ECLI:NL:TGZREIN:2017:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1763

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2017:81
Datum uitspraak: 24-07-2017
Datum publicatie: 24-07-2017
Zaaknummer(s): 1763
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:     Tandarts. Klacht: zonder schriftelijke toestemming meer medische informatie aan medisch adviseur klager gegeven dan waar hij om had verzocht (1); klager in slecht daglicht gebracht bij andere tandartsen (2); verweerder heeft klager weg naar tuchtcollege willen afsnijden door dreigen kosten tuchtprocedure in rekening te brengen.   College: verweerder heeft beroepsgeheim geschonden door aan een derde, zonder toestemming, meer informatie te verstrekken dan waartoe machtiging reikte (gegrond). Overige ongegrond: niet handelen verweerder/feiten staan niet vast. Gedeeltelijk gegrond: waarschuwing.

Uitspraak: 24 juli 2017

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 17 maart 2017 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

tandarts

werkzaam te [B]

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift en de aanvulling daarop

-          het verweerschrift

-          de brief d.d. 19 juni 2017 met bijlagen, ontvangen van klager

-          de pleitnotitie van klager overhandigd ter zitting.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 7 juli 2017 behandeld. Partijen waren aanwezig.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager heeft op 12 november 2015 een klacht ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna: het tuchtcollege) in Eindhoven. Die klacht is bij beslissing van 30 maart 2016 ongegrond verklaard. Klager heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna: het centraal tuchtcollege). Het centraal tuchtcollege heeft dit beroep op 4 oktober 2016 ongegrond verklaard.

Klager heeft gelijktijdig en in het kader van voornoemde klachten zoals ingediend bij het tuchtcollege, FNV Letselschade ingeschakeld. Op 18 maart 2016 heeft hij de medisch adviseur van FNV Letselschade gemachtigd tot het inwinnen en uitwisselen van medische gegevens. Vervolgens heeft de medisch adviseur bij brief van 17 augustus 2016 verweerder gemeld dat zijn oordeel als medisch adviseur is gevraagd om te beoordelen/bekijken in hoeverre aanleiding bestond over te gaan tot een aansprakelijkstelling. Daartoe heeft de medisch adviseur verweerder verzocht hem zo uitvoerig mogelijk te informeren over zijn bevindingen bij klager, de gestelde diagnose, de ingestelde behandeling, het resultaat daarvan en de prognose. Tevens heeft de medisch adviseur verweerder verzocht om toezending van het volledige medisch dossier van klager.

Per e-mail van 7 september 2016 heeft verweerder de medisch adviseur gevraagd, aangezien de verslaglegging in het medisch dossier vrij summier was, of het hem was toegestaan om ter verduidelijking ook zijn “repliek en dupliek ” (het tuchtcollege begrijpt: zijn verweerschrift en zijn dupliek) bij het tuchtcollege aan de adviseur toe te zenden. De medisch adviseur heeft verweerder geantwoord dat hij die stukken graag tegemoet zag.

Bij brief van 13 september 2016 heeft verweerder aan de medisch adviseur geschreven:

Bijgevoegd het patiëntendossier en Rontgenfoto’s zend ik per mail op uw verzoek. De verslaglegging is helaas wat summier.

(…)

Voor de volledigheid zend ik u mijn repliek aan het Regionaal Tuchtcollege Eindhoven. De heer (…, klager – tuchtcollege) kan u hun beslissing doen toekomen indien u die nog niet heeft. Anders kan ik deze evt nog nasturen ”.

Op 17 maart 2017 heeft klager weer een klacht tegen verweerder ingediend bij het tuchtcollege. Op 27 maart 2017 heeft de klinisch directeur van de tandartsenpraktijk waar verweerder werkzaam is klager een brief gezonden. In die brief werd klager er op attent gemaakt dat indien de huidige klacht wederom zou eindigen in een ongegrondverklaring, alle tijd en inspanning van de tandartsenpraktijk aan klager in rekening zal worden gebracht volgens tariefcode U05 ( € 166,08 per uur).

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager stelt dat verweerder de medisch adviseur niet had mogen informeren over de procedure van klager tegen verweerder bij het tuchtcollege. Hij heeft hiermee meer medische gegevens aan de medisch adviseur verstrekt dan noodzakelijk was. Hierdoor kreeg de medisch adviseur een slechte indruk van klager. Bovendien heeft verweerder de naam van klager en het feit dat hij een klacht heeft ingediend vermeld op de website www.klachtenkompas.nl. Tenslotte heeft klager de brief van 27 maart 2017 afkomstig van de tandartsenpraktijk als bedreigend ervaren.

Het klaagschrift bevat de volgende klachtonderdelen:

1.      verweerder is tekort geschoten in zijn zorgplicht door zonder schriftelijke toestemming van klager meer medische informatie prijs te geven aan de medisch adviseur van klager dan waar hij in zijn brief om had verzocht;

2.      verweerder heeft klager in een slecht daglicht gebracht bij de collega’s van verweerder, waardoor hij niet bij een andere tandarts terecht kan;

3.      verweerder heeft klager de weg naar het tuchtcollege willen afsnijden door te dreigen de kosten voor de tuchtprocedure bij klager in rekening te brengen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder stelt dat de verslaglegging in het medisch dossier vrij summier was. Hij heeft daarom ter verduidelijking de medisch adviseur gevraagd om toestemming voor het aan hem toezenden van het verweerschrift. Het antwoord hierop was instemmend. Verweerder veronderstelde dat de medisch adviseur, als belangenbehartiger van klager, op de hoogte was van de procedure bij het tuchtcollege. Verweerder betwist dat het zijn bedoeling was om klager in een slecht daglicht te brengen door toezending van zijn processtukken aan de medisch adviseur. Hij is niet betrokken geweest bij het vermelden van de naam van klager op de website www.klachtenkompas.nl.

