ECLI:NL:TACAKN:2016:45 Accountantskamer Zwolle 16/137 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2016:45
Datum uitspraak: 10-06-2016
Datum publicatie: 10-06-2016
Zaaknummer(s): 16/137 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie:   Belastingfraude betrokkene. Definitieve doorhaling voor maximale termijn.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/137 Wtra AK van 10 juni 2016 van

HET OPENBAAR MINISTERIE ,

Functioneel Parket, eenheid Rotterdam,

vertegenwoordigd door officier van justitie mr. F.W. de Nerée tot Babberich,

K L A G E R ,

gemachtigde: drs. R.E. Dohmen RA AA,

t e g e n

Y ,

voorheen registeraccountant,

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 14 januari 2016 ingekomen klaagschrift van 13 januari 2016 met bijlagen;

-        de op 22 februari 2016 ingekomen brief van 16 februari 2016 van betrokkene.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 20 mei 2016 waar zijn verschenen: namens klager zijn vertegenwoordiger, mr. F.W. de Nerée tot Babberich en zijn gemachtigde, drs. R.E. Dohmen RA AA. Betrokkene heeft in voormelde brief van 16 februari 2016 te kennen gegeven geen reden te hebben om zich te verdedigen en af te zien van de mogelijkheid ter zitting te verschijnen.

1.3       Klager heeft op genoemde zitting zijn standpunt doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene was van [datum] tot [datum] als registeraccountant ingeschreven in het register van het NIVRA (vanaf 1 januari 2013 van de Nba). Hij hield praktijk onder de naam “Maatschap [Y] & Partners Registeraccountants” in [plaats1]. Per 1 januari 2011 heeft betrokkene zijn accountantspraktijk verkocht.

2.2       Betrokkene trad voor derden op als algemeen en beperkt fiscaal vertegenwoordiger; hij diende onder voormelde naam “Maatschap [Y] & Partners Registeraccountants” aangiften omzetbelasting (hierna: OB) in.

2.3       Onder leiding van de officier van justitie hebben opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD kantoor Den Haag een strafrechtelijk onderzoek uitgevoerd naar het indienen van opzettelijk onjuiste  aangiften omzetbelastingbelasting door/namens Maatschap [Y] & Partners registeraccountants. Het onderzoek zag op belastingaangiften over de periode in de jaren 2009 tot en met 2013.

2.4       Uit de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek is het volgende naar voren gekomen, zoals door klager verwoord in zijn klaagschrift:

“Voor een groot aantal klanten verzorgde [Y] de aangiften OB. Als fiscaal vertegenwoordiger trad [Y] op voor een aantal buitenlandse ondernemingen. Hij zorgde onder andere voor de fiscale afhandeling van de invoer en doorvoer van grote partijen molybdeen (een soort metaal), afkomstig uit [plaats2] ([land1]) en bestemd voor een bedrijf uit [plaats3] ([land2]). Vanaf juni 2009 heeft hij stelselmatig, zonder enige rechtsgrond, de voorbelasting op zijn eigen, als beperkt fiscaal vertegenwoordiger, ingediende aangiften OB verhoogd. In eerste instantie met afgeronde bedragen tussen € 100.000 en € 400.000. Vanaf begin 2010 is voorbelasting teruggevraagd ter zake van facturen, waarop het nultarief van toepassing is.

Zoals hiervoor reeds gememoreerd heeft [Y] vanaf juni 2009 de voorbelasting op de maandaangiften OB nagenoeg structureel verhoogd, zonder dat daar een legitieme grond voor aanwezig was. Gedurende de periode juni 2009 t/m maart 2010 is dit gebeurd met afgeronde bedragen (variërend tot € 400.000 per maand) en vanaf april 2010 t/m december 2013 met willekeurige bedragen. In totaal is over de jaren 2009 tot en met 2013 voor een bedrag ter  grootte van € 6.902.605 (!) gefraudeerd. Een gedeelte van dit fraudebedrag ziet echter op een periode die in tuchtrechtelijke zin inmiddels is verjaard, waardoor het fraudebedrag dat betrekking heeft op de tuchtrechtelijk verweten periode € 5.802.605 bedraagt.”.

