ECLI:NL:TNORARL:2019:58 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/360539 KL RK 19-129

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2019:58
Datum uitspraak: 06-11-2019
Datum publicatie: 18-11-2019
Zaaknummer(s): C/05/360539 KL RK 19-129
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De wrakingskamer wijst het verzoek af als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk dan wel kennelijk ongegrond.    

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Wrakingskamer

Kenmerk:        C/05/360539/ KL RK 19-129

Beslissing op het verzoek ingevolge artikel 100 Wet op het notarisambt van

[ naam verzoeker ] ,

wonende te [ woonplaats verzoeker ],

verzoeker tot wraking,

strekkende tot wraking van

mr. M.J.C. van Leeuwen ,

in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden.

1.          Het verloop van de procedure

1.1.       Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          het wrakingsverzoek, ingekomen op 14 oktober 2019;

-          het verweer van mr. Van Leeuwen, ingekomen op 23 oktober 2019.

1.2.       De wrakingskamer heeft het verzoek op grond van artikel 3 lid 3 van het Wrakingsprotocol kamers voor het notariaat (hierna: het Wrakingsprotocol) zonder behandeling ter zitting afgewikkeld.

1.3.       Op 25 oktober 2019 en 5 november 2019 heeft verzoeker per e-mail aanvullingen op zijn wrakingsverzoek ingediend. Artikel 1 lid 3 van het Wrakingsprotocol bepaalt echter dat alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden aangedragen. Daarom zullen de e-mails van 25 oktober 2019 en 5 november 2019 buiten beschouwing blijven bij de beoordeling van het wrakingsverzoek.

2.          De feiten

2.1.       Verzoeker heeft op 30 juni 2019 bij de kamer voor het notariaat een klacht ingediend tegen notaris mr. [ X ]. Die klacht is door mr. Van Leeuwen, in zijn hoedanigheid als plaatsvervangend voorzitter van de kamer, in de beslissing van 14 augustus 2019 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Het zaaknummer van die zaak is C/05/356815/KL RK 19-105.

2.2.       Verzoeker heeft bij e-mail van 2 oktober 2019 verzet aangetekend tegen de voorzittersbeslissing van 14 augustus 2019. Dat verzet wordt behandeld onder zaaknummer C/05/359980/ KL RK 19-123. De mondelinge behandeling van het verzet staat gepland voor de zitting van de kamer voor het notariaat op 27 november 2019.

2.3.       Op 11 oktober 2019 heeft mr. Van Leeuwen in de zaak C/05/359980/KL RK 19-123 een

e-mail gestuurd aan verzoeker. In die e-mail staat, voor zover relevant:

“Met betrekking tot uw verzet tegen de voorzittersbeslissing van 14 augustus 2019 vraag ik uw aandacht voor het volgende.

Ter verduidelijking ziet u hieronder een overzicht van de e-mails die wij als uw verzetschrift hebben aangemerkt:

-       Uw e-mail, met bijlagen, van 2 oktober 2019 14.47 uur;

-       Uw e-mail van 8 oktober 2019 17.54 uur;

-       Uw e-mails, met bijlage, van 9 oktober 2019 16.02 uur, 16.36 uur en 16.55 uur.

Vanaf heden is de schriftelijke behandeling gesloten. U kunt daarom geen aanvullingen op uw verzetschrift meer indienen.

Als u nog aanvullende producties voorafgaand aan de zitting wilt overleggen, dan heeft u daartoe de gelegenheid op donderdag 14 en vrijdag 15 november.

De stukken die de kamer op die dagen van u ontvangt, zullen - als u daarom verzoekt - worden toegevoegd aan het dossier en worden voorgelegd aan de leden van de kamer.

Alle overige e-mails die de kamer vanaf nu van u ontvangt, worden door de kamer niet gelezen en blijven buiten beschouwing bij de beoordeling van het verzet.”

