ECLI:NL:TADRSGR:2018:55 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-370/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:55
Datum uitspraak: 26-03-2018
Datum publicatie: 26-03-2018
Zaaknummer(s): 17-370/DH/DH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
  • Berisping
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat in alle onderdelen gegrond. Verweerder heeft van klager de opdracht aanvaard om dwangsommen voor klager te incasseren. Verweerder is bij de uitvoering van die opdracht onvoldoende voortvarend te werk gegaan door  – nota bene ondanks de vele berichten van klager – de deurwaarder slechts enkele berichten te sturen en bij het uitblijven van een reactie niet adequaat te reageren. Ook acht de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder niet binnen een redelijke termijn heeft gereageerd op verzoeken van klager om de deurwaarder aansprakelijk te stellen voor het niet innen van de dwangsommen, terwijl er alle reden was om de deurwaarder tijdig aansprakelijk te stellen. Tot slot acht de raad tuchtrechtelijk laakbaar dat niet is gereageerd op een door klager bij het kantoor van verweerder ingediende klacht over verweerder. Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 6.28 van de Voda. Berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 26 maart 2018

in de zaak 17-370/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 6 mei 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 10 mei 2017 met kenmerk K111 2016 sh/ksl, door de raad op diezelfde datum ontvangen, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 januari 2018 in aanwezigheid van klager, vergezeld door (…). Verweerder is eveneens verschenen.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van:

- de bij 1.2 genoemde brief van de deken;

- het e-mailbericht van 15 januari 2018 (met bijlagen) van klager.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager heeft verweerder, die hem in eerdere kwesties had bijgestaan, bij

e-mail van 9 februari 2014 verzocht om dwangsommen te incasseren die zagen op het niet naleven van een omgangsregeling door de ex-echtgenote van klager. Verweerder heeft deze opdracht aanvaard en zich tot een deurwaarder gewend. De deurwaarder heeft verweerder op 25 maart 2014 een opdrachtbevestiging gezonden.

2.2 Op (in ieder geval) 28 mei 2014, 22 juni 2014, 24 augustus 2014, 4 oktober 2014, 15 januari 2015, 4 maart 2015 en 1 april 2015 heeft klager aan verweerder gevraagd wat de status was van de verbeurde dwangsommen. Verweerder heeft niet op deze berichten gereageerd.

2.3 Bij e-mail van 21 juli 2015 heeft klager verweerder verzocht hem te informeren over de status van de inning van de verbeurde dwangsommen, zodat klager dit kon doorgeven aan een andere advocaat, mr. L.

2.4 Bij e-mail van 21 juli 2015 heeft verweerder de deurwaarder als volgt bericht:

“(…) In opgemelde zaak probeer ik sinds 18 mei jl. een reactie van u te ontvangen omtrent de voortgang van de zaak met betrekking tot de dwangsommen. Het verbaast mij dat ik in het geheel geen enkele reactie van uw zijde [heb] ontvangen. Deze gang van zaken vind ik onacceptabel.

Kunt u mij aangeven waarom mijn verzoeken worden genegeerd? En wilt u daarbij alsnog inhoudelijk op de kwestie ingaan? (…)”

2.5 Bij e-mail van 11 augustus 2015 heeft klager verweerder als volgt bericht:

“(…) Volgende week dient een kort geding inzake de uitstaande vorderingen versus het opheffen van het beslag op de door de wederpartij aangekochte woning (…). Graag ruim voor dat dit kort geding dient zou ik vernemen betref[t] de status van de inning van de dwangsommen. Dit zodat duidelijk wordt of nu sprake is van een vordering via een deurwaarder danwel twee vorderingen via twee deurwaarders. Om de wederpartij niet onnodig op kosten te jagen is al eerder aangegeven dat het de voorkeur zou verdienen dit middels 1 vordering te innen. Wat de consequenties hiervan zijn kan ik niet overzien (mogelijk kunt u dit aangeven?).

