ECLI:NL:TAHVD:2016:43 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 150065

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2016:43
Datum uitspraak: 07-03-2016
Datum publicatie: 08-03-2016
Zaaknummer(s): 150065
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp:
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht dat de advocaat de strafzaak van klager bij het hof niet op een deugdelijke en zorgvuldige wijze heeft behandeld. Het hof bekrachtigt de uitspraak van de raad (klacht deels ongegrond, deels gegrond en waarschuwing). De advocaat heeft in hoger beroep nog aangevoerd dat hij het getuigenverhoor heeft verlaten op het moment dat dit verhoor werd onderbroken omdat de raadsheer-commissaris openbaar uitspraak diende te doen in een andere zaak. Hij heeft voorts verklaard hierover geen contact te hebben gehad met zijn cliënt. Uit de door de raad vastgestelde feiten volgt dat de verhoren door - niet aan de advocaat te wijten omstandigheden - erg waren uitgelopen. Het hof acht het aannemelijk dat de vertraging door de door de advocaat genoemde uitspraak verder dreigde op te lopen. Als een verhoor echter zodanig uitloopt dat een raadsman niet langer aanwezig kan zijn, kan hij slechts dit verhoor verlaten onder opgave van schriftelijke vragen aan de raadsheer-commissaris, indien hij dit vooraf - dan wel ter plekke door telefonisch contact - heeft afgestemd met zijn cliënt. Is dit niet het geval dient hij aanhouding te vragen.

Beslissing

van 7 maart 2016

in de zaak 150065

naar aanleiding van het wederzijds hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 31 augustus 2015, onder nummer OB306-2014, aan partijen toegezonden op 1 september 2015, waarbij een klacht van klager tegen verweerder deels ongegrond en deels gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2015:182.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager en verweerder van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is respectievelijk op 27 september 2015 en 20 september 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de brief van klager aan het hof van 5 november 2015;

- de brief van klager aan het hof van 16 december 2015.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 januari 2016, waar klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. D, zijn verschenen. Klager heeft een pleitnota overgelegd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

de strafzaak van klager bij het hof niet op een deugdelijke en zorgvuldige wijze te behandelen.

4 FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 Het onderzoek in het door verweerder ingestelde hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 Het hof voegt daar het volgende aan toe. Verweerder heeft in hoger beroep nog aangevoerd dat hij het getuigenverhoor heeft verlaten op het moment dat dit verhoor werd onderbroken omdat de raadsheer-commissaris openbaar uitspraak diende te doen in een andere strafzaak. Hij heeft voorts verklaard hierover geen contact te hebben gehad met zijn cliënt. Het hof overweegt dat uit de door de raad vastgestelde feiten reeds volgt dat de verhoren door – niet aan verweerder te wijten omstandigheden – erg waren uitgelopen. Het hof acht het aannemelijk dat de vertraging door de door verweerder genoemde uitspraak verder dreigde op te lopen. Als een verhoor echter zodanig uitloopt dat een raadsman niet langer aanwezig kan zijn, kan hij slechts dit verhoor verlaten onder opgave van schriftelijke vragen aan de raadsheer-commissaris, indien hij dit vooraf – dan wel ter plekke door telefonisch contact – heeft afgestemd met zijn cliënt. Is dit niet het geval dient hij aanhouding te vragen. De grieven van verweerder tegen de beslissing van de raad worden verworpen.

5.3 Het voorgaande leidt ertoe dat de beslissing van de raad moet worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 31 augustus 2015, onder nummer OB306-2014.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.B.A.P.M. Ficq, A.J. Louter en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2016.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 7 maart 2016.