ECLI:NL:TAHVD:2020:42 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 150011H
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2020:42 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-03-2020 |
Datum publicatie: | 20-03-2020 |
Zaaknummer(s): | 150011H |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Herziening |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Herzieningsverzoek afgewezen. De aan het verzoek ten grondslag gelegde feiten zijn onvoldoende gebleken en niet gemotiveerd. |
BESLISSING
van 16 maart 2020
in de zaak 150011H
naar aanleiding van het verzoek tot herziening van:
verzoeker
1 DE BESLISSING WAARVAN HERZIENING WORDT VERZOCHT
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 15 juni 2015, gewezen onder nummer L38-2015 en aan partijen toegezonden op 15 juni 2015. Daarin is het bezwaar van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (verder: de deken) gegrond verklaard. Aan verzoeker is de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd. De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2015:144.
1.2 Verzoeker heeft tegen de beslissing van de raad beroep ingesteld bij het Hof van Discipline (verder: het hof). Dit heeft geleid tot de beslissing van 4 december 2015, gewezen onder nummer 150011, waarin de beslissing van de raad van 15 juni 2015 is bekrachtigd. De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2015:303.
2 HET VERZOEK TOT HERZIENING
2.1 Per e-mailberichten van 8 en 15 november 2019 met bijlagen heeft verzoeker het hof verzocht om herziening van de beslissing van het hof van 5 december 2015.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het e-mailbericht met bijlage d.d. 29 november 2019 van verzoeker;
- het e-mailbericht d.d. 22 december 2019 van verzoeker;
- de brief d.d. 19 december 2019 van de deken;
- het e-mailbericht d.d. 23 januari 2020 van verzoeker;
- het e-mailbericht d.d. 2 maart 2020 van verzoeker.
2.3 Het hof heeft het verzoek op stukken beoordeeld in raadkamer.
3 BEOORDELING
De mogelijkheid tot herziening
3.1 Het hof stelt voorop dat tegen een beslissing van het hof in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel is opengesteld. De Advocatenwet voorziet evenmin in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter.
3.2 Bij uitzondering kan hierover anders worden geoordeeld, indien en voor zover mocht blijken dat bij de behandeling van het hoger beroep geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden (zie ook HvD 24 augustus 2015, 7417, ECLI:NL:TAHVD:2015:271). In dit verband is door het hof een herzieningsprotocol vastgesteld. Op het herzieningsverzoek van verzoeker is het herzieningsprotocol van het hof van toepassing, zoals dit gold tot 1 januari 2020 (verder: het herzieningsprotocol).
Het herzieningsverzoek en de reactie van de deken
3.3 Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot herziening ten grondslag gelegd dat sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden waardoor geen sprake is geweest van een eerlijk proces. Als deze feiten en omstandigheden ten tijde van het wijzen van de beslissing van het hof bekend waren geweest, had het hof een andere beslissing gewezen. Verzoeker heeft als nieuwe feiten aangevoerd:
- een vonnis van de rechtbank Limburg d.d. 6 mei 2019;
- nieuwe feiten en omstandigheden uit 2015 en 2017 en nieuwe feiten die in een civiele procedure in 2019 aan het licht zijn gekomen en betrekking hebben op de financiële positie in 2013;
De deken heeft in de tuchtprocedure de tuchtrechters op het verkeerde been gezet, omdat het verwijt van de deken dat verweerder stelselmatig niet tijdig van gevraagde jaarstukken en financiële bescheiden 2012 en 2013 leverde onjuist is, nu de deken die stukken tijdig heeft verkregen van de accountant. Op grond van deze nieuwe feiten dient de beslissing van het hof herzien te worden.
Verzoeker vermeldt in zijn herzieningsverzoek niet langer het beroep van advocaat te kunnen vervullen, maar verzoekt desondanks tot herziening van voormelde beslissing.
3.4 De deken heeft in zijn brief aan het hof een gemotiveerde reactie gegeven op het verzoek en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker in zijn verzoek.
De ontvankelijkheid van het herzieningsverzoek
3.5 Het hof is van oordeel dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn herzieningsverzoek. Verzoeker heeft de door hem aan zijn herzieningsverzoek ten grondslag gelegde feiten nauwelijks gemotiveerd en in ieder geval niet onderbouwd (met stukken). Dat heeft tot gevolg dat niet aannemelijk is geworden dat bij de behandeling van het hoger beroep geen sprake is geweest van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 1 van het Herzieningsprotocol doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.
3.6 Overigens is evenmin gebleken dat de beslissing van hof van 4 november 2015 is gedaan op een onjuiste feitelijke grondslag. Uit het proces-verbaal van de zitting bij het hof van 9 oktober 2015 volgt dat het moment van ontvangst van de jaarstukken 2013 en 2014 aan de orde is gekomen. Door de deken is medegedeeld dat hij, anders dan door verzoeker is gesteld, de jaarstukken 2013 (pas) op 14 april 2015 heeft ontvangen en die over 2014 in augustus 2015. Aldus heeft hof kunnen overwegen dat de jaarstukken over 2013 en 2014 destijds niet tijdig aan de deken ter hand zijn gesteld. De stukken die verzoeker in dit verband nog aan het hof heeft overgelegd, maken dit niet anders.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn herzieningsverzoek.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 16 maart 2020.