ECLI:NL:TGZRAMS:2017:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/018

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2017:41
Datum uitspraak: 25-04-2017
Datum publicatie: 25-04-2017
Zaaknummer(s): 2017/018
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt de arts dat deze zonder toestemming van de ouders  een fillerbehandeling van de lippen bij zijn minderjarige dochter heeft verricht en voorts dat hij niet de leeftijd van zijn dochter (die een onjuiste geboortedatum had opgegeven) heeft gecontroleerd. 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 16 januari 2017 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r

tegen

C,

arts,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. R.J. Peet, verbonden aan VvAA juridisch advies & rechtsbijstand.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift;

-                      het verweerschrift;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      de op 14 maart 2017 ontvangen kopie van het identiteitsbewijs van de dochter van klager.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is op een openbare zitting van 14 maart 2017 behandeld. Klager was afwezig met bericht van verhindering. Verweerder was aanwezig en heeft zijn standpunt mondeling toegelicht. Verweerder werd bijgestaan door mr. R.J. Peet, verbonden aan VvAA juridisch advies & rechtsbijstand.

2.         De feiten

2.1       Klager is de vader van E, geboren op … 2001 (hierna te noemen: patiënte).

2.2       Verweerder werkt als cosmetisch arts in D.

2.3       Op 5 januari 2017 heeft patiënte zich gemeld bij de kliniek van verweerder met de wens haar lippen te laten opvullen met fillers.

2.4       Patiënte heeft een intakeformulier ingevuld en daarop aangegeven dat zij negentien jaar oud is.

2.5       Ook in een voorgesprek met verweerder heeft patiënte gezegd dat zij negentien jaar oud is. Verweerder heeft de identiteit en leeftijd van patiënte niet gecontroleerd. Evenmin heeft verweerder de met gezag belaste ouder(s) verzocht om toestemming voor de behandeling.

2.6       Verweerder heeft diezelfde dag de lippen van patiënte opgevuld met niet-permanente fillers.

3.         De klacht en het standpunt van klager

Klager heeft twee klachtonderdelen geformuleerd. Deze komen er zakelijk weergegeven op neer dat verweerder:

I           zonder toestemming van de ouders een lipopvulling bij patiënte heeft aangebracht en

II         niet naar de legitimatie van patiënte heeft gevraagd.

4.            Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Het meest verstrekkende verweer betreft de ontvankelijkheid van klager. Volgens verweerder is patiënte meerderjarig en heeft zij niet ingestemd met het indienen van deze klacht. Verweerder stelt voorts dat van onzorgvuldig handelen geen sprake is geweest. Omdat patiënte  ten tijde van de behandeling meerderjarig was, hoefde hij aan klager geen toestemming te vragen voor de behandeling. Verweerder erkent dat hij de identiteit van patiënte had moeten controleren.

5.         De beoordeling

5.1       Het college beoordeelt allereerst of klager ontvankelijk is in de door hem ingediende klacht. Het college stelt daarbij het volgende voorop. In artikel 65 lid 1 sub a Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg is vastgelegd dat een klacht aanhangig kan worden gemaakt door een rechtstreeks belanghebbende. Bij rechtstreeks belanghebbende dient in de eerste plaats te worden gedacht aan de patiënt van een aan tuchtrechtspraak onderworpen beroepsbeoefenaar. Daarnaast zijn als rechtstreeks belanghebbenden (ondermeer) aan te merken de wettelijke vertegenwoordigers, zoals de ouders of voogd van een minderjarige patiënt. Vast staat dat patiënte vijftien jaar oud is. Hieruit volgt dat klager in zijn hoedanigheid van vader van patiënte kan worden ontvangen in zijn klacht. Hiervoor is geen instemming van patiënte nodig. 