Kunt u de status zo spoedig mogelijk doorgeven opdat [mr. L.] hier verder mee kan. (…)”

2.6 Verweerder heeft de deurwaarder bij e-mail van 14 augustus 2015 als volgt bericht:

“(…) O[m] voor mij onbekende reden weigert [deurwaarder] om te reageren op verzoeken van mijn kant in opgemelde zaak. Uw dienstverlening laat in grote mate te wensen over.

Ik bericht u hierbij dat ik niet langer de opdrachtgever zal zijn, [mr. L.] (…) zal de opdracht overnemen. Ik verzoek u een en ander in uw administratie aan te passen. Ik zet [mr. L.] in de cc. (…)”

2.7 Op enig moment heeft de deurwaarder het beslag opgeheven. De dwangsommen zijn verjaard.

2.8 Klager heeft verweerder bij e-mail van 21 oktober 2015 als volgt bericht:

“(…) Alle aan mijn ex-partner opgelegde dwangsommen, 14 stuks, wegens het niet nakomen van de omgangsregeling zijn gestaakt en daardoor niet meer inbaar. Kunt u mij uitleg geven hoe dit kon gebeuren? (…)”

2.9 Daarop heeft verweerder bij e-mail van 21 oktober 2015 als volgt gereageerd:

“(…) Dat is mij niet bekend. [In] de e-mailcorrespondentie kunt u zien dat ik de deurwaarder daar op enig moment op heb gewezen, ik adviseer u dan ook met [mr. L.] contact met [deurwaarder] te zoeken, de fout moet daar liggen. (…)”

2.10 Bij e-mail van e-mail van 17 november 2015 heeft klager verweerder als volgt bericht:

“(…) Ik verzoek u het deurwaarderskantoor (…) aansprakelijk te stellen voor het niet innen van de 14 opgelegde dwangsommen om reden dat ondanks aangeven uwerzijds hierop niet geacteerd is en de inning van de dwangsommen [is] gestaakt. (…)”

2.11 Op 23 november 2015 heeft de deurwaarder verweerder een factuur gezonden.

2.12 Verweerder heeft klager op 30 december 2015 als volgt bericht:

“(…) Wat betreft de dwangsommen, ik heb de kwestie aan [mr. L.] overgedragen, ik verzoek u dat met hem te bekijken. (…)”

2.13 Bij e-mail van 6 januari 2016 heeft klager verweerder als volgt bericht:

“(…) De dwangsommen worden niet beschreven, niet geïnd, niet herbeschreven, e-mails worden niet beantwoord en vervolgens volgt een nota van € 600,-?

Nadat inning van de dwangsommen aan [mr. L.] is overgedragen was het enige wat hem nog restte te constateren dat de dwangsommen waren gestaakt, vervolgens verjaard en niet meer inbaar.

Ik ga dan ook niet accoord dat het niet innen van de dwangsommen onder tafel wordt geveegd en doe u hierbij het dwingende verzoek om het deurwaarderskantoor aansprakelijk te stellen voor het niet innen van de 14 opgelegde dwangsommen om reden dat ondanks aangeven uwerzijds hierop niet geacteerd, de inning van de dwangsommen [is] gestaakt, niet zijn herbeschreven, vervolgens verjaard en niet meer inbaar zijn.

Op 21 oktober is reeds aangegeven dat boven beschreven situatie opgang doet. Ik verwacht dan ook dat hier op korte termijn op wordt geacteerd.

Het na 1,5 maand beantwoorden van de mail verdient dan ook niet de schoonheidsprijs. (…)”

2.14 Bij e-mail van 31 januari 2016 heeft klager verweerder gevraagd of hij nog een reactie op zijn e-mail van 6 januari 2016 mocht ontvangen.

2.15 Op 23 maart 2016 heeft klager bij het advocatenkantoor van verweerder een interne klacht ingediend over verweerder. Bij e-mail van 30 maart 2016 heeft een kantoorgenoot van verweerder klager bericht dat vanwege een operatie van verweerder op een later moment op de klacht zou worden teruggekomen. Klager heeft diezelfde datum per e-mail gevraagd binnen welke termijn hij een reactie tegemoet kon zien. Hierop - alsmede op de interne klacht - is door (het kantoor van) verweerder niet gereageerd. 

