ECLI:NL:TGZREIN:2014:84 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 13214a

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2014:84
Datum uitspraak: 13-10-2014
Datum publicatie: 13-10-2014
Zaaknummer(s): 13214a
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Dermatoloog wordt onder meer verweten dat hij klager niet heeft ingelicht over de werkelijke mogelijke bijwerkingen van de behandeling, geen nazorg heeft verleend, de behandelrelatie heeft opgezegd en zonder toestemming van klager gegevens uit het medisch dossier naar psycholoog en huisarts van klager gestuurd. Geen informed consent. Geen gewichtige reden om behandelrelatie te beëindigen. Verweerder had zich als niet-behandelaar moeten onthouden van het doen van uitlatingen richting de behandelaren van klager. Deels gegrond. Berisping.

Uitspraak: 13 oktober 2014

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 14 oktober 2013 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

dermatoloog

werkzaam te [D]

verweerder

gemachtigde mr. K. Zeylmaker te Leusden

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de aanvulling daarop

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         de brieven van de gemachtigde van verweerder ontvangen op 4, 17 en 26 juni 2014

-         het medisch dossier ontvangen van klager op 17 juni 2014

-         een brief met bijlagen van klager ontvangen op 18 juli 2014

-         een door klager ondertekende machtiging

-         het medisch dossier ontvangen van de Huid- & Laserkliniek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 1 september 2014 behandeld.

Partijen waren aanwezig; verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.

Naar aanleiding van de brief van klager van 19 juni 2014, houdende een verzoek tot behandeling met gesloten deuren, heeft het college voorafgaande aan de behandeling in aanwezigheid van partijen besloten dit verzoek af te wijzen.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 15 juli 2003 is klager door verweerder, destijds werkzaam als dermatoloog in een Huid- en Laserkliniek, in consult gezien vanwege verouderingsrimpels. Op 12 augustus 2003 volgde een botox behandeling die door verweerder werd uitgevoerd. Omdat de behandeling naar de mening van klager onvoldoende effect had gehad, bood verweerder hem een tweede botox behandeling aan. Klager wenste echter een anti-rimpelbehandeling met de Pulsed Dye Laser (EOS-behandeling) die uit twee identieke sessies bestaat en wordt uitgevoerd met een tussenpoos van een aantal weken. Een en ander is telefonisch tussen partijen besproken.

Op 28 oktober 2003 heeft klager het eerste deel van de laserbehandeling ondergaan. De behandeling werd door een huidtherapeute uitgevoerd, verweerder was daarbij niet aanwezig.

Na de behandeling ontstonden er ontsieringen in het gezicht van klager. Klager heeft zich per e-mail van 31 oktober 2003 over de behandeling beklaagd en verweerder erop gewezen dat de bijwerkingen ernstiger waren dan hetgeen op de website van de kliniek stond aangegeven, daar stond namelijk:

‘Na de behandeling kan de huid wat rood zien maar verder zijn er eigenlijk geen bijwerkingen’, ‘U kunt de volgende dag gewoon naar uw werk’ en ‘De huid blijft bij de behandeling intakt’. Klager bleek paarse vlekken en korstvorming te hebben gekregen. Verweerder heeft de e-mail beantwoord waarin hij aangaf dat de laser mogelijk te hoog was ingesteld en toegezegd de informatie op de website aan te passen. Er werd een vervolgafspraak gepland op 3 februari 2004. Klager werd gezien door verweerder, zijn collega en de huidtherapeute. Klager werd geadviseerd om het tweede deel van de behandeling op een later tijdstip te ondergaan zodat de huid eerst tot rust zou kunnen komen. De tweede behandeling heeft niet meer plaatsgevonden. Bij e-mail van 15 maart 2004 heeft verweerder opgemerkt dat hij uit de e-mails van klager had moeten afleiden dat klager zich tot een andere kliniek had gewend en derhalve kennelijk de behandelrelatie met verweerder had beëindigd.

In 2005 heeft klager wederom e-mailcontact met de kliniek gehad. Op 5 juni 2007 heeft de Stichting [E] namens klager telefonisch contact met verweerder opgenomen en gemeld dat klager opnieuw onder behandeling van de kliniek wenste te komen.  Medio 2007 heeft klager bij de klachtencommissie van het ziekenhuis, waar ook de klachten over de kliniek konden worden ingediend, een klacht tegen verweerder ingediend en -onder meer- een psychologisch rapport van GGZ als processtuk ingebracht.

