ECLI:NL:TACAKN:2015:102 Accountantskamer Zwolle 15/1161 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:102
Datum uitspraak: 14-09-2015
Datum publicatie: 14-09-2015
Zaaknummer(s): 15/1161 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Het voeren van de handelsnaam X-accountants en het gebruiken van de domeinnaam X-accountants.nl door een kantoor waaraan maar één accountant is verbonden, levert op zichzelf beschouwd geen schending op van het fundamentele beginsel van integriteit. Andere omstandigheden die het oordeel rechtvaardigen dat betrokkene niet eerlijk en oprecht is opgetreden en de waarheid geweld heeft aangedaan, zijn niet gebleken. Betrokkene legt op de website van het kantoor duidelijk uit dat het een eenmanskantoor is. Niettemin verdient het geen aanbeveling om een kantoornaam te voeren die suggereert dat er meer dan één accountant aan het kantoor is verbonden, terwijl dat feitelijk niet het geval is.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 14 september 2015 in de zaak met nummer 15/1161 Wtra AK van

DE MAATSCHAP X ,

vertegenwoordigd door [A] AA,

K L A A G S T E R ,

raadslieden: mr. L.F.A. Waters en mr. J.F.M. Verheij,

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats1],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. B.O. Eschweiler.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 4 juni 2015 ingekomen klaagschrift van 3 juni 2015 met bijlagen;

-        het op 6 juli 2015 ingekomen verweerschrift van 3 juli 2015 met bijlagen;

-        de op 10 juli 2015 ingekomen aanvullende processtukken van klaagster;

-        de op 13 juli 2015 ingekomen brief van betrokkene van 9 juli 2015 met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van

21 augustus 2015 waar zijn verschenen: namens klaagster de heer [A] AA, bijgestaan door mr. J.F.M. Verheij, advocaat te Amsterdam, en betrokkene in persoon, bijgestaan door mr. B.O. Eschweiler, advocaat te Amsterdam.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene exploiteert sinds begin december 2013 in [gemeente] haar accountantskantoor onder de naam [B] Accountants.

2.2       Klaagster heeft betrokkene bij brief van 29 januari 2015 gesommeerd de door haar gevoerde handelsnaam te wijzigen, op grond van de stelling dat betrokkene inbreuk maakt op de handelsnaam van klaagster. Betrokkene heeft hieraan geen gehoor gegeven, waarna klaagster op grond van artikel 5 van de Handelsnaamwet een vordering tot wijziging van de handelsnaam heeft ingesteld bij de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. Bij beschikking van [datum] heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen, omdat zij geen vrees voor verwarringsgevaar aanwezig acht.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor haar geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht ligt, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, het verwijt dat de door betrokkene gehanteerde handelsnaam en de domeinnaam “[B]-accountants.nl” suggereren dat er meer dan één accountant bij het kantoor werkzaam is, terwijl alleen betrokkene als accountant aan het kantoor is verbonden. Hiermee doet het kantoor van betrokkene zich groter en deskundiger voor dan het in werkelijkheid is.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de registeraccountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Allereerst moet worden vastgesteld dat zijdens betrokkene ter zitting is medegedeeld dat hetgeen in het verweerschrift aangaande de ontvankelijkheid van de klacht is betoogd, niet wordt gehandhaafd. De Accountantskamer ziet ambtshalve (ook) geen beletsel voor de ontvankelijkheid van de klacht.

4.3       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had in de periode van 1 januari 2007 tot 4 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende Verordening gedragscode (RA’s; hierna: VGC) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1, en voor zover dit plaatshad ná 4 januari 2014, aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.4       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5       Klaagster heeft ter onderbouwing van de klacht aangevoerd dat het voeren van de handelsnaam en het gebruiken van de domeinnaam een schending van het fundamentele beginsel integriteit als bedoeld in de VGC oplevert. Klaagster wijst in dit verband op een beslissing van de Accountantskamer van 23 februari 2015 [1] . Voorts heeft klaagster gewezen op een beslissing van het Hof van Discipline voor advocaten van 7 april 2014, waarmee de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch is bekrachtigd en waarin het volgende is geoordeeld:

“Het hof acht het belang van de rechtzoekenden, dat geen risico wordt gelopen te worden misleid door een kantoornaam, groot. De naamvoering van een kantoor dient zodanig te zijn dat niet een andere indruk kan worden gewekt dan wordt waargemaakt. Volgens vaste jurisprudentie van het hof dient een advocaat die alleen praktijk voert zich ervan te onthouden om door in zijn kantoornaam de meervoudsaanduiding “advocaten” te gebruiken de suggestie te wekken dat aan het kantoor meer advocaten verbonden zijn.”

4.6       Betrokkene heeft betoogd dat de VGC en de VGBA geen verbod op het gebruik van het woord “accountants” in de handels-/kantoornaam behelzen, indien aan het kantoor één accountant verbonden is. Betrokkene ziet niet in dat het enkele gegeven dat gebruik wordt gemaakt van de toevoeging “Accountants” in strijd is met het integriteitsbeginsel. Bijkomende omstandigheden als gevolg waarvan het enkele gebruik wel in strijd met het integriteitsbeginsel komt, zijn niet gesteld of bewezen. Het beroep van klaagster op de hiervoor vermelde uitspraak van de Accountantskamer gaat daarom niet op. Betrokkene is het er niet om te doen om derden te misleiden. Betrokkene heeft vooraf informatie ingewonnen bij de beroepsorganisatie naar de geoorloofdheid van de toevoeging “Accountants”, waarbij haar werd meegedeeld dat het gebruik niet in strijd kwam met de wet of met gedragsregels. Betrokkene betwist dat ze met de naamgeving beoogt zich deskundiger voor te doen dan ze is. Dit is anders indien betrokkene geen accountant zou zijn. In dat geval suggereert de toevoeging accountant/accountants meer deskundigheid. Daarvan is in dit geval echter geen sprake. Dat betrokkene in de toekomst met meer dan één accountant kantoor zal houden, kan voor de (nabije) toekomst niet worden uitgesloten. Betrokkene heeft de website van haar kantoor intussen aangepast zodat voor het publiek nog duidelijker wordt dat aan het kantoor (vooralsnog) één accountant verbonden is. Bovendien blijkt uit de openbare gegevens van de Kamer van Koophandel dat het kantoor een eenmanszaak betreft met 0 werkzame personen, aldus betrokkene.

4.7       In de door klaagster aangehaalde beslissing van de Accountantskamer van

23 februari 2015 is het volgende overwogen:

“4.4.3             De Accountantskamer stelt vast dat, anders dan onder de tot 1 januari 2007 geldende Gedrags- en beroepsregels voor Accountants-Administratieconsulenten (GBAA), de huidige regelgeving geen specifiek voorschrift kent voor het optreden onder gemeenschappelijke naam met een beoefenaar van een ander vrij beroep. Dit laat echter onverlet dat uit de fundamentele beginselen als bedoeld in artikel A-100.4 VGC onderscheidenlijk artikel 2 VGBA voortvloeit dat de naam waaronder als  accountantspraktijk wordt opgetreden niet tot misleiding mag leiden. Indien de naamgeving van het accountantskantoor een verkeerde indruk kan wekken, is daarmee niet zelden sprake van handelen of nalaten door de voor dat kantoor verantwoordelijke accountant in strijd met bedoelde fundamentele beginselen, in het bijzonder met het fundamentele beginsel van integriteit als bedoeld in artikel A-100.4 onder a. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-110 van de VGC, onderscheidenlijk als bedoeld in artikel 2 onder b. en nader uitgewerkt in paragraaf 2.3 van de VGBA.