De klinisch directeur van de tandartsenpraktijk heeft volgens verweerder contact opgenomen met de KNMT teneinde advies in te winnen over de met een tuchtrechtelijke procedure gepaard gaande kosten. Verweerder is geen lid van de KNMT en is ook niet betrokken geweest bij deze adviesaanvraag en het opstellen en verzenden van de brief van 27 maart 2017 aan klager.

5. De overwegingen van het college

Bij de beoordeling van de klacht stelt het tuchtcollege het volgende voorop. Ter toetsing staat of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van de redelijke bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Het tekortschieten in de zorgplicht door zonder schriftelijke toestemming meer medische informatie prijs te geven dan waarom is verzocht (klachtonderdeel 1)

Het tuchtcollege overweegt dat verweerder in de uitoefening van zijn beroep kennis nam van de tegen hem bij het tuchtcollege ingediende klacht. Verweerder moest het vertrouwelijke karakter van deze informatie begrijpen. Dat betekent dat ook het feit dat deze patiënt, klager, een klacht tegen hem had ingediend onder zijn beroepsgeheim viel.

Verweerder heeft zijn beroepsgeheim geschonden door aan een derde, zonder toestemming van klager, meer (medische) informatie te verstrekken dan waartoe de machtiging reikte. De door klager verleende machtiging zag immers slechts op het verstrekken van medische informatie zoals opgenomen in het patiëntendossier. De door verweerder verstrekte processtukken behoorden immers niet tot de door de medisch adviseur opgevraagde stukken uit het patiëntendossier .Verweerder heeft geen toestemming gevraagd aan klager voor het verstrekken van deze informatie aan de medisch adviseur. Ook indien de veronderstelling van verweerder juist zou zijn geweest dat de medisch adviseur reeds van de procedure op de hoogte was (wat door klager uitdrukkelijk is bestreden) was het nog immer niet toegestaan om de processtukken aan de medisch adviseur te doen toekomen.

De omstandigheid dat de medisch adviseur verweerder op diens verzoek heeft toegestaan de processtukken aan hem ter beschikking te stellen maakt dit niet anders. Verweerder heeft immers reeds in zijn verzoek om toestemming aan de medisch adviseur zijn beroepsgeheim geschonden nu daarmee verweerder de procedure voor het eerst heeft benoemd (“Is het toegestaan om u ter verduidelijking ook mijn repliek en dupliek aan het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven te zenden?”).

Het was verweerder derhalve gezien het voorgaande niet toegestaan de medisch adviseur te informeren over de tuchtrechtelijke procedure door toezending van de door hem ingediende processtukken. Om de – kennelijke noodzakelijke – nadere toelichting te verstrekken, had verweerder kunnen en moeten volstaan met het geven van die toelichting op een wijze waarbij op geen enkele manier werd verwezen naar de procedure bij het tuchtcollege.

Gelet op het voorgaande is het eerste klachtonderdeel gegrond.

Het in een slecht daglicht brengen van klager (klachtonderdeel 2)

Door de toezending van de processtukken aan de medisch adviseur heeft verweerder weliswaar zijn beroepsgeheim geschonden, maar niet is komen vast te staan dat hij hierdoor klager ook in een slecht daglicht heeft gebracht. Die stelling van klager is immers op geen enkele wijze onderbouwd. Zo is gesteld noch gebleken dat de medisch adviseur, na kennisname van de gedingstukken, zijn werkzaamheden voor klager heeft beëindigd. Ook is niet gebleken dat klager hierdoor is belemmerd in het vinden van een nieuwe tandarts.

Ter zitting is komen vast te staan dat de vermelding van de naam van klager gedurende enige tijd op de website www.klachtenkompas.nl  (“Geachte [D] (volledige achternaam klager – tuchtcollege), Uw klacht is bij ons bekend”) niet afkomstig is van verweerder. Ter zake hiervan kan hem dus geen verwijt treffen.

Gelet op het bovenstaande is het tweede klachtonderdeel is ongegrond.

Het willen afsnijden van de weg naar het tuchtcollege (klachtonderdeel 3)

Het tuchtcollege stelt voorop dat uitgangspunt is dat iemand die BIG-geregistreerd is, is onderworpen aan het tuchtrecht. Eventueel door verweerder gemaakte kosten komen daarom voor zijn rekening.

De brief van 27 maart 2017 is, zo stelt het tuchtcollege vast, niet afkomstig van verweerder. Ter zitting is bovendien komen vast te staan dat verweerder niet betrokken is geweest bij het opstellen van die brief en geen kennis heeft gekregen van de inhoud van de brief vóór verzending hiervan. Nu het tuchtrecht enkel gericht kan zijn op door de hulpverlener zelf verricht handelen, dan wel daadwerkelijke betrokkenheid van de betreffende hulpverlener bij dit handelen, kan de inhoud van deze brief niet aan verweerder worden tegengeworpen. Het derde klachtonderdeel is daarom ongegrond.

De maatregel

Nu de klacht gedeeltelijk gegrond is zal het college aan verweerder de maatregel van waarschuwing opleggen. Het college is van oordeel dat de handelwijze van verweerder weliswaar onjuist is geweest maar dat dit handelen niet met het kennelijke gevolg om klager te schaden,  is verricht. Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing worden gepubliceerd.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;

-          legt op de maatregel van waarschuwing;

-          wijst de klacht voor het overige af;

-          bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift “Nederlands Tandartsenblad”.

Aldus beslist door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als voorzitter,

mr.dr. P.P.M. van Reijsen als lid-jurist, P.E. Hornman-van de Wiel, G.L.M.M. van der Werff en J.G.J.M. Niessen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2017 in aanwezigheid van de secretaris.