2.5       In het door klager overgelegde proces-verbaal in verband met het hiervoor vermelde strafrechtelijke onderzoek is onder meer het volgende opgenomen:

7.2.3 Verklaring van verdachte [Y] d.d.16 juli 2015 (V-001-03)

Op 16 juli 2015 heeft verdachte [Y], samengevat en in woorden van

gelijke strekking, onder andere het volgende verklaard:

·      Hij geeft toe de e-mail van 24 januari 2013, die over de aangifte omzetbelasting over december 2012 gaat, zelf gemaakt te hebben;

·      Hij vertelt dat er geen verband is tussen facturen aan [A] (Accountantskamer: [A] Ltd) en de bedragen die hij onterecht op de aangifte omzetbelasting onder de naam van [A] heeft ingevuld;

·      Hij geeft toe de e-mails van [A] zelf gemaakt te hebben ter afdekking van de verzonnen bedragen aan voorbelasting;

·      Hij denkt dat hij 10 of 11 keer dergelijke e-mails gemaakt heeft;

·      Hij geeft toe de aangiften omzetbelasting over december 2010, mei 2011, december 2011, juni 2012 en juni 2013 onjuist te hebben gedaan, net als de eerder getoonde aangiften over 2010 en 2013, en de verzonnen bedragen voorbelasting vanaf januari 2013 afgedekt te hebben met de valse e-mails;

·      Hij had geen idee dat hij in de jaren 2009 tot en met 2013 een bedrag van ca. € 6,9 miljoen onjuist op de aangiften heeft gezet;

·      Hij gaat uitgebreid in op zijn motieven en de besteding van het geld;

·      (…)

Een citaat uit dit verhoor luidt:

“Antwoord gehoorde:

“Ik had niet het idee dat het bedrag inmiddels zo opgelopen was, ik heb dat niet geweten. Het ging geleidelijk. Ik snap echt niet hoe ik dat ooit zo heb kunnen doen. Het is gewoon verschrikkelijk, ik zal het mijzelf nooit vergeven dat ik zo zwak ben geweest. Ik vraag mij zelf ook af, waarom nou? Ik heb alles weggeven of gebruikt om belasting te betalen. Het verkrijgen van die bedrijven is er ook allemaal ingeslopen. Het is begonnen met [B] (Accountantskamer: [B] B.V.) en er kwamen allerlei bedrijven bij. Mijn grote probleem is dat ik nu eenmaal geen nee kan zeggen, tegen niemand. Niet tegen mijn vrouw, niet tegen mijn kinderen maar ook niet zakelijk. Ik ben daarvoor nu een jaar onder behandeling van een psycholoog en het gaat nu wat dat betreft wel wat beter met mij. Als mensen financieel in de problemen zitten en ze komen dan bij mij, dan wil ik ze helpen. Het begon met geld uitlenen aan mensen en dat geld werd geleend tegen een rente percentage met een contract. Maar de problemen begonnen pas echt toen mensen leningen niet terugbetaalden. Ik dacht dan ik leen aan iemand anders wel geld uit en dat gaat dan zelfs meer opleveren dat het bedrag van de andere lening dat niet terugbetaald wordt, en op die manier wilde ik de niet terug betaalde lening goedmaken. Maar het werd van kwaad tot erger. Ik kwam er niet meer uit. Als u mij voorhoudt dat het bijna ongelofelijk is dat ik valse e-mails heb gemaakt en opzettelijk onjuiste aangiften OB ingediend met alle risico’s van dien zonder eigen geldelijk gewin, alleen om andere mensen te helpen, dan begrijp ik wat u zegt. Nu zeg ik, ik moet gek geweest zijn, ik kan het niet anders verklaren. Ik vind het ook heel erg dat ik het vertrouwen van meneer [C] van Belastingdienst Haaglanden zo beschaamd heb. Als u mij vraagt hoe het kan, weet ik het oprecht niet. Mijn vrouw heeft weleens gezegd dat ik geen angst ken.

Misschien is dat de verklaring. Ik was niet bang voor de risico’s. De vraag om geld bleef komen en het werd steeds makkelijker om het te doen want het ging zo makkelijk.”.

