ECLI:NL:TGZRAMS:2017:85 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/069

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2017:85
Datum uitspraak: 18-07-2017
Datum publicatie: 18-07-2017
Zaaknummer(s): 2017/069
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie:   Klaagster verwijt de bedrijfsarts kort samengevat dat deze zijn beroepsgeheim heeft geschonden door in de verslaglegging aan de werkgever vertrouwelijke informatie over haar psychische gesteldheid op te nemen. Gegrond.    

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 19 januari 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag binnengekomen klacht, die na doorzending op 22 februari 2017 is binnengekomen bij dit college, van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r ,

tegen

C,

arts,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r .

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      de brief van klaagster van 18 mei 2017.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is op de openbare zitting van 6 juni 2017 behandeld.

Partijen waren aanwezig.

Klaagster werd vergezeld door haar broer, de heer E. Verweerder werd vergezeld door zijn supervisor, de heer F.

2.         De feiten

2.1.      Klaagster, geboren augustus 1961, is sinds 3 juni 2015 afwisselend geheel dan wel gedeeltelijk arbeidsongeschikt. In dat verband heeft zij meerdere (elkaar opvolgende) bedrijfsartsen bezocht. Op 6 juli 2016 bezocht zij verweerder voor het eerst. Verweerder is als bedrijfsarts ingehuurd door de arbodienst van de werkgever van klaagster.

2.2.      Het verslag van verweerder van 6 juli 2016 houdt in, voor zover hier van belang:

            “(..) Betrokkene is, zoals U bekend, uitgevallen in haar werkzaamheden t.g.v. medi-          sche problematiek in het bewegingsapparaat, waarvoor destijds een gerichte behan-                  deling is verricht. (..) Betrokkene bemerkt nog geen evident herstel. Het medisch         beeld is momenteel wisselend stabiel. Behandeling vindt plaats binnen de reguliere          sector en behoeft geen aanvulling. Er heeft onderzoek plaatsgevonden, waarvan de          uitslag reeds binnen is. Ze is verwezen naar een andere behandelaar voor aanvullen       de behandeling, en evt. een multidisciplinaire medisch traject. Er staan enkele medi-      sche vervolgafspraken gepland bij de specialistische behandelaar.

            Beperkingen:

            De beperkingen, die betrokkene ervaart zijn conform eerder, en betreffen de energie,      concentratie, geheugen (..) energie en psychische spankracht (..). Derhalve is er            sprake van een beperking in de algehele conditie en m.n. de mentale belastbaarheid t.g.v. de medische problematiek. (..)”          

2.3.      Op 31 augustus 2016 bezocht klaagster verweerder voor de tweede keer. Het verslag van dit gesprek houdt in, voor zover hier van belang:

            “(..) Betrokkene is, zoals U bekend, uitgevallen in haar werkzaamheden t.g.v. medi-          sche problematiek in het bewegingsapparaat, waarvoor destijds een gerichte behan-      deling is verricht.  Betrokkene bemerkt tot op heden nog geen evident herstel. Het            medisch beeld is momenteel nog wisselend stabiel deels a.g.v. psychische klachten.   Behandeling vindt plaats binnen de reguliere sector en behoeft geen aanvulling. Ze is             verwezen voor aanvullende behandeling in een multidisciplinaire instelling. Mogelijk          dat ze een 2nd opinion zal gaan aanvragen. Een machtiging is ingevuld voor het op            vragen van medische informatie bij de specialistische behandelaar.

            Beperkingen:

            De beperkingen, die betrokkene ervaart zijn conform eerder, en betreffen de energie,      concentratie, geheugen (..) energie en psychische spankracht (..). Er sprake van een      beperking in de algehele conditie en m.n. de mentale belastbaarheid t.g.v. de medi-    sche problematiek. (..)”

2.4.      Na verzending van het verslag van 31 augustus 2016 aan de werkgever van klaagster, is zij door de werkgever aangesproken op haar psychische gesteldheid. Haar werkzaamheden in spoor 1 zijn afgebouwd.  

2.5.      Op 12 oktober 2016 zag verweerder klaagster voor de derde maal. Zij heeft verweerder aangesproken op de wijze van verslaglegging, met name op het gebruik van de term ‘psychische klachten’.

2.6.      In de aantekeningen van verweerder van het consult van 12 oktober 2016 staat, voor zover hier van belang:

            “(..) Werk: per abuis in TK vermelding psychische klachten, wn emotioneel er over (..)      Excuses betr. TK (..)”