2.16 Bij e-mail van 29 maart 2016 heeft verweerder de deurwaarder aansprakelijk gesteld. 

2.17 Op 6 mei 2016 heeft klager de onderhavige klacht over verweerder ingediend bij de deken.

2.18 Op 25 oktober 2016 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden op het Bureau van de Haagse Orde van Advocaten. Verweerder was bij dit gesprek aanwezig. Klager was vanwege onvoorziene omstandigheden niet aanwezig.

2.19 Bij e-mail van 25 oktober 2016 heeft verweerder de deurwaarder als volgt bericht:

“(…) Daarnaast vraag ik mij af waarom het beslag destijds door [deurwaarder] is opgeheven, ik heb daar nimmer expliciet toestemming voor gegeven, en het is mij ook nimmer expliciet gevraagd. Er is kennelijk wel

€ 167,10 geïncasseerd, waarom de rest van de opgeëiste dwangsommen niet?

Ik heb - uiteraard - niets gestuit omdat er beslag was gelegd. (…)”

2.20 Mr. L. heeft verweerder bij e-mail van 25 oktober 2016 onder meer als volgt bericht:

“(…) Voor de goede orde: ik heb uw zaak (14 maal overtreding vonnis met dwangsom) niet ter hand genomen. Wat ik begrepen heb van de deurwaarder (…) was dat de verjaring van de dwangsommen niet door u wa[s] gestuit. (…)”

2.21 Klager heeft contact opgenomen met de deurwaarder. De deurwaarder heeft klager bij e-mail van 23 november 2016 bericht dat de deurwaarder wachtte op een bericht van verweerder of het dossier kon worden gesloten.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij heeft verzuimd dwangsommen voor klager te incasseren die zagen op het niet naleven van de omgangsregeling die was getroffen met de ex-echtgenote van klager;

b) hij niet heeft gereageerd op e-mailberichten waarin klager verweerder verzocht om de deurwaarder aansprakelijk te stellen voor het niet innen van de dwangsommen;

c) er door het kantoor van verweerder niet is gereageerd op een interne klacht die klager over verweerder had ingediend bij diens kantoor.

3.2 Klager heeft klachtonderdeel b) als volgt toegelicht. Toen mr. L. constateerde dat de dwangsommen niet beschreven waren, heeft klager navraag gedaan bij verweerder. Verweerder liet weten dat klager zich maar moest wenden tot de ingeschakelde deurwaarder of tot mr. L. Toen klager verweerder verzocht om de deurwaarder aansprakelijk te stellen voor het niet innen van de dwangsommen, waardoor deze zijn verjaard en inning niet langer mogelijk is, ontving klager geen reactie.

3.3 Klachtonderdeel c) is door klager als volgt toegelicht. Toen klager een interne klacht over verweerder had ingediend bij diens kantoor, vernam hij dat verweerder een operatie had ondergaan en na terugkeer op kantoor op de kwestie zou terugkomen. Toen klager vervolgens verzocht aan te geven wanneer dat zou gebeuren, bleef een reactie uit.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard. Daartoe heeft hij onder meer het volgende aangevoerd.

4.2 Verweerder erkent dat hij klager eerder een terugkoppeling had moeten/kunnen geven, echter: dat is in de praktijk lastig, het zijn werkzaamheden die niet door de Raad voor Rechtsbijstand worden vergoed en een traject bij de deurwaarder is vaak langlopend zonder dat er veel nieuws te melden is. De kwestie inzake de dwangsommen is bovendien reeds in mei 2015 overgedragen aan de opvolgend advocaat van klager, mr. L. Verweerder ging ervan uit dat mr. L. de deurwaarder zou aanspreken in verband met de door de deurwaarder gemaakte fouten. Bovendien was de informatievoorziening vanuit de deurwaarder ver beneden de maat. Verweerder moet erop kunnen vertrouwen dat een deurwaarder zijn verantwoordelijkheid neemt en de aan hem uitbestede opdrachten correct uitvoert.

