ECLI:NL:TGZRZWO:2014:105 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 215/2013

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2014:105
Datum uitspraak: 15-08-2014
Datum publicatie: 15-08-2014
Zaaknummer(s): 215/2013
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt verpleegkundige schending van het beroepsgeheim en bijdragen aan bewijs tegen hem in het kader van de strafzaak toen de verpleegkundige hem bezocht op het politiebureau in het kader van de crisisdienst. Waarschuwing en publicatie vloeit voort het feit dat de verpleegkundige aan de verbalisant in vertrouwen verstrekte informatie heeft gegeven die valt onder het beroepsgeheim.  

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 15 augustus 2014 naar aanleiding van de op 2 augustus 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mr. M.J.H. Mühlstaff, advocaat te Deventer,

k l a g e r

-tegen-

C, verpleegkundige, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. A.C.I.J. Hiddinga, jurist verbonden aan DAS rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r d e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift;

- de repliek met bijlage;

- de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 27 juni 2014, waar de gemachtigde van klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn verschenen.


2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren op in 1967, werd op 16 april 2013 door verweerder bezocht toen hij, nadat hij was aangehouden, op het politiebureau te B was ingesloten. Verweerder, dienstdoende verpleegkundig specialist van de crisisdienst, bezocht klager om te beoordelen of er aanleiding was voor het aanvragen van een In Bewaring Stelling (IBS).

Verweerder heeft op 16 april 2013 om 01.00 uur met klager gesproken en na afloop van het gesprek overleg gehad met een psychiater. Na het overleg met de psychiater heeft verweerder de uitkomst van dat gesprek, namelijk dat er geen aanleiding voor het aanvragen van een IBS was, aan de verbalisant teruggekoppeld. De verbalisant nam in het proces-verbaal (pv) van bevindingen het volgende op:

“….. [Verweerder] heeft ruim een half uur in de politiecel gesproken met de verdachte [klager]. Vervolgens kwam [verweerder] terug en verklaarde mij, verbalisant [..] het volgende:

De verdachte [klager] ten overstaan van [verweerder] had verklaard, dat [klager] de intentie had gehad wanneer er iemand in zijn nabijheid was gekomen de intentie had degene neer te steken met de stok met daarop het geprepareerde mes om hem zwaar letsel toe te brengen.”

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij, toen verweerder hem op het politiebureau bezocht in het kader van de crisisdienst, zijn beroepsgeheim heeft geschonden en door die schending heeft bijgedragen aan bewijs tegen hem in het kader van de strafzaak.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij geen nieuwe informatie met de politie heeft gedeeld en dat klager de informatie hem niet als geheim heeft toevertrouwd en dat hij dat ook niet hoefde te veronderstellen. Ter zitting heeft verweerder laten weten dat hij de mededeling aan de verbalisant beter niet had kunnen doen en hij heeft verklaard dat in de toekomst ook niet meer te zullen doen. Hij verzoekt het college de klacht als ongegrond af te wijzen.


5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college dient in het kader van de onderhavige klacht te beoordelen of verweerder het beroepsgeheim heeft geschonden doordat hij aan de verbalisant zonder toestemming van klager een verklaring heeft afgelegd waarin hij door klager aan hem gegeven informatie heeft verstrekt aan deze verbalisant.

5.3

Het college is van oordeel dat verweerder met het verstrekken van de informatie over de intentie die klager gehad zou hebben aan de verbalisant, zijn beroepsgeheim, zoals vastgelegd in onder meer artikel 7:457 jo. art. 7:464 lid 1 Burgerlijk Wetboek en artikel 88 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, heeft geschonden. Hij heeft in zijn hoedanigheid van verpleegkundig specialist GGZ zonder toestemming van klager de betreffende informatie over klager aan de verbalisant verstrekt. Het betreft hier informatie die klager aan verweerder heeft verteld in zijn hoedanigheid van verpleegkundig specialist en daarmee valt die informatie, anders dan verweerder heeft betoogd, onder het beroepsgeheim. Dat verweerder, voorafgaand aan zijn gesprek met klager van een verbalisant gehoord zou hebben dat klager, bij zijn aanhouding in de woning een verbalisant zou hebben bedreigd met de stok, voorzien van een mes, doet aan hetgeen hiervoor omtrent de schending van het beroepsgeheim is overwogen niet af, dit nog daargelaten de vraag of die informatie inderdaad is gegeven en zo ja, of die informatie ook juist en volledig was.

Ook de omstandigheid dat een arrestantenbewaker bij het verhoor aanwezig was, hetgeen overigens door klager is betwist, kan niet tot de conclusie leiden dat verweerder niet langer aan zijn geheimhoudingsplicht was gebonden.

Verweerder heeft derhalve ten onrechte aan de verbalisant informatie verstrekt die vervolgens door de verbalisant in een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal terecht is gekomen en is toegevoegd aan het strafdossier van klager.

5.4

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Hoewel verweerder ter zitting heeft aangegeven dat hij zijn fout heeft ingezien en dat hij geleerd heeft van dit gebeuren, blijft schending van het beroepsgeheim een ernstig feit. Patiënten moeten er op kunnen rekenen dat de door hen in vertrouwen verstrekte informatie niet zonder hun toestemming aan derden wordt doorgegeven. Verweerder had er rekening mee moeten houden dat zijn informatie in een strafzaak of anderszins gebruikt zou kunnen worden. Hij heeft door zijn handelen het vertrouwen van klager beschadigd.

Mede gelet op het inzicht dat verweerder ter zitting heeft getoond, acht het college, ondanks de ernst van het handelen van verweerder, een waarschuwing in dit geval vooralsnog een passende maatregel.

Om redenen van algemeen belang zal het college bepalen dat deze beslissing wordt gepubliceerd als vermeld in het dictum.

6.    DE BESLISSING

Het college:

-      waarschuwt verweerder;

-      bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften ‘Verpleegkundig Specialist’, ‘Nursing’, ‘V&VN Magazine’, ‘Bijzijn’, ‘Tijdschrift voor Gezondheidsrecht’ en ‘Gezondheidszorg Jurisprudentie’. 

Aldus gedaan in raadkamer door mr. E.W. de Groot, voorzitter, prof. dr. J.C.J. Dute,

lid-jurist, B. Nijhuis-Prigge, B.F.A. Goosselink en E. van Egmond, leden- verpleegkundigen, in tegenwoordigheid van mr. C. Grijsen, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2014 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.