ECLI:NL:TGZRSGR:2014:119 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-135

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2014:119
Datum uitspraak: 02-12-2014
Datum publicatie: 02-12-2014
Zaaknummer(s): 2014-135
Onderwerp: Onjuiste declaratie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen een tandarts: Geen begroting verstrekt en achteraf wijzigingen aangebracht in het patiëntendossier; onjuiste declaraties, t.w. onnodige en dure handelingen gefactureerd; en gesprek met klager geweigerd. De tandarts heeft niet gereageerd op de klacht en is niet ter zitting verschenen. Alle klachtonderdelen gegrond. Schorsing van de inschrijving van de tandarts in het BIG-register voor de duur van drie maanden, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk zal zijn geworden.

Datum uitspraak: 2 december 2014

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, tandarts,

werkzaam te B,

verweerder.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 21 mei 2014,

- de e-mailberichten van klager, gedateerd 30 juni, 17 juli en 8 augustus 2014,

- de brief van verweerder van 3 augustus 2014, met bijlagen (patiëntgegevens),

- de brief van klager van 14 augustus 2014, met bijlagen.

De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2014. Klager was afwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde D. Deze heeft klagers standpunt mondeling toegelicht. Verweerder was afwezig.

2.           De feiten

2.1              Klager is op 3 februari 2014 bij verweerder gekomen voor een periodieke controle. Verweerder heeft een kaakoverzichtsfoto genomen en een vulling vervangen die deels was afgebroken. Verweerder heeft klager verteld dat twee oude vullingen verwijderd moesten worden omdat er grote gaten onder zaten. Klager heeft daartoe een afspraak gemaakt voor de volgende dag.

2.2              Op 4 februari 2014 heeft verweerder de vullingen verwijderd en de gaten gevuld, op verzoek van klager zonder verdoving.

2.3              Een week later heeft klager de rekening ontvangen. Daaruit bleek dat verweerder op 4 februari 2014 drie vullingen had aangebracht in plaats van twee. Klager heeft op 17 februari 2014 naar de praktijk gebeld om uitleg te krijgen over de rekening. Hij kreeg te horen dat hij een afspraak moest maken en dat er diezelfde middag nog plaats was. Toen klager om 12.15 uur nogmaals belde heeft de assistente hem meegedeeld dat verweerder weigerde hem te woord te staan. Klager heeft daarop de behandelrelatie beëindigd.

2.4              Op 14 juli 2014 heeft een andere tandarts op verzoek van klager een second opinion verricht. De conclusie luidde dat er recent vijf composietrestauraties zijn aangebracht, waarvan enkele slecht waren afgewerkt. Deze restauraties betroffen gewone meervlaksvullingen, terwijl composietkronen waren gefactureerd.

3.           De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – dat verweerder:

1.      een extra vulling heeft aangebracht en de duurste vullingen heeft gefactureerd, alsook vier indirecte pulpa-overkappingen heeft aangebracht althans gefactureerd;

2.   geen begroting heeft gegeven;

3.   heeft geweigerd klager te woord te staan;

4.   achteraf wijzigingen heeft aangebracht in het (digitale) patiëntendossier van klager.

4.       Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen niet bestreden.

5.       De beoordeling

5.1       Het college merkt allereerst op, dat verweerder niet heeft gereageerd op de klacht en evenmin op oproepen van het College, en dat hij (na een e-mailbericht te elfder ure) niet ter terechtzitting is verschenen.

5.2       Het eerste klachtonderdeel betreft de vraag of verweerder onnodige handelingen heeft verricht en met name kronen heeft geplaatst zoals door hem gefactureerd, of gewone vullingen zoals in de second opinion is geconcludeerd. Het College kan niet vaststellen wat verweerder precies heeft gedaan, nu er geen andere informatie beschikbaar is dan de patiëntgegevens en de overzichtsfoto, die verweerder bij brief heeft gestuurd. Het College heeft evenwel geen reden om te twijfelen aan de bevindingen in de second opinion, die overigens ook niet weersproken zijn door verweerder. Dit klachtonderdeel is gegrond.

5.3       Het tweede onderdeel betreft de klacht dat verweerder geen begroting heeft opgemaakt. Het vierde klachtonderdeel (het patiëntendossier is op dit punt aangepast) hangt hiermee samen, zodat het college beide klachtonderdelen gezamenlijk zal beoordelen.

De schriftelijke stukken bevatten zowel het dossier dat klager op 18 februari 2014 van de praktijkassistente had ontvangen als het dossier dat verweerder op 5 augustus 2014 op verzoek van het college heeft overgelegd. Het College constateert dat er inderdaad een verschil in inhoud is tussen beide dossiers. In de latere versie is bij de datum 3-2-14 toegevoegd “Pat. geadviseerd oude vllg 24-6 te vervangen, kosten besproken (ca. 300 Euro), pat gaat akkord”

Het bevreemdt het College dat deze passage eerder niet is opgenomen en lopende de procedure is toegevoegd, toen er een meningsverschil bleek te zijn over de begroting. Het College overweegt dat het in een enkel geval te rechtvaardigen is een dossier later aan te vullen, mits duidelijk wordt aangegeven dat het om een aanvulling gaat en dat de reden ervan vermeld wordt. Dit laatste is gesteld noch gebleken. Het College neemt de brief van klager van 8 augustus 2014, waarin hij wijst op het verschil in inhoud tussen de twee dossiers, en die niet is weersproken, voor waar aan. Deze klachtonderdelen zijn dus gegrond.

5.4       Het derde klachtonderdeel betreft het weigeren door verweerder van elk contact met klager. Het staat vast dat klager op verschillende manieren heeft geprobeerd contact te krijgen met verweerder. Verweerder heeft op geen enkele poging gereageerd, ook niet op een aangetekende brief van klager. Dit handelen van verweerder is op zijn minst genomen niet fatsoenlijk en valt ook niet te begrijpen. Dit klachtonderdeel is eveneens gegrond.

5.5       De conclusie is dat de klacht in alle onderdelen gegrond is. Verweerder heeft in strijd gehandeld met de zorg die hij ten opzichte van de patiënt behoorde te betrachten zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid Wet BIG.

5.6       Het College acht de hierna te noemen maatregel passend, omdat het ernstig en laakbaar is om ieder contact met een patiënt te weigeren indien deze daarom verzoekt. Verweerder weigert niet alleen ieder contact met klager, maar laat ook aan het College taal noch teken horen. Hij stelt zich niet toetsbaar op en wenst zich kennelijk in rechte niet te verantwoorden. Het College ziet overeenkomsten met het gedrag van verweerder in een andere zaak (2013-167), die eveneens ter zitting behandeld is op 7 oktober 2014 en waarbij verweerder niet is verschenen (en zijn gemachtigde evenmin). In deze zaak heeft dit College bij uitspraak van 2 december 2014 de maatregel van berisping opgelegd. Het College oordeelt dat het gedrag van verweerder een stelselmatig karakter vertoont en het College verwacht niet dat verweerder zijn handelen zal aanpassen.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

schorst de inschrijving van verweerder in het BIG-register voor de duur van drie maanden, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk zal zijn geworden.

Deze beslissing is gegeven door mr. R.A. Dozy, voorzitter, mr. E.T.M. Olsthoorn-Heim, lid-jurist, M.M.L.F. Smulders, J.M.W. Croes en H.W. Luk, leden-tandartsen, bijgestaan door mr. C.G. Versteeg, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 2 december 2014.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.