4.3 Voor het overige komt het verweer - voor zover nodig - aan de orde bij de beoordeling van de klacht.

5 BEOORDELING

5.1 De raad stelt als maatstaf voorop dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

Klachtonderdeel a)

5.2 Dit eerste klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerder heeft verzuimd dwangsommen voor klager te incasseren.

5.3 De raad stelt voorop dat verweerder, door het aanvaarden van de door klager verstrekte opdracht, de verantwoordelijkheid op zich heeft genomen om de dwangsommen te (laten) incasseren. Uit het klachtdossier blijkt echter dat verweerder bij de uitvoering van die opdracht onvoldoende voortvarend te werk is gegaan door – nota bene ondanks de vele berichten van klager – de deurwaarder slechts enkele berichten te sturen en bij het uitblijven van een reactie niet adequaat te reageren. Met zijn enkele stelling dat de deurwaarder de opdracht niet correct heeft uitgevoerd, miskent verweerder bovendien dat hij als advocaat een zelfstandige verantwoordelijkheid had.

5.4 Gelet op het vorenstaande is klachtonderdeel a) gegrond.

Klachtonderdeel b)

5.5 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij niet heeft gereageerd op e-mailberichten waarin klager verweerder verzocht om de deurwaarder aansprakelijk te stellen voor het niet innen van de dwangsommen.

5.6 De raad stelt vast dat klager verweerder bij e-mailberichten van 17 november 2015 en 6 januari 2016 heeft verzocht om de deurwaarder aansprakelijk te stellen. Verweerder heeft eerst op 29 maart 2016 gehoor gegeven aan dit verzoek. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder niet binnen een redelijke termijn gereageerd op de verzoeken van klager zoals neergelegd in diens e-mailberichten van 17 november 2015 en 6 januari 2016, terwijl er alle reden was om de deurwaarder tijdig aansprakelijk te stellen. Door dit na te laten heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Ook klachtonderdeel b) is gegrond. 

Klachtonderdeel c)

5.7 Dit laatste klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerder, althans diens kantoor, niet heeft gereageerd op de interne klacht die klager over verweerder heeft ingediend.

5.8 De raad overweegt als volgt.

5.9 Op grond van artikel 6.28 Verordening op de advocatuur (hierna: Voda) dient ieder advocatenkantoor te beschikken over een kantoorklachtenregeling, waarin in ieder geval geregeld moet zijn dat de klachtenfunctionaris binnen een maand na ontvangst van de klacht de klager en degene over wie is geklaagd schriftelijk en met redenen omkleed in kennis stelt van het oordeel over de gegrondheid van de klacht (artikel 6.28 lid 2 sub d Voda). De klachtenfunctionaris kan afwijken van deze termijn indien hij de klager en degene over wie is geklaagd daarvan mededeling doet (artikel 6.28 lid 2 sub e Voda). Nu op deze afwijking geen beroep is gedaan door verweerder en de raad daarvan ook niet is gebleken, betekent dit dat (het kantoor van) verweerder gehouden was om binnen een maand na ontvangst van de klacht daarop te  reageren. Vaststaat dat (het kantoor van) verweerder in het geheel niet op de klacht heeft gereageerd. De enkele omstandigheid dat verweerder tijdelijk niet op kantoor aanwezig was vanwege een operatie, is daarvoor geen excuus. Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 6.28 van de Voda. Ook klachtonderdeel c) is derhalve gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 De klacht wordt op alle onderdelen gegrond verklaard. Alles overziend acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van EUR 50,- aan hem vergoeden.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) EUR 25,- aan reiskosten van klager,

b) EUR 1.000,- aan kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.

7.3 Verweerder moet het bedrag van EUR 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klager. Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door aan verweerder.

7.4 Verweerder moet het bedrag van EUR 1.000,- binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van EUR 25,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en P.J.E.M. Nuiten, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2018.

Deze beslissing is in afschrift op 26 maart 2018 verzonden.