ECLI:NL:TGZCTG:2017:234 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.346

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:234
Datum uitspraak: 15-08-2017
Datum publicatie: 16-08-2017
Zaaknummer(s): c2016.346
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van vader zonder gezag tegen psychiater van zijn zoon. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af en het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. Psychiater heeft vader voldoende geïnformeerd en was niet gehouden informatie die vader aan haar verschafte in haar rapportage op te nemen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.346 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. drs. A.H.J. de Kort, advocaat te

Sint Michielsgestel,

tegen

C., psychiater, voorheen werkzaam te D., thans werkzaam te E.,

verweerster in beide instanties, gemachtigde:

mr. C.W.M. Verberne, advocaat te Eindhoven.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 15 februari 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van

3 augustus 2016, onder nummer 1618, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 15 juni 2017, waar zijn verschenen klager en de psychiater, beiden bijgestaan door hun gemachtigden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

2.1       Klager is adoptieouder van F., geboren in 2006. De adoptieouders van F. zijn in 2010 gescheiden. Sinds december 2013 heeft de moeder het uitsluitend gezag over F.. Klager heeft al geruime tijd geen contact meer met F..

2.2       In 2012 is F. door de huisarts verwezen in verband met mogelijke hechtingsproblematiek en/of een stoornis binnen het autisme spectrum en/of andere problematiek, waarna hij daarvoor in behandeling is geweest.

2.3       Vanaf 1 oktober 2014 is verweerster bij de behandeling van F. betrokken. Op 6 oktober 2014 heeft verweerster een kinderpsychiatrisch onderzoek verricht bij F., onder meer gericht op de verdenking van Gilles de la Tourette. Verweerster heeft op 8 december 2014 een eerste (voorlopig) verslag opgesteld. Het definitieve verslag dateert van 26 februari 2015.

2.4       Verweerster heeft op 11 december 2014 en op 8 januari 2015 gesprekken met klager gevoerd. Klager heeft inzage gekregen in de (concept)verslagen en heeft zijn opmerkingen op het concept eindverslag op 18 februari 2015 per e-mail aan verweerster toegezonden.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerster een onjuiste rapportage over zijn zoon te hebben opgesteld, omdat zij geen aantekeningen heeft gemaakt tijdens het voeren van gesprekken met klager, geen stukken van klager heeft willen inzien en heeft geweigerd zijn opmerkingen op de concept-rapportage mee te nemen. Verweerster heeft voorts relevante signalen van F. genegeerd en hem daardoor behandeling onthouden. Hierdoor zijn de belangen van klager en F. geschaad.

Ter toelichting heeft klager onder meer aangevoerd dat in de definitieve rapportage van 26 februari 2015 een aantal opmerkingen van hem niet zijn doorgevoerd. Wel heeft verweerster overleg gehad met de moeder van F., waarna relevante informatie voor klager en zijn zoon uit het verslag is gehaald. De rapportage bevat fouten, waar klager verweerster op gewezen heeft, maar die niet hersteld zijn. In de rapportage wordt uitgegaan van eenzijdige en onjuiste informatie van de moeder. Klager voelt zich niet serieus genomen.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster is van mening niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Zij voert daartoe onder meer aan dat niet klager, maar de moeder van F. het ouderlijk gezag heeft. Klager kon op zijn verzoek worden uitgenodigd voor een gesprek en een samenvattend verslag over de behandeling ontvangen. Het eerste verslag van 8 december 2014 is grotendeels gebaseerd op informatie uit het dossier, waaraan verweerster haar eigen onderzoek heeft toegevoegd. Het eerste verslag bevatte een voorlopige eindconclusie en een voorlopig behandeladvies. Omdat de moeder het gezag heeft is zij op de hoogte gebracht van het feit dat klager om informatie heeft verzocht. Op 11 december 2014 heeft verweerster in een gesprek met klager het verslag van 8 december 2014 doorgenomen en enkele wijzigingen aangebracht. Het aangepaste concept is klager op 15 december 2014 toegezonden. Op 8 januari 2015 heeft verweerster wederom een gesprek met klager gevoerd. Klager was het niet eens met het gevoerde beleid. Zijn wens tot contactherstel met F. is erkend, maar daarvoor is hij verwezen naar de bevoegde instanties. Na afwikkeling van een parallel lopend psychologisch onderzoek is het behandelbeleid vastgesteld en met de moeder besproken. Besloten wordt het behandeltraject af te sluiten. Het eindverslag wordt daarna opgesteld en in concept op 17 februari 2015 aan de moeder en aan klager gezonden. Zowel de moeder als klager hebben hierop hun opmerkingen doorgegeven. Mede rekening houdend met deze opmerkingen wordt het verslag definitief gemaakt.