5.2       Ten aanzien van klachtonderdeel 1 oordeelt het college als volgt. Bij een minderjarige patiënt die de leeftijd van twaalf maar nog niet van zestien jaar heeft bereikt, is op grond van artikel 7:450 lid 2 BW tevens toestemming voor de behandeling nodig van de met gezag belaste ouder(s). Patiënte was ten tijde van de behandeling op 5 januari 2017 vijftien jaar oud. Dit betekent dat voor de behandeling toestemming nodig was van de met gezag belaste ouder(s). Verweerder heeft niet om deze toestemming gevraagd. Hieruit volgt dat klachtonderdeel 1 gegrond is.

5.3       Ten aanzien van klachtonderdeel II stelt het college het volgende voorop. Artikel 1 sub b 4e en artikel 5 sub a Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg verplicht de zorgaanbieder (waaronder wordt verstaan de instelling dan wel een solistisch werkende zorgverlener) om de identiteit en het burgerservicenummer van een cliënt vast te stellen wanneer de cliënt zich voor de eerste maal tot de zorgaanbieder wendt ter verkrijging van zorg. Verweerder, die zorgaanbieder is in de zin van deze wet, had op deze grond de identiteit van patiënte moeten controleren toen zij zich op 5 januari 2017 bij hem meldde. Hier komt bij dat de Leidraad plastische chirurgie en esthetische behandelingen in particuliere klinieken van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) expliciet vermeldt dat alleen jongeren ouder dan achttien jaar in aanmerking komen voor cosmetische ingrepen zonder medische noodzaak. De Nederlandse Vereniging Cosmetische Geneeskunde (NVCG) heeft zich ter bescherming van minderjarigen geconformeerd aan het standpunt van de NVPC. Deze door de beroepsgroep van verweerder zichzelf opgelegde norm impliceert dat de leeftijd van een patiënt zorgvuldig moet worden gecontroleerd. Verweerder mocht daarom niet afgaan op de door patiënte verstrekte informatie, maar had om haar legitimatie moeten vragen. Klachtonderdeel II is gegrond.  

5.4       De conclusie van het voorgaande is aldus dat de klacht (in beide onderdelen) gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg had behoren te betrachten.

5.5       De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend. Het college heeft hierbij meegewogen dat verweerder inziet dat hij de identiteit van patiënte had moeten controleren en zijn handelswijze inmiddels heeft aangepast. Het college rekent het verweerder evenwel zwaar aan dat hij een medisch niet noodzakelijke cosmetische ingreep heeft toegepast bij een meisje van vijftien jaar oud terwijl hij wist - zo heeft verweerder ter zitting verklaard - dat patiënte nog op school zat en zij volgens hem kwetsbaar was. Waarin die kwetsbaarheid bestond, wilde verweerder ter zitting desgevraagd niet toelichten.

Deze signalen hadden verweerder ertoe moeten aanzetten om de identiteit en leeftijd van patiënte te controleren en hem ervan moeten weerhouden om de lippen van patiënte op te vullen met fillers. Verweerder heeft daarentegen patiënte meteen behandeld om – zo heeft hij eveneens ter zitting verklaard – te voorkomen dat zij naar een andere kliniek zou gaan waar mogelijk zwaardere fillers zouden worden gebruikt. Verweerder plaatst zijn optreden in een persoonlijke strategie, bedoeld om jonge kwetsbare vrouwen te beschermen. Deze handelswijze is echter evident in strijd met de door de beroepsgroep zichzelf opgelegde norm dat alleen jongeren ouder dan achttien jaar in aanmerking komen voor cosmetisch ingrepen zonder medische noodzaak en die er juist toe strekt minderjarigen te beschermen.   

5.6       Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart de klacht gegrond;

-          legt op de maatregel van berisping.

Het College bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG

in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan het tijdschrift Medisch Contact  ter bekendmaking zal worden aangeboden.

Aldus beslist op 14 maart 2017 door:

mr. A.M. Koene, voorzitter,

J.N. Bennen, dermatoloog,

M.A. de Meij, huisarts,

drs. H.L. de Boer, plastisch chirurg,

mr. S. Colsen, lid-jurist,

bijgestaan door mr. S.S. van Gijn, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter zitting van 25 april 2017 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG                                                                                                   WG

S.S. van Gijn                                                                               A.M. Koene

secretaris                                                                                        voorzitter