2.7.      Het verslag van het consult op 12 oktober 2016 houdt in, voor zover hier van belang:

            “(..) Betrokkene is, zoals U bekend uitgevallen in haar werkzaamheden t.g.v. beper-          kingen in het bewegingsapparaat (..)  Het medisch beeld is thans nog wisselend.            Inmiddels heeft ze een second opinion aangevraagd in een gespecialiseerde gezond-          heidsinstelling; een evt behandeling in een multidisciplinaire setting is hierdoor nu niet geïndiceerd. Dit lijkt mede afhankelijk van de second opinion. Huidige behande-         ling vindt plaats binnen de reguliere sector en behoeft vooralsnog geen aanvulling. Er             is verder nog geen medische informatie binnengekomen van haar huidige gespeciali-  seerde behandelaar; deze is reeds per brief opgevraagd. Beperkingen:

            De beperkingen, die betrokkene ervaart zijn conform eerder, en betreffen de energie,      concentratie, geheugen (..) energie en psychische spankracht (..). Zodoende is er          sprake van een beperking in de mentale en fysieke belastbaarheid t.g.v. de medische     problematiek. (..)”      

2.8.      Op 11 november 2016 heeft klaagster een klacht ingediend bij de arbodienst van haar werkgever over de wijze van verslaglegging door verweerder. Zij heeft die dag ook telefonisch contact met verweerder gehad. De notitie van verweerder ten aanzien van dit contact houdt in:

            “(..) vindt dat TK onjuist en ongeoorloofd was (..) Aangegeven dat overleg had met           G, en advies is om via arbo te melden dat de betreffende TK is aangepast, en dit   mede te delen aan de wg dat er onjuiste informatie in stond vermeld.”  

2.9.      Het laatste consult vond plaats op 23 november 2016. Het verslag daarvan houdt in, voor zover hier van belang:

            “(..) Betrokkene is zoals bekend uitgevallen in haar werkzaamheden t.g.v. beperkin-          gen in het bewegingsapparaat (..). Inmiddels is er na een 2nd opinion beeldvormend             onderzoek verricht, waarna de specialistisch behandelaar een ander beeldvormend            onderzoek wilt verrichten. Hierop zal het beleid en de behandeling mogelijk aange-  past worden; er is hiervoor nog geen afspraak gemaakt met haar. Voorts zijn er be-            perkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren, welke nu wisselend stabiel zijn.         Verder geeft ze aan op de werkvloer nog spanningen te ervaren, betreft m.n. de           werksfeer. (..)

2.10.    Op 18 januari 2017 ontving klaagster een schriftelijke reactie van de arbodienst. De reactie houdt, voor zover hier van belang, in:

            “(..) Ik heb [verweerder] om een reactie gevraagd. Hij heeft laten weten dat hij in             zijn rapportage van het spreekuur van 31-08-2016 de term “psychische klachten”        heeft gebruikt en dat klaagster zich daarover bij hem heeft beklaagd. Hij heeft daar    voor zijn verontschuldigingen aangeboden en heeft de rapportage daarop gecorri-           geerd. Of de gebruikte terminologie “ongeoorloofd en onjuist” kan worden genoemd       betwijfel ik. (..) Maar dat doet op zich niet ter zake. Voor klaagster is het gebruik van     de term onwenselijk. Daarvoor bied ik graag mijn excuses aan. (..)”           

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden door irrelevante en ongeoorloofde medische gegevens op te nemen in de verslaglegging aan de werkgever van klaagster. Verweerder heeft daarin immers melding gemaakt van de aanwezigheid van psychische klachten bij klaagster, hetgeen hij niet had mogen doen. Bovendien heeft hij bepaalde beperkingen genoemd, die onnodig waren om te noemen. Deze informatie was koren op de molen van de werkgever die niet bereid was de functie van klaagster aan te passen (klachtonderdeel 1). Klaagster ontving de verslagen bovendien steeds later dan haar werkgever, zodat zij daarop niet meer inhoudelijk kon reageren (klachtonderdeel 2).

4.            Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Volgens hem heeft hij met het gebruik van de term ‘psychische klachten’ geen grens overschreden. Desalniettemin voegde het gebruik van deze term niets toe aan hetgeen hij aan de werkgever wilde overbrengen en heeft dit voor misverstanden gezorgd. Hij zal dergelijke terminologie dan ook niet meer gebruiken. Voor wat betreft het gebruik van termen waarin de beperkingen van klaagster worden weergegeven wijst verweerder erop dat klaagster inhoudelijk niet bestrijdt dat die beperkingen aanwezig waren en dat hij niet inziet hoe hij deze beperkingen anders had kunnen benoemen. Het is juist dat klaagster de verslagen later ontving dan haar werkgever. Verweerder heeft dit onder de aandacht van zijn werkgever gebracht zodat aan een oplossing voor dit probleem kan worden gewerkt.