Verweerster heeft wel degelijk aantekeningen gemaakt en de door klager verstrekte informatie ook in de rapportage gebruikt, voor zover deze door haar relevant werd geacht in het kader van het onderzoek. Klager had informatie bij zich, die hij niet wilde achterlaten, maar waarvoor ook niet de tijd was om die (volledig) tijdens het gesprek door te nemen. Omdat verweerster buiten de discussie over de omgang wilde blijven heeft zij (uiteindelijk) de opbouw van contact tussen vader en zoon buiten de rapportage gelaten.

Verweerster heeft zoveel mogelijk met de belangen van klager rekening gehouden. Zij is meer dan voldoende tegemoet gekomen aan zijn wens om informatie te krijgen en informatie in te brengen. Zij heeft de belangen van haar patiënt voorop gesteld.

5. De overwegingen van het college

Vast staat dat verweerster eerst vanaf 1 oktober 2014 bij de behandeling van F. is betrokken, derhalve op een moment dat klager geen ouderlijk gezag meer over F. had. Met juistheid heeft verweerster aangevoerd dat zij om die reden alleen de moeder van F. bij de besluitvorming over de behandeling diende te betrekken. Klager heeft als niet gezaghebbend ouder uitsluitend een recht om op hoofdlijnen te worden geïnformeerd. Het college is van oordeel dat verweerster zeer zorgvuldig met de belangen van klager is omgegaan door hem twee maal in een gesprek informatie te verstrekken en inzage te geven in alle (concept) versies van haar rapportage en door hem in de gelegenheid te stellen daarop zijn commentaar te geven. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor de stelling dat verweerster onjuiste afwegingen zou hebben gemaakt bij haar beslissing om bepaalde opmerkingen van klager wel en andere niet te verwerken in de definitieve rapportage. Dat klager het contact met zijn zoon hersteld wil zien is begrijpelijk, maar het was niet aan verweerster om daarover in de door haar opgestelde rapportage een standpunt in te nemen.

Op grond van het voorgaande wordt de klacht afgewezen als kennelijk ongegrond.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klager beoogt met zijn beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep.

4.2       De psychiater voert hiertegen verweer en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3       Evenals het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de psychiater, omdat alleen de moeder was belast met het gezag over F., uitsluitend haar bij de besluitvorming over de behandeling van F. diende te betrekken. Klager had als niet-gezaghebbend ouder desgevraagd alleen recht op informatie inzake belangrijke feiten en omstandigheden betreffende F. of zijn verzorging of opvoeding.  Dit heeft de psychiater op ruimschoots voldoende wijze gedaan door klager inzage te verlenen in de (concept-)rapportages. De psychiater  was daarbij niet gehouden om informatie die klager aan haar verstrekte tijdens de gesprekken die ze met hem heeft gehad, in de rapportage die zij over F. heeft opgesteld op te nemen. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor de veronderstelling dat de psychiater onjuiste afwegingen heeft gemaakt bij haar beslissingen over de in de rapportage te verwerken informatie.

4.4       Gezien het vorenstaande is ook het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht ongegrond is. Het beroep wordt derhalve verworpen.

4.5       Om redenen aan het algemeen belang ontleend gelast het Centraal Tuchtcollege de publicatie van deze uitspraak.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter,

mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. Th.W.H.E. Schmitz, leden-juristen en

drs. A.C.L. Allertz en drs. E.J. Stevelmans, leden-beroepsgenoten en

mr. I. Diephuis-Timmer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

15 augustus 2017.

Voorzitter  w.g.                                             Secretaris  w.g.