Nadat klager op 20 oktober 2007 de huidtherapeute (die in oktober 2003 de laserbehandeling uitvoerde)  telefonisch op haar privé nummer had benaderd, heeft verweerder met de directie van de kliniek overleg gevoerd over de situatie van klager. Bij brief van 29 oktober 2007 heeft verweerder zowel de huisarts als de GGZ-psycholoog van klager geïnformeerd over de behandeling en psychische situatie van klager.

Op 12 december 2007 heeft de klachtencommissie de klacht van klager ongegrond verklaard.

3. Het standpunt van klager en de klacht

De klacht houdt –kort en zakelijk weergegeven- in dat verweerder:

a)      onjuiste en misleidende informatie over de laserbehandeling op de website heeft gezet;

b)      klager niet heeft ingelicht over de werkelijke mogelijke bijwerkingen van de behandeling;

c)      zonder medeweten en toestemming van klager, de laser hoger heeft ingesteld;

d)      zijn belofte om de onjuistheden op de website aan te passen niet is nagekomen;

e)      geen nazorg heeft verleend en de behandelrelatie heeft opgezegd;

f)        niet beschikte over een klachtenprocedure toen klager een klacht wilde indienen;

g)      zonder toestemming van klager, en ruim drie jaar nadat hij de behandelrelatie had beëindigd, gegevens uit het medisch dossier naar de psycholoog en huisarts van klager heeft gezonden;

h)      zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte.

Ter toelichting stelt klager dat er geen informed consent bestond voor de EOS-behandeling. Klager beschikte uitsluitend over de informatie die op de site van de kliniek stond; verweerder heeft klager niet zelf van informatie voorzien en was niet bij de behandeling aanwezig.

Onder het gebrek aan nazorg verstaat klager ook de opzegging van de behandelovereenkomst. Er was geen enkele reden voor verweerder om de behandelovereenkomst op te zeggen; klager heeft steeds in zijn e-mails aangegeven dat hij nog een behandeling wilde ondergaan. Klager is niet serieus genomen en niet met respect behandeld.

Verweerder had de brief aan de psycholoog en huisarts van klager nooit mogen versturen.

Het is onprofessioneel, irrelevant en misplaatst dat verweerder zijn visie geeft over de zogenaamde ‘escalerende psychische situatie’ van klager. De onjuiste, onzorgvuldige uitlatingen van verweerder, die zonder toestemming van klager in die brief zijn gedaan, houden bovendien geen enkel verband met het beroep van dermatoloog. Klager beschouwt het als een lasterbrief die uit rancune is verstuurd.

  4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft - voor zover van belang kort en zakelijk weergegeven - als verweer het navolgende opgeworpen.

Als algemeen verweer stelt verweerder dat er sprake is van verjaring aangezien het eerste consult in het voorjaar van 2003 heeft plaatsgevonden. Bovendien heeft klager reeds een regeling tegen algehele finale kwijting getroffen met (onder meer) verweerder. Klager heeft zich na de EOS-behandeling van 28 oktober 2013 in diverse andere klinieken laten behandelen en/of opereren. Het is dan ook niet meer vast te stellen of de EOS-behandeling al dan niet deugdelijk is uitgevoerd. Klager is serieus genomen en met respect behandeld. Verweerder betreurt het dat de behandeling in de kliniek en de nasleep daarvan zulke consequenties voor klager hebben gehad, maar is van mening dat hij als zorgvuldig en bekwaam handelend arts is opgetreden en als zodanig heeft gehandeld.

Ten aanzien van de klachtonderdelen a) en b)

De op de website gepubliceerde informatie was gebaseerd op de zeer uitgebreide ervaring van de artsen en huidtherapeuten in de kliniek. De informatie was dan ook niet onjuist noch misleidend. Zowel verweerder als de huidtherapeute hebben klager op de gebruikelijke manier ingelicht over de behandeling alsmede over de mogelijke bijwerkingen.

Ten aanzien van klachtonderdeel c).

