ECLI:NL:TGDKG:2015:23 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW62.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:23
Datum uitspraak: 09-12-2015
Datum publicatie: 19-06-2015
Zaaknummer(s): GDW62.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Bejegeningsklacht. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn e-mail niet de benodigde terughoudendheid betracht. Hij mocht meedelen dat hij de opdracht had om het faillissement aan te vragen als er niet zou worden betaald, maar had er vervolgens beter aan gedaan slechts mee te delen wat zijn cliënt nog meer overwoog te gaan ondernemen. Hij had door het summier schetsen van de verdere gevolgen voor klagers indien zij niet tot betaling zouden overgaan, deze op een fatsoenlijke manier ook kunnen aanmanen. Dat het faillissement inmiddels is uitgesproken, zoals de gerechtsdeurwaarder ter zitting heeft meegedeeld, doet aan het vorenstaande niet af. De Kamer acht de klacht gegrond, maar ziet geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder een maatregel op te leggen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 9 december 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 62.2014 van:

[     ] en [     ],

wonende te [     ],

klagers,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlage, ingekomen op 10 februari 2014, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 7 maart 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2014 in aanwezigheid van de gerechtsdeurwaarder. Klagers zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Hun gemachtigde heeft zich onttrokken.

Van de behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 9 december 2014.

2. De feiten

De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een tegen een besloten vennootschap gewezen vonnis, waarvan klaagster, mevrouw [     ], bestuurder was. Klager is in de procedure opgetreden als gemachtigde. Na de betekening van het vonnis aan klagers, op 19 december 2013, heeft de gerechtsdeurwaarder op 3 februari 2014 een e-mail gestuurd aan klagers met de volgende inhoud: 

Als gerechtsdeurwaarder ben ik belast met de executie van een vonnis ten gunste van [     ] en ten laste van [     ] BV. Op dit moment is [     ] BV een bedrag verschuldigd van € 3490,16 inclusief rente en kosten. Indien dit bedrag niet uiterlijk donderdag 6 februari a.s. is betaald hebben wij de opdracht om namens cliënt het faillissement aan te vragen.

Wij zullen er mettertijd bij de curator op aandringen dat alles in het werk wordt gesteld om u beiden ook in privé aan te pakken. Het wordt misschien een lange weg, maar u heeft deze keer in de persoon van onze cliënt de verkeerde getroffen. Onderzoek heeft uitgewezen dat u beiden via uw BV’s stelselmatig mensen dupeert. Het lijkt er op dat u [     ] en [     ] inmiddels op een zijspoor heeft gezet en uw praktijken voortzet onder de nieuwe naam [     ] en uw nieuwe dekmantel [     ] BV.

Onze cliënt zal tevens het OM verzoeken jegens u beiden een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Wij zullen cliënt adviseren om de publiciteit te zoeken richting Tros Radar over de nieuwe juridische entiteit [     ] en de combinatie met [     ] zodat middels publiciteit meer nieuwe gedupeerden kunnen worden voorkomen. Daarnaast zullen wij cliënt adviseren de lokale journalistiek te informeren onder andere middels een gesprek met de redacties van [     ] en het [     ]. Mogelijk dat zij na overhandiging van het gehele dossier van [     ] (en [     ]) en de daarbij behorende klachtenstroom aanleiding zien uw handelwijze te onderzoeken.”

3. De klacht

Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat deze in strijd heeft gehandeld met artikel 12 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders door de wijze waarop hij zich heeft opgesteld en de toon van zijn e-mail. Klagers hebben hierbij verwezen naar de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder communiceert en de zin in zijn e-mail “Wij zullen er mettertijd bij de curator op aandringen dat alles in het werk wordt gesteld om u beiden ook in privé aan te pakken”.

De gerechtsdeurwaarder heeft ook in strijd gehandeld met artikel 2 van de Verordening omdat hij niet onafhankelijk en onpartijdig optreedt. Uit de e-mail blijkt duidelijk dat hij slechts de belangen van zijn cliënt tracht te behartigen, dat hij in strijd met de wettelijke bepalingen handelt en zich schuldig maakt aan bedreiging door te dreigen met negatieve publiciteit. Dat blijkt met name uit de zin: “Wij zullen cliënt adviseren de publiciteit te zoeken richting Tros Radar over de nieuwe juridische entiteit [     ] en de  combinatie met [     ] zodat middels publiciteit meer nieuw gedupeerden kunnen worden voorkomen. Daarnaast zullen wij cliënt adviseren de lokale journalistiek te informeren onder andere middels een gesprek met de redacties van [     ] en [     ] ”.

De gerechtsdeurwaarder handelt in strijd met artikel 8 van de Verordening door te dreigen met het aanvragen van faillissement, terwijl het onwaarschijnlijk is dat hij de daarvoor vereiste steunvordering heeft. Bovendien dient bij het aanvragen van een faillissement terughoudendheid te worden betracht. Klagers hebben in dit verband gewezen op de uitspraak van de Kamer van 8 maart 2011 (zaaknummer 486.2010)  

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat als hij denkt dat er sprake is van oplichting, althans van structurele malversaties, hij het recht heeft om zijn cliënt te adviseren andere, minder gebruikelijke, middelen in te zetten. Hij heeft hierbij slechts geadviseerd, maar aan hem komt wel een grote mate van vrijheid toe. Ter zitting heeft hij hieraan toegevoegd dat hij zich in iets diplomatieker bewoordingen had moeten uitlaten. Maar volgens hem hebben klagers wel aanleiding gegeven om zich krachtig uit te drukken.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn e-mail niet de benodigde terughoudendheid betracht. Hij mocht meedelen dat hij de opdracht had om het faillissement aan te vragen als er niet zou worden betaald, maar had er vervolgens beter aan gedaan slechts mee te delen wat zijn cliënt nog meer overwoog te gaan ondernemen. Hij had door het summier schetsen van de verdere gevolgen voor klagers indien zij niet tot betaling zouden overgaan, deze op een fatsoenlijke manier ook kunnen aanmanen. Dat het faillissement inmiddels is uitgesproken, zoals de gerechtsdeurwaarder ter zitting heeft meegedeeld, doet aan het vorenstaande niet af. De Kamer acht de klacht gegrond, maar ziet geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder een maatregel op te leggen.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

 

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, mr. Th.C.M. Hendriks-Jansen en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.