ECLI:NL:TGDKG:2019:36 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/653478 / DW RK 18/474

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:36
Datum uitspraak: 02-04-2019
Datum publicatie: 17-04-2019
Zaaknummer(s): C/13/653478 / DW RK 18/474
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Ministerieplicht. Kosten. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 april 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 21 augustus 2018 met zaaknummer C/13/633893 / DW RK 17/813 MdV/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/653478 / DW RK 18/474 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 9 augustus 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 16 augustus 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 21 augustus 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail , ingekomen op

29 augustus 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 februari 2019. De gerechtsdeurwaarder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 2 april 2019.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij beschikking van 12 december 2016 van de rechtbank te Almelo is klager veroordeeld in het bijdragen van kosten voor de verzorging en opvoeding van zijn kinderen.

-           Bij exploot van 20 juli 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder de beschikking van

12 december 2016 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: hij uit het niets een bevel tot betaling heeft ontvangen;

b: hij vanwege de dreigende taal van de gerechtsdeurwaarder de betekeningskosten heeft betaald.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een vonnis ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren. De met ambtshandelingen gepaard gaande kosten berusten op door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders neergelegde tarieven. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder andere of hogere kosten in rekening heeft gebracht. Het in rekening brengen van deze kosten is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dat klager verrast is door het bevel tot betaling en niet bekend was met de sommatiebrief van de advocaat van zijn ex-partner van 15 juni 2017 kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Er bestaat voor de gerechtsdeurwaarder geen wettelijke verplichting om voorafgaand het betekenen van een vonnis een aanmaning of sommatiebrief aan betrokkene te sturen.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft de gerechtsdeurwaarder uitdrukkelijk ontkend dat sprake is geweest van dreigende taal in een verzonden e-mail. Dit kan ook niet uit de overgelegde producties worden afgeleid. De klacht dient dan ook als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder voorafgaand aan het bevel tot betaling onderzoek had moeten doen. Klager stelt dat hij ten onrechte is belast met betekenings- en executiekosten. Verder voert klager aan dat hij, anders dan de gerechtsdeurwaarder in zijn verweerschrift stelt, wel bezwaar tegen de ambtelijke kosten heeft gemaakt.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. D. Bode en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.