijke gesteldheid van een cliënt dient voor een accountant een punt van aandacht en oplettendheid te zijn. Gelet op de leeftijd en de medische situatie van cliënt had er sprake kunnen zijn van handelingsonbekwaamheid en had het voor de hand gelegen dat betrokkenen deze situatie met een collega had besproken en de uitkomsten daarvan had vastgelegd. Klaagsters, dochters van cliënt, op wie in dezen de bewijslast rust, hebben echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de cliënt daadwerkelijk, en op voor betrokkene kenbare wijze, handelingsonbekwaam was. Klaagsters hebben aangevoerd dat er van de bankrekening van cliënt meer dan € 100.000 aan betalingen zijn gedaan ten behoeve van luxegoederen, bestemd voor de partner van cliënt, en meer dan € 100.000 aan contante opnames. Betrokkene heeft gesteld dat het voeren van de administratie en het controleren daarvan niet tot haar takenpakket hoorde. Hiermee is de klacht, mede gelet op het uitgangspunt van handelingsbekwaamheid van cliënt, voldoende weersproken. Het verwijt dat betrokkene niet heeft opgetreden tegen de opname van een legaat van € 200.000 ten gunste van de partner in het testament van cliënt treft geen doel. Het gewenste legaat was reeds besproken met de voorganger van betrokkene en betrokkene heeft slechts de wensen van cliënt aan de notaris doorgegeven. Klacht ongegrond.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/674 Wtra AK van 15 december 2017 van

1) X1,

2) X2,

3) X3,

K L A A G S T E R S ,

t e g e n

mr. drs. Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats1],

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouw: mr. T.L. Cieremans.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 21 maart 2017 ingekomen klaagschrift van 19 maart 2017 met bijlagen;

-        het op 16 mei 2017 ingekomen verweerschrift van dezelfde dag met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 30 juni 2017 waar zijn verschenen: klaagsters in persoon, en betrokkene in persoon, bijgestaan door mevrouw mr. T.L. Cieremans, advocate te Rotterdam.

1.3       Klaagsters en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sedert [datum] als registeraccountant ingeschreven in het ledenregister van thans de Nba en is verbonden aan [A] adviseurs ● accountants te [plaats1].

2.2       Klaagsters zijn de dochters en (mede)erfgenamen van de op [datum] geboren en op [datum] overleden [B] (hierna: [B]). [B] was ondernemer (in ruste) en directeur-grootaandeelhouder van tenminste één besloten vennootschap.

2.3       Betrokkene was als opvolger van [C], vanaf halverwege 2012 (formeel) de accountant van [B] en de besloten vennootschap [BV1]. Eind 2012 heeft betrokkene [B] voor het eerst bezocht.

2.4       Op 27 juni 2013 heeft [B] een opdrachtbevestiging ondertekend (productie 6 bij het klaagschrift). Namens (destijds zogeheten) [A] accountants & adviseurs heeft betrokkene de opdrachtbevestiging ondertekend. Daarin is onder meer opgenomen:

“De opdracht omvat de volgende werkzaamheden het verzorgen van uw aangiften inkomstenbelasting. In de opdracht is ook begrepen dat wij op uw verzoek adviseren op bedrijfseconomisch, fiscaal-juridisch en juridisch gebied. Ook begeleiden wij u op uw verzoek bij het voeren van uw privé-administratie.”.

2.5       Mevrouw [D] ([D]) was de (nieuwe)  partner van de heer [B].

2.6       In ieder geval vanaf 2011 had [B] te lijden onder een verslechterende gezondheid, die resulteerde in diverse ziekenhuisopnames en een intensieve verzorging door onder andere de thuiszorg. Klaagsters hebben diverse (gedeelten uit) medische dossiers van [B] overgelegd.

2.7       De accountantskosten bedroegen in 2013: € 15.900 en in 2014: € 8.118. In de zes daaraan voorafgaande jaren bedroegen de accountantskosten jaarlijks maximaal € 3.475.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klaagsters gehandeld in strijd met de voor haar geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagsters gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a. vanaf het moment dat betrokkene de werkzaamheden ten behoeve van [B] overneemt, zijn de accountantskosten exorbitant gestegen;

b. de werkzaamheden zijn niet goed, dan wel niet volledig uitgevoerd;

c. de opdrachtbevestiging is anderhalf jaar na de start van de werkzaamheden gedateerd;

d. betrokkene heeft geen actie ondernomen naar aanleiding van het financieel misbruik door [D] jegens [B];

e. betrokkene heeft niet, dan wel niet juist gehandeld bij het opstellen van het (nieuwe) testament door [B];

f. betrokkene liet zich met grote regelmaat fêteren door [D].