5.         De beoordeling

5.1.      Ter toetsing staat of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep als norm was aanvaard. 

5.2.      Het college stelt voorop dat voor verweerder in beginsel een geheimhoudingsplicht geldt. Deze geheimhoudingsplicht geldt echter niet onverkort in het geval de werknemer de bedrijfsarts bezoekt in het kader van ziekteverzuimbegeleiding. In de Leidraad Bedrijfsarts en Privacy is opgenomen tot hoever de geheimhoudingsverplichting in dat geval reikt. De bedrijfsarts dient zich te beperken tot het uitwisselen van die informatie die voor de werkgever strikt noodzakelijk is om als goed werkgever aan zijn re-integratieverplichtingen te voldoen, terwijl anderzijds recht wordt gedaan aan het privacybelang van de werknemer. Voorbeelden van noodzakelijke gegevens zijn functionele beperkingen, restmogelijkheden, verwachte duur van het verzuim en mate van arbeidsongeschiktheid. In de communicatie richting de werkgever is het gebruik van algemeen gebruikelijke termen toegestaan, mits die niet specifiek naar een bepaalde aandoening verwijzen en geen specifieke overige privacygevoelige informatie verschaffen en die in de dagelijkse omgang gebruikelijk zijn.

5.3.      De vraag die in deze zaak centraal staat is of de informatie die is opgenomen in de terugkoppelingen van verweerder, en dan met name de term ‘psychische klachten’  noodzakelijk was in hiervoor omschreven zin.

5.4.      Veel van de informatie die door verweerder is opgenomen in de inleiding van de terugkoppelingen, was naar het oordeel van het college niet strikt noodzakelijk om te vermelden. Het betreft dan met name gegevens over de oorzaak van de klachten (psychische klachten) en de lopende onderzoeken en behandelingen. Volstaan had bijvoorbeeld kunnen worden met: “het medisch beeld is nog niet geheel stabiel, er vindt adequaat onderzoek en behandeling plaats”. De weergegeven beperkingen in de terugkoppelingen waren wel noodzakelijk om te vermelden, ook de – in algemene termen verwoorde – beperking van de ‘psychische spankracht’. De werkgever is immers verplicht de zieke werknemer zoveel mogelijk passende arbeid aan te bieden. Verweerder heeft de beperkingen overigens ook volgens de daarvoor geldende norm beschreven. Alleen de laatste zin in de alinea over beperkingen in de terugkoppeling van 31 augustus 2016 (die terugkomt in de overige terugkoppelingen) was niet noodzakelijk om op te nemen. Volstaan had bijvoorbeeld kunnen worden met: “Werknemer is beperkt voor zware fysieke en mentale belasting.”

5.5.      Nu verweerder informatie heeft vermeld in zijn verslagen die niet strikt noodzakelijk was om te vermelden, heeft verweerder gehandeld in strijd met de zorg die hij jegens klaagster had behoren te betrachten. Klachtonderdeel 1 is om die reden gegrond, hetgeen betekent dat moet worden beslist over een maatregel.

5.6.      Het college stelt vast dat verweerder pas enkele maanden werkzaam was als bedrijfsarts. Bovendien heeft hij, nadat klaagster haar beklag had gedaan over de uitgebreidheid van het verslag (met name voor zover het ging om de vermelding van de term psychische klachten) zijn excuses aangeboden en de terugkoppeling aangepast. In de aangepaste (ongedateerde) versie van de terugkoppeling van het spreekuur van 31 augustus 2016 is deze term niet meer vermeld. Verweerder heeft bovendien in zijn verweerschrift en ook ter zitting zijn excuses aangeboden voor de vermelding van de term ‘psychische klachten’ en hij heeft, bij herhaling, aangegeven dat hij heeft geleerd van zijn fout en erop zal letten dat zijn verslagen korter moeten zonder de vermelding van meer dan strikt noodzakelijke gegevens. Ten slotte neemt het College in overweging dat verweerder weliswaar zijn beroepsgeheim heeft geschonden, maar dat de aard van de schending gering is. Immers, dat sprake was van psychische klachten bij klaagster had werkgever ook uit de overige - wel toegestane - inhoud van de terugkoppelingen kunnen afleiden.

5.7.      Het college ziet, alles in onderlinge samenhang beschouwd, aanleiding om geen maatregel op te leggen.

5.8.      Voor zover de klacht ziet op het te laat ontvangen van de terugkoppelingen, is deze klacht ongegrond. Verweerder kan hiervan immers persoonlijk geen verwijt worden gemaakt, nu het zijn werkgever is die zorgdraagt voor de verzending van de terugkoppelingen en verweerder de gebrekkige terugkoppelingen heeft aangekaart zodra hij daarmee bekend was.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart klachtonderdeel 1 gegrond;

-          legt geen maatregel op;

-          wijst de klacht voor het overige af.

Aldus beslist door:

mr. M. van Walraven, voorzitter,

drs. D.E. de Jong, huisarts, drs. J.M.C. van Dam, psychiater en mr. drs. E.G. van der Jagt, verzekeringsarts,

mr. R.E. van Hellemondt, lid-jurist,

bijgestaan door mr. M.G. Verkerk, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2017 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG  secretaris                                                                                   WG  voorzitter