2.4.       Verzoeker heeft bij e-mail van 14 oktober 2019 zijn wrakingsverzoek ingediend.

3.          Het verzoek en het verweer

3.1.       Verzoeker heeft het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker heeft ernstige twijfels over de integriteit van mr. Van Leeuwen vanwege zijn gebrek aan werkervaring binnen de rechtspraak en het feit dat de nevenbetrekkingen van mr. Van Leeuwen onvoldoende inzichtelijk zijn voor verzoeker.

Voorts voert verzoeker aan dat mr. Van Leeuwen niet in staat is om objectief en onpartijdig uitspraak te doen (over het verzet), omdat hij de voorzittersbeslissing van 14 november 2019 heeft genomen.

3.2.       Mr. Van Leeuwen heeft niet berust in de wraking en gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna, voor zover nodig voor de beoordeling van het verzoek, nader besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Ingevolge artikel 100 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) kunnen zij die deel uitmaken van een kamer voor het notariaat worden gewraakt, indien ten aanzien van hen feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien leden van de kamer voor het notariaat jegens een partij vooringenomen zijn of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is.

4.2.       Bij de beoordeling dient voorop te staan dat leden van de kamer voor het notariaat uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat leden van de kamer voor het notariaat jegens een partij vooringenomenheid koesteren, althans dat een bij die partij dienaangaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

4.3.       Uit de artikelen 512 en 513 Wetboek van Strafvordering, welke artikelen op grond van artikel 100 Wna hier van overeenkomstige toepassing zijn, en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid kan worden dat de leden van de kamer jegens hem vooringenomen zijn of dat zijn vrees dat dit zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de wrakingskamer het volgende.

4.4.      Voor zover het wrakingsverzoek zich richt tegen de beslissing van mr. Van Leeuwen van

14 augustus 2019 overweegt de wrakingskamer dat het op grond van artikel 1 lid 5 van het Wrakingsprotocol niet mogelijk is om een wrakingsverzoek te doen nadat er uitspraak is gedaan. In zoverre is het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk.

4.5.       Voorts is het op grond van artikel 1 lid 1 van het Wrakingsprotocol alleen mogelijk om leden van een kamer te wraken die de zaak behandelen. Mr. Van Leeuwen maakt geen deel uit van de kamer die het verzetschrift op de zitting van 27 november 2019 inhoudelijk zal behandelen. Ook daarom is het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk.

4.6.       Tot slot overweegt de wrakingskamer dat een wrakingsverzoek niet bedoeld is om op te komen tegen een procedurele (onwelgevallige) beslissing. Zelfs als die beslissing onjuist zou zijn, dan nog is die omstandigheid geen grond om gerechtvaardigd te twijfelen aan de onpartijdigheid. Processuele beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien sprake is van een flagrante schending van eisen van goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk en onafhankelijk proces waarborgen en die schending aanleiding geeft voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid. Daarvan is in dit geval geen sprake. In de procedurele beslissing van 11 oktober 2019 van mr. Van Leeuwen is het recht van verzoeker om zijn zaak voldoende te kunnen onderbouwen voldoende gewaarborgd. Dus zelfs als het wrakingsverzoek ontvankelijk zou zijn, dan komt de wrakingskamer tot het oordeel dat het verzoek kennelijk ongegrond is.

4.7.       Nu verzoeker het wrakingsverzoek op geen enkele wijze deugdelijk heeft onderbouwd en dit verzoek als kennelijk niet-ontvankelijk danwel kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen, is de wrakingskamer van oordeel dat dit verzoek zodanig lichtvaardig is gedaan dat indiening van een volgend wrakingsverzoek in deze zaak als misbruik van recht moet worden gekwalificeerd. Overeenkomstig het bepaalde bij artikel 3 lid 3 van het Wrakingsprotocol ziet de wrakingskamer daarom aanleiding te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.

4.8.       Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.          De beslissing

De wrakingskamer

-          wijst het verzoek tot wraking af als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk dan wel kennelijk ongegrond;

-          bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.

Deze beschikking is gegeven door mr. O. Nijhuis, voorzitter, en mrs. A.M.S. Kuipers, L.P. Oostveen-ter Braak, J.G.T.M. Castrop en F. Drost, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 6 november 2019.

De secretaris                                                              De voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.