3.3       Wat door of namens klaagsters bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) doch - voor zover het daartoe kan dienen - als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door of namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 33 Wet op de Registeraccountants (oud, hierna: Wet RA),en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had in de periode van 1 januari 2007 tot 4 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende Verordening gedragscode (RA’s) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1 en, voor zover dit plaatshad ná 4 januari 2014, aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagsters is om feiten en omstandigheden te stellen en – in geval van (gemotiveerde) betwisting – aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       Alvorens de afzonderlijke klachtonderdelen te behandelen wil de Accountantskamer vooreerst ingaan op de door klaagsters gestelde achtergrond van deze klachten. Deze achtergrond is volgens klaagsters dat de conditie van [B] tijdens de werkzaamheden van betrokkene lichamelijk en geestelijk sterk verslechterde, hetgeen uiteindelijk tot het overlijden van [B] heeft geleid. Centrale vraag daarbij is volgens klaagsters of [B] in de jaren voor zijn overlijden nog handelingsbekwaam was.

4.5       Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat zij in geval van een vermoeden van handelingsonbekwaamheid ten gevolge van ziekte en/of ouderdom, in overleg met een collega, familie en naasten bewindvoering of ondercuratelestelling zou adviseren. Betrokkene heeft voorts in haar verweerschrift en ter zitting verklaard in het geval van [B] op geen enkele wijze signalen van een verminderde handelingsbekwaamheid te hebben gesignaleerd.

4.6       De Accountantskamer is van oordeel dat de geestelijke gesteldheid van een cliënt voor een accountant een punt van aandacht en oplettendheid dient te zijn. Gelet op de leeftijd van [B] en zijn medische situatie (2.6), had er, naar het oordeel van de Accountantskamer, sprake kunnen zijn van handelingsonbekwaamheid en had voor de hand gelegen dat betrokkene deze situatie met een collega had besproken en de uitkomsten daarvan had vastgelegd. De Accountantskamer is echter, gelet op de overgelegde stukken, van oordeel dat klaagsters, op wie in dezen de bewijslast rust (4.3) niet, althans onvoldoende, aannemelijk hebben gemaakt dat [B] daadwerkelijk – en op voor betrokkene kenbare wijze – handelingsonbekwaam was. Bij de beoordeling van de klachtonderdelen zal de Accountantskamer derhalve uitgaan van de handelingsbekwaamheid van [B].

klachtonderdeel 3.2.a

4.7       Klaagsters hebben aan de hand van de nota’s berekend dat de accountantskosten in de jaren 2013 en 2014 vele malen hoger waren dan in de voorgaande jaren (2.7). Betrokkene heeft daartegenin gebracht dat in die jaren andere en intensievere werkzaamheden zijn verricht, waaronder het opheffen van de besloten vennootschap van [B].

4.8       De Accountantskamer memoreert dat volgens haar vaste rechtspraak, in het kader van een tuchtrechtelijke procedure over declaraties slechts met succes kan worden geklaagd, indien de betrokken accountant bij het opstellen en indienen van de declaraties zodanig in strijd met de van hem te verlangen zorgvuldigheid, integriteit of professionaliteit heeft gehandeld, dat daardoor aan de orde is een schending van het bepaalde bij (thans) de Wab, zoals een handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep, of van het krachtens die wet bepaalde, zoals (thans) de VGBA. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan situaties waarin de betrokken accountant bij zijn cliënt bewust en te kwader trouw onjuiste of misleidende declaraties indient. Ook heeft te gelden dat het door een accountant maken van een specifieke afspraak ter zake, of het nemen van verantwoordelijkheid voor zo’n afspraak, meebrengt dat het - ook door (onder zijn verantwoordelijkheid vallende) anderen - niet nakomen daarvan, hem een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan opleveren.

