ECLI:NL:TACAKN:2015:91 Accountantskamer Zwolle 15/1292 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:91
Datum uitspraak: 07-08-2015
Datum publicatie: 07-08-2015
Zaaknummer(s): 15/1292 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie:   Niet betalen eerder door de Accountantskamer opgelegde boete van € 900,=. Daarom thans op grond van art. 5 Wtra de nadere maatregel 1 maand tijdelijke doorhaling.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 7 augustus 2015 in de zaak met nummer 15/1292 Wtra AK , welke zaak ingevolge artikel 5, lid 4 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) is voortgevloeid uit de zaak met nummer 14/1769 Wtra PE van de

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSVERENIGING van ACCOUNTANTS (Nba) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

verblijvende te [land]

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-       haar beslissing van 6 februari 2015 in de zaak van de Nba tegen betrokkene met nummer 14/1769 Wtra PE;

-       een last tot tenuitvoerlegging van die beslissing, gegeven door haar voorzitter op 3 april 2015;

-       een brief van 20 mei 2015 van haar voorzitter aan betrokkene;

-       de oproeping van betrokkene van 25 juni 2015 om op 24 juli 2015 door de Accountantskamer te worden gehoord;

-       de e-mails van betrokkene van 25 juni 2015;

-       de reactie van haar voorzitter van 26 juni 2015 aan betrokkene.

1.2 Betrokkene is op 24 juli 2015, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder kennisgeving niet verschenen en heeft zich toen evenmin laten vertegenwoordigen.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de stukken stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene staat als registeraccountant ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep (voorheen: artikel 55, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants).

2.2 Bij de beslissing van de Accountantskamer van 6 februari 2015 is aan betrokkene, wegens ‑ kort weergegeven ‑ het niet naleven van zijn PE-verplichtingen, onder meer als maatregel een geldboete van € 900,-- opgelegd.  Die beslissing is op 23 maart 2015 onherroepelijk geworden. Bij de last tot tenuitvoerlegging van die beslissing van 3 april 2015 is betrokkene de gelegenheid geboden de geldboete te voldoen vóór 1 mei 2015. In de brief van 20 mei 2015 van de voorzitter van de Accountantskamer is betrokkene een laatste gelegenheid geboden de genoemde boete alsnog binnen een termijn van 2 weken te betalen. Betrokkene heeft de boete niet voldaan.

3. De gronden van de beslissing

Omtrent het niet (tijdig) voldoen aan de last tot tenuitvoerlegging van 3 april 2015 overweegt de Accountantskamer het volgende.

3.1 Van betrokkene is op de last tot tenuitvoerlegging en op de brief van 20 mei 2015 geen enkele reactie ontvangen.  In reactie op de oproeping voor de zitting heeft hij bij de e-mailberichten van 25 juni 2015 laten weten voor de betaling van de geldboete een betalingsregeling te hebben getroffen en een bewijs daarvan over te zullen leggen. De voorzitter heeft betrokkene in reactie daarop laten weten dat alleen hij bevoegd is tot het treffen van een betalingsregeling, maar zo’n beslissing niet te hebben genomen. Het vorenbedoeld bewijs heeft betrokkene niet overgelegd

3.2 Van betrokkene is niet vernomen of en, zo ja, welke redenen hij had tot het achterwege laten van betaling van de geldboete. De Accountantskamer gaat er daarom van uit dat deze niet bestonden, zodat geen rechtvaardiging is gebleken voor het uitblijven van de betaling van de aan betrokkene opgelegde boete. Deze nalatigheid levert strijd op met de wet en met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

3.3 Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer het passend en geboden om betrokkene thans de in artikel 2, eerste lid, aanhef en sub d. Wtra bedoelde ‑ nadere ‑ maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de registers als bedoeld in artikel 1 onder i. van de Wtra op te leggen voor de hierna te vermelden duur. De Accountantskamer heeft bij dit oordeel rekening gehouden met de hoogte van de niet betaalde boete en met de omstandigheid dat betrokkene herhaaldelijk is gewaarschuwd voor eventuele ambtshalve toepassing van het bepaalde in het vierde lid van artikel 5 Wtra.  

4. De beslissing

De Accountantskamer:

1.   legt aan betrokkene op de - nadere - maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register als bedoeld in artikel 2, onder d. Wtra voor de duur van één maand.  Deze doorhaling gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

2.   verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid, juncto artikel 47 Wtra, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers bedoeld in artikel 1, onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter en mr. E.F. Smeele (rechterlijke leden) en A.M.H. Homminga AA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2015.

_________                                                                             __________

secretaris                                                                               voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op: ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­________________________

___________________________________________________________________________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, kunnen betrokkene dan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.