Klager is behandeld met de standaard laserinstelling. Hoewel verweerder in eerste instantie meende dat er sprake zou kunnen zijn geweest van een hogere laserinstelling, is bij controle van de door de huidtherapeute genoteerde laserparameters gebleken dat van een hogere instelling geen sprake was.

Ten aanzien van klachtonderdeel d)

Verweerder wenste de door klager beschreven bijwerkingen eerst te objectiveren en analyseren alvorens deze op de website te plaatsen. De aard en oorzaak van de klachten van klager zijn echter nimmer komen vast te staan. Het was daarom niet wenselijk of verstandig om de informatie op de website aan te passen op de manier zoals klager dat zou willen.

Ten aanzien van klachtonderdeel e)

Verweerder heeft zich zeer ingespannen om klager te ondersteunen en nazorg te verlenen. De vele e-mails van klager zijn allemaal rustig, empatisch en constructief beantwoord. Klager is meerdere malen uitgenodigd om naar de kliniek te komen om de huid te laten onderzoeken en zo nodig een plan van aanpak te maken. Klager heeft daar geen gebruik van gemaakt.

Ten aanzien van klachtonderdeel f)

Bij oprichting van de kliniek waren er afspraken gemaakt met de Raad van Bestuur van het ziekenhuis omtrent het gebruik mogen maken van de klachtencommissie van het ziekenhuis. Toen de klacht van klager binnenkwam, was deze afspraak niet bij alle betrokkenen bekend. Er is direct actie ondernomen zodat de klacht van klager in behandeling kon worden genomen.

Ten aanzien van klachtonderdeel g) en h)

Verweerder heeft de, op advies van de psychiater van het ziekenhuis geschreven, brief in het belang van klager verstuurd om zodoende adequate diagnostiek en behandeling voor klager te bewerkstelligen. Bovendien heeft klager ingestemd met het telefonisch contact dat verweerder, voorafgaand aan de verzending van de brief, met de psycholoog heeft gehad.

Van valsheid in geschrifte is geen sprake.

5. De overwegingen van het college

Met betrekking tot de stelling van verweerder dat sprake is van verjaring overweegt het college als volgt. Ingevolge artikel 65 Wet BIG vervalt de bevoegdheid tot het indienen van een klaagschrift 10 jaar na de dag waarop de betreffende handeling of het betreffende nalaten is geschied. De eerste behandeling die onderdeel uit maakt van de thans ingediende klacht heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2003. De klacht is bij het college binnengekomen op

14 oktober 2013. Dit is derhalve binnen de 10 jaarstermijn als bedoeld in voornoemd artikel. Klager kan worden ontvangen in zijn klacht.

Met betrekking tot de klachtonderdeel a) overweegt het college als volgt. Anders dan door klager wordt verondersteld, behoeft de informatie op een internetsite niet allesomvattend te zijn. Zo zullen op de internetsite wel de meest voorkomende problemen na een laserbehandeling worden opgenomen, maar bestaat er geen verplichting tot het opnemen van ook de zeer uitzonderlijke problematiek. Verweerder heeft gesteld dat de bij klager ontstane paarse vlekken een problematiek betreft die zeer uitzonderlijk is en in de twee jaar dat verweerder zich bezig hield met de EOS behandeling ook niet eerder was voorgekomen. Dit is door klager ook niet weersproken. Van verweerder hoefde dan ook niet te worden verlangd dat een dergelijke bijzondere problematiek op de site zou worden vermeld.

Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Naar het oordeel van het college is klachtonderdeel b) gegrond. Vastgesteld kan worden dat verweerder klager niet, althans niet volledig, heeft geïnformeerd omtrent mogelijke problemen bij de behandeling. Ter zitting is ook vast komen te staan dat klager geen informed consent heeft getekend terwijl uit het medisch dossier evenmin blijkt dat klager volledig is ingelicht over de behandeling of mogelijke problemen die zich naar aanleiding van de behandeling zouden kunnen voordoen. Informed consent is juist bij medisch niet noodzakelijke handelingen van eminent belang.

Met betrekking tot klachtonderdeel c) overweegt het college dat vastgesteld moet worden dat de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen. Daarom kan niet worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is en kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of bepaald nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat. Daarbij is van belang dat de lezing van klager niet wordt gestaafd door het medisch dossier.

Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ook klachtonderdeel d) is naar het oordeel van het college ongegrond reeds omdat, zoals hiervoor is overwogen, de informatie op een internetsite niet allesomvattend behoeft te zijn. Daaraan doet niet af de toezegging van verweerder om de informatie op de internetsite aan te passen, nu het nalaten daarvan geen handeling betreft die tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

De klacht onder e) is naar het oordeel van het college gegrond gelet op het volgende. Volgens klager heeft verweerder de behandelovereenkomst opgezegd, terwijl verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat klager de behandelovereenkomst heeft beëindigd. Daarom zal eerst moeten worden vastgesteld wie de behandelovereenkomst heeft opgezegd. Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn stelling verwezen naar de e-mail van 11 maart 2004

(18.32 uur) van klager waarop is gereageerd door verweerder bij e-mail van 15 maart 2004. Verweerder heeft in deze e-mail opgemerkt dat klager zich kennelijk tot een andere kliniek heeft gewend en het derhalve te betreuren is dat klager de behandelrelatie met verweerder heeft beëindigd. Het college is van oordeel dat uit genoemde e-mail van 11 maart 2004 van klager niet zonder meer kan worden opgemaakt dat klager het oog heeft gehad op beëindiging van de behandelrelatie. Dat verweerder niet direct heeft gereageerd op deze e-mail doet daar niet aan af. Klager heeft ook nadien, bij e-mail van 26 augustus 2005, geen blijk ervan gegeven dat hij de behandelrelatie had beëindigd. Uit de e-mail van 29 augustus 2005 van een collega van verweerder aan klager, kan dit ook niet worden opgemaakt. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat verweerder de behandelrelatie heeft opgezegd. Anders dan klager veronderstelt, kan overigens ook een behandelrelatie door verweerder worden opgezegd, wanneer sprake is van gewichtige redenen, zo bepaalt artikel 7:460 BW. Gesteld noch gebleken is dat sprake was van een gewichtige reden en zo deze al zou hebben bestaan heeft verweerder de gewichtige redenen niet aan klager meegedeeld, zomin als zijn collega in de

e-mail van 29 augustus 2005.

Dit leidt ertoe dat de klachtonderdeel e) gegrond is.

Klachtonderdeel f) is naar het oordeel van het college ongegrond. Ten tijde van het indienen van de klacht beschikte verweerder wel over een juiste klachtenprocedure, nu verweerder immers aansluiting mocht zoeken bij de klachtencommissie van het ziekenhuis waar ook de kliniek gevestigd was. Een dergelijke klachtenprocedure is naar het oordeel van het college voldoende.

Met betrekking tot klachtonderdeel g) oordeelt het college als volgt. Verweerder behoorde ten tijde van het schrijven van de brief niet tot de kring van personen die rechtstreeks betrokken waren bij de behandeling van klager. Dit heeft verweerder ter zitting ook bevestigd. Verweerder had zich reeds daarom dienen te onthouden van het doen van uitlatingen richting de behandelaars van klager. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.

Het laatste klachtonderdeel, onderdeel h) is naar het oordeel van het college ongegrond nu van valsheid in geschrifte niet is gebleken.

Al het voorgaande in overweging nemende is het college van oordeel dat aan verweerder de maatregel van berisping moet worden opgelegd. Daarbij neemt het college met name in aanmerking dat een informed consent omtrent de EOS behandeling ontbreekt en de tuchtrechtelijk verwijtbare wijze waarop verweerder uiting heeft gegeven aan zijn gedachten omtrent de psychische gesteldheid van klager zonder daarbij betrokken te zijn, alsmede de wijze waarop verweerder de behandelrelatie heeft beëindigd. De onjuistheid van het handelen van verweerder dienaangaande is naar het oordeel van het college laakbaar zodat bovengenoemde maatregel wordt opgelegd.

6. De beslissing

Het college:

-     verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond als hiervoor overwogen;

-     legt op de maatregel van berisping;

-     wijst de klacht voor het overige af.

Aldus beslist door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als voorzitter,

mr. M.J.H.A. Venner-Lijten als lid-jurist, R.G.J. Frank, M. Bonnet en H.C.Th. Maassen

als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en

in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2014 in aanwezigheid van de secretaris.