4.9       De Accountantskamer is van oordeel dat klaagsters, op wie in dezen de bewijslast rust (4.3), met hetgeen zij hebben aangevoerd geen, althans onvoldoende, bewijs hebben aangedragen voor het oordeel dat sprake is van een bijzondere situatie zoals bedoeld onder 4.8. Het eerste klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

klachtonderdeel 3.2.b

4.10     Klaagsters hebben ten aanzien van dit klachtonderdeel onder meer aangevoerd dat ze bij het overlijden van [B] voor € 15.000 aan onbetaalde nota’s hebben gevonden, terwijl dit juist één van de (kern-)werkzaamheden was van betrokkene. Betrokkene heeft op dit punt aangevoerd dat het slechts haar taak was de door [B] klaargelegde facturen te betalen (door het invullen van de acceptgirokaarten), maar dat haar werkzaamheden niet zagen op het opruimen van bankafschriften of het controleren van mutaties.

4.11     De Accountantskamer is van oordeel dat klaagsters op wie in dezen de bewijslast rust (4.3) niet aannemelijk hebben gemaakt dat tot betrokkenes werkzaamheden de controle op de volledigheid van de facturen behoorde. Het tweede klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

klachtonderdeel 3.2.c

4.12     Inzake dit klachtonderdeel heeft betrokkene aangevoerd dat de werkzaamheden tot het moment van het opheffen van de besloten vennootschap in het kader van een opdrachtbevestiging vanwege die BV zijn uitgevoerd en dat pas daarna [B] in persoon opdrachtgever werd en dat dientengevolge op dat moment een (nieuwe) opdrachtbevestiging is opgesteld en ondertekend. De Accountantskamer is van oordeel dat dit klachtonderdeel hiermee voldoende is weersproken en dat het ongegrond dient te worden verklaard.

klachtonderdeel 3.2.d

4.13     Klaagsters hebben ten aanzien van dit klachtonderdeel aangevoerd dat [D] misbruik heeft gemaakt van de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van hun vader. Van zijn bankrekening zijn voor een bedrag van meer dan € 100.000 aan betalingen gedaan ten behoeve van luxe-goederen bestemd voor [D] en er zijn nog eens meer dan € 100.000 aan onverklaarbare contante opnames geconstateerd.

4.14     Betrokkene heeft zich tegen dit klachtonderdeel verweerd door te stellen dat het voeren van de administratie en/of het controleren niet tot haar takenpakket hoorde. Voorts heeft betrokkene aangevoerd dat het haar gelet op de geheimhoudingsplicht niet vrij stond, zonder toestemming, met derden over aspecten van de werkzaamheden ten behoeve van [B] te spreken.

4.15     Gelet op het uitgangspunt van handelingsbekwaamheid van [B] (4.4) is de Accountantskamer van oordeel dat dit klachtonderdeel voldoende is weersproken door betrokkene en dat het ongegrond dient te worden verklaard.

klachtonderdeel 3.2.e

4.16     Klaagsters hebben gesteld dat [B] voor zijn overlijden zijn testament zodanig heeft aangepast dat daarin een legaat van € 200.000 ten gunste van [D] is opgenomen. Klaagsters betreuren dit en verwijten betrokkene hiertegen niet, althans onvoldoende, te hebben opgetreden. Betrokkene heeft aangevoerd dat [B] het gewenste legaat reeds met haar voorganger, de heer [C], heeft besproken en dat zij slechts de wensen van [B] aan de notaris heeft doorgegeven.

4.17     De Accountantskamer is van oordeel dat mede gelet op het uitgangspunt van handelingsbekwaamheid van [B], klaagsters niet, althans onvoldoende, inzichtelijk hebben gemaakt van welk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door betrokkene in dit geval sprake is. Het vijfde klachtonderdeel dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

klachtonderdeel 3.2. f

4.18     Klaagsters hebben ten aanzien van dit klachtonderdeel aangevoerd dat betrokkene, onder meer vanwege het onder 4.16 vermelde, in het testament op te nemen, legaat met grote regelmaat door [D] is gefêteerd.

4.19     De Accountantskamer is van oordeel dat reeds omdat klaagsters nog geen begin van een bewijs hebben aangevoerd wat betreft dit (zwaarwegende) verwijt, zij de verweten gedragingen niet aannemelijk hebben gemaakt. Het zesde en laatste klachtonderdeel dient evenzeer ongegrond te worden verklaard.

4.20     Gelet op het voorgaande dient de klacht in al haar onderdelen – ongegrond te worden verklaard.

4.21      Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.W. Akkerman, voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. R.P. van Eerde  (rechterlijke leden) en drs. W.J. Schoonderbeek RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. H.J. Haanstra, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 15 december 2017.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.