ECLI:NL:TGZRAMS:2017:107 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/287

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2017:107
Datum uitspraak: 19-09-2017
Datum publicatie: 19-09-2017
Zaaknummer(s): 2017/287
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt verweerder onder andere een schending van privacy en het negeren van bestaande medische protocollen. Concentratie van klacht. Klager is niet-ontvankelijk in zijn klacht. Naar het oordeel van het college had klager gelijktijdig met een eerder door hem ingediende tuchtklacht de onderhavige klacht tegen de aangeklaagde kunnen indienen. Klager was reeds toen op de hoogte van de nu door hem gestelde fouten van aangeklaagde.

                      REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

                                                                AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 7 augustus 2017 binnengekomen klacht van:

A,  

wonende te B (Thailand),

k l a g e r.

tegen

C,

bedrijfsarts,

a a n g e k l a a g d e.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-       het klaagschrift;

-       de door de secretaris met klager gevoerde correspondentie.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat aangeklaagde:

a.     de privacy van klager geschonden heeft;

b.    haar wettelijke taak op onjuiste wijze heeft uitgeoefend;

c.     onjuiste CAS-codes heeft gebruikt;

d.    bestaande medische protocollen – waaraan aangeklaagde gehouden is – heeft genegeerd.

Ad. a. Ter toelichting op zijn klacht stelt klager dat aangeklaagde per brief van 10 november 2008 bij het opvragen van informatie bij zijn voormalig behandelaar niet alleen zijn persoonlijke gegevens ter identificatie geeft, maar ook gewoon zijn adres, wat aangeklaagde naar eigen zeggen niet mag.

Ad. b. Volgens klager is aangeklaagde als medicus ernstig tekort geschoten in haar wettelijke taak als bezwaarverzekeringsarts door in haar dupliek van 17 november 2011 te stellen dat in bezwaar

een heroverweging plaatsvindt van de aangedragen bezwaren en het geen volledig nieuwe beoordeling is.

Ad c en ad d. Klager stelt dat ten aanzien van zijn klacht het protocol Chronische schouderklachten van 23 maart 2008 van toepassing was geweest. In een rapport van 19 augustus 2008 wordt bij klager de diagnose myalgie van de nek (8L100) gesteld. Klager stelt bezwaar in tegen het – volgens hem – ten onrechte geen beperkingen aannemen ten aanzien van RSI, nek- en schouderklachten. Aangeklaagde, die de medische kanten van het bezwaar behandelt, past op 18 mei 2009 de diagnose FML aan op het gebied van langdurig staan, voor het overige wordt zijn bezwaar afgewezen. Met de CAS-code 8L100 – myalgie van de nek is geen rekening gehouden met zijn schouderklachten en het bestaande protocol genegeerd, aldus klager.

3.         De beoordeling

3.1.      Het college merkt allereerst op dat eisen van een behoorlijke tuchtprocesorde, en in het bijzonder het beginsel van concentratie van klacht, meebrengen dat een klager zoveel mogelijk zijn

klachten tegen een zorgverlener tegelijk in één tuchtprocedure aanhangig maakt. Voor de toepasselijkheid van het beginsel van concentratie van klachten is niet vereist dat het bij beide klachten om hetzelfde feitencomplex gaat, zij het dat in geval van hetzelfde feitencomplex dit beginsel zich nog dwingender voordoet. Een uitzondering op het beginsel vormt de situatie dat een klager niet eerder van de door hem gestelde fouten van de betrokken zorgverlener waarop de nieuwe klacht is gebaseerd, op de hoogte was en deze evenmin eerder had kunnen ontdekken. Het beginsel zal evenmin worden toegepast als het klaagschrift blijkt geeft van feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het niet inhoudelijk behandelen van de klacht zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard.

3.2. Het college stelt wat dat laatste betreft vast dat klager op 29 juni 2011 een klacht bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam heeft ingediend (geregistreerd onder zaaknummer 11/229) over het handelen van aangeklaagde vanwege de door hem gestelde feiten dat aangeklaagde:

1. op onjuiste wijze informatie heeft opgevraagd bij de behandelend psychiater;

2. op onjuiste wijze de standaard verminderde arbeidsduur heeft toegepast;

3. een te beperkt onderzoek heeft uitgevoerd naar de RSI-klachten aan de handen en armen van klager;

4. onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan, omdat zij is uitgegaan van verouderde medische gegevens;

5. klager niet heeft gecorrigeerd als hij iets verkeerd begreep en dat zij geen uitvoering heeft gegeven aan haar voorlichtende taak.

Bij beslissing van 12 juni 2012 heeft het college de klacht ongegrond verklaard.

3.3. Naar het oordeel van het college had klager gelijktijdig met de door hem op 29 juni 2011

ingediende klacht tegen aangeklaagde ook de onderhavige klachten tegen aangeklaagde kunnen indienen. Klager was reeds toen op de hoogte van de nu door hem gestelde fouten van aangeklaagde, zodat de hiervoor genoemde uitzondering op het beginsel van concentratie van

klachten zich dus niet voordoet. Evenmin blijkt uit het klaagschrift van feiten of omstandigheden die zullen leiden tot onbillijkheid van overwegende aard bij het achterwege blijven van inhoudelijke behandeling van de klacht. De conclusie van het voorgaande is dan ook dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaart in zijn klacht.

4.         De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus beslist op 19 september 2017 door:

mr. J. Recourt, voorzitter,

drs. D.E. de Jong en dr. B. van Ramshorst, leden-arts,

bijgestaan door mr. A. Kerstens, secretaris.

w.g. secretaris                                                w.g. voorzitter