2.6       In zijn onder 1.1 vermelde brief heeft betrokkene onder meer geschreven:

Zoals u weet, heb ik mij al laten uitschrijven uit het register. Dit heb ik gedaan, omdat ik van mening ben de stand van de accountants geschaad te hebben met mijn handelwijze. Op grond hiervan heb ik mijzelf voor het leven uit het register geschrapt.

Er is voor mij geen reden om mij te verdedigen tegen de aanklacht van het Openbaar Ministerie. Hiervoor verwijs ik u naar mijn verklaring op 16 juli 2015, zoals in het klaagschrift weergegeven.

Op grond van het bovenstaande zie ik af van de mogelijkheid om ter zitting mijzelf te verdedigen.”.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de klacht ligt, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klager gegeven toelichting:

dat betrokkene de op en na 29 januari 2010 ingediende aangiften omzetbelasting van december 2009 tot en met december 2013 opzettelijk onjuist heeft gedaan, hetgeen volgens klager niet alleen strafbaar is op grond van art. 69 lid 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, maar daarnaast in strijd is met het fundamentele beginsel "integriteit" als bedoeld in artikel A-100.4 sub a. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-110 van de Verordening gedragscode (RA’s) (hierna: VGC).

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en de door betrokkene daarop gegeven reactie overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 33 Wet op de Registeraccountants (oud, hierna: Wet RA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen, onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. Hierbij verdient opmerking dat een accountant, ook nadat hij is uitgeschreven uit het accountantsregister, tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor handelen of nalaten dat zich heeft voorgedaan in de periode dat hij nog wel ingeschreven stond.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaats had in de periode van 1 januari 2007 tot 4 januari 2014, worden getoetst aan de in die periode geldende VGC en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1, en voor zover dit plaatshad ná 4 januari 2014 aan de sindsdien geldende VGBA.

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       De resultaten van het onderzoek zoals vermeld onder 2.4 zijn door betrokkene niet betwist en door hem in het onder 2.5 vermelde verhoor en in zijn onder 2.6 vermelde brief bevestigd. Hiermee is tuchtrechtelijk voldoende aannemelijk geworden dat betrokkene in de periode van 29 januari 2010 (de datum van indiening door betrokkene van de aangifte OB van december 2009) tot en met 30 januari 2014 (de datum van indiening door betrokkene van de aangifte OB van december 2013) de aangiften omzetbelasting namens de Maatschap [Y] & Partners Registeraccountants als fiscaal vertegenwoordiger telkens bewust onjuist heeft gedaan.

4.5       Het gedrag van betrokkene moet worden aangemerkt als oneerlijk en onoprecht handelen in zijn zakelijke betrekkingen en in strijd met de voor betrokkene relevante wet- en regelgeving. Betrokkene heeft met zijn handelen ook het accountantsberoep in diskrediet gebracht. Dit gedrag is aldus in strijd met de fundamentele beginselen "integriteit" en "professioneel gedrag" c.q. “professionaliteit” als bedoeld in artikel A-100.4 onder a. en e. en nader uitgewerkt in de hoofdstukken A-110 en A-150 van de VGC en als bedoeld in de paragrafen 2.3 en 2.2 van de VGBA (voor zover het betreft de aangifte OB van 30 januari 2014). De klacht dient dan ook gegrond te worden verklaard.

4.6       Nu de klacht gegrond moet worden verklaard, kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij de beslissing daaromtrent houdt zij rekening met de aard en de ernst van het verzuim van de betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. Hoewel betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, heeft hij met zijn handelen eerdergenoemde fundamentele beginselen op flagrante wijze geschonden. De Accountantskamer acht in deze klachtzaak alles overziende dan ook de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register als bedoeld in artikel 2, onder e. Wtra passend en geboden, onder bepaling van de termijn dat betrokkene niet opnieuw kan worden ingeschreven op de maximale duur van tien jaren.

4.7        Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register als bedoeld in artikel 2, onder e. Wtra, welke maatregel ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;
  • bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 10 (tien) jaren;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;
  • verstaat dat betrokkene op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra het door klager betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,- (zeventig euro) aan klager zal vergoeden.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. A.L. Goederee (rechterlijke leden) en J. Maan AA en drs. W.J. Schoonderbeek RA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. H.J. Haanstra, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2016.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.