4.4.4                              Het is dan ook in het algemeen niet aan te bevelen dat een accountant zich met zijn kantoor groter en/of deskundiger voordoet dan de werkelijkheid, door in de naam van dat kantoor met ‘accountants’ aan te duiden of te suggereren dat daaraan meer dan één accountant verbonden is, terwijl dat niet het geval is. De naam ‘X Accountants’ impliceert immers wel noodzakelijk meervoud en is dan ook al onjuist wanneer daar slechts één accountant aan verbonden is. Echter, het door een accountant die als enige accountant aan zijn accountantspraktijk is verbonden, opnemen van de aanduiding “Accountantskantoor” in de naam van zijn kantoor, houdt die suggestie niet in, reeds omdat de tussen-s in “Accountantskantoor” voortvloeit uit een taalkundig vereiste en niet noodzakelijk op de aanwezigheid van meer dan één accountant bij dat kantoor hoeft te duiden. Zo verdient een dergelijke naamaanduiding of één met toevoeging “accountancy” in geval van een zodanige accountantspraktijk de voorkeur.”

4.7.1    Uit deze overwegingen kan, anders dan klaagster meent, niet worden afgeleid dat de Accountantskamer van oordeel is dat het voeren van een naam die duidt op meer dan één accountant in een situatie zoals die van betrokkene, op zich zelf beschouwd leidt tot schending van het fundamentele beginsel van integriteit. Ook uit het vervolg van de uitspraak blijkt dat een zodanige naamvoering (slechts) een omstandigheid is die kan bijdragen tot een schending van dit beginsel. In de zaak waarin de Accountantskamer toen heeft beslist, waren de initialen van de naam van de kantoorgenoot (niet accountant) verwerkt in de naam van het kantoor en presenteerde die kantoorgenoot (niet accountant) zich als vennoot van het kantoor met “accountants” in de naam. Dit leidde ertoe dat de klager, een ex-cliënt van het kantoor, op het verkeerde been is gezet over de hoedanigheid van die kantoorgenoot. Voor dat handelen is de accountant waartegen de klacht was gericht, als enige aan dat kantoor verbonden accountant, tuchtrechtelijk verantwoordelijk, aldus die beslissing.

4.7.2    Andere omstandigheden die het oordeel rechtvaardigen dat betrokkene niet eerlijk en oprecht is opgetreden en de waarheid geweld heeft aangedaan, zijn in de onderhavige zaak gesteld noch gebleken. De meervoudsvorm op een bladzijde van de website van het kantoor is op zichzelf ook onjuist maar kan worden beschouwd als een stijlfiguur die vaker wordt gebezigd. Daarbij komt nog dat betrokkene zich bewust is van de mogelijk verkeerde beeldvorming die een klant, dan wel potentiële klant van het kantoor zou kunnen hebben. Om die reden geeft betrokkene iedere (nieuwe) klant uitleg over het kantoor en heeft zij op de volgende bladzijde van de website een duidelijk beeld geschetst van zichzelf en haar eenmanskantoor, zodat hierover geen twijfel kan ontstaan. De Accountantskamer onderschrijft ook niet het door klaagster ter zitting naar voren gebrachte standpunt dat het dragen van een naam zoals het kantoor van betrokkene die draagt, per definitie handelen is waardoor het accountantsberoep in  diskrediet wordt gebracht of kan worden gebracht.

4.7.3    De verwijzing naar de beslissing van het Hof van Discipline van 7 april 2014 kan klaagster evenmin baten. Anders dan in de voor advocaten geldende Gedragsregels bevatten de voor accountants geldende gedrags- en beroepsregels, zoals ook reeds in meergenoemde beslissing van de Accountantskamer van 23 februari 2015 is overwogen, vanaf 1 januari 2007 geen specifieke bepalingen meer voor de naamgeving van een accountantspraktijk.

4.8       Al het vorenstaande neemt niet weg dat het geen aanbeveling verdient om in een situatie als die van betrokkene een kantoornaam te voeren die suggereert dat er meer dan één accountant aan het kantoor is verbonden, terwijl dat feitelijk niet het geval is. De Accountantskamer geeft de Nba in overweging zich te beraden over de vraag of zij regelgeving op dit stuk weer noodzakelijk acht.    

4.9       De klacht dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

5.         Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. A.D.R.M. Boumans (rechterlijke leden) en drs. R.G. Bosman RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 14 september 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klaagster en/of betrokkene dan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1] 14/1173 Wtra AK (ECLI:NL:TACAKN:2015:33)