ECLI:NL:TADRSGR:2018:160 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-137/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2018:160
Datum uitspraak: 16-07-2018
Datum publicatie: 18-07-2018
Zaaknummer(s): 18-137/DH/RO
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
  • Onvoorwaardelijke schorsing
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht over eigen advocaat. Verweerder is zijn afspraken met klager niet nagekomen en was bovendien onvoldoende bereikbaar voor klager. Naar het oordeel van de raad is verweerder ernstig tekortgeschoten in de zorg die hij jegens zijn cliënt had behoren te betrachten. Verweerder heeft geen enkele verklaring gegeven voor zijn gedrag. Hij heeft klager – kort gezegd – aan zijn lot overgelaten en dat tot twee keer toe. Gelet op de ernst van de gedragingen, alsmede gelet op het tuchtrechtelijk verleden van verweerder – waaruit blijkt dat aan verweerder reeds eerder een onherroepelijke, onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 26 weken is opgelegd – acht de raad de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 26 weken passend en geboden.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 16 juli 2018

in de zaak 18-137/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 9 november 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 19 februari 2018 met kenmerk R 2018/11 cij/mb, door de raad ontvangen op 21 februari 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 juni 2018 in aanwezigheid van klager. Verweerder is – hoewel behoorlijk opgeroepen –  zonder voorafgaand bericht niet verschenen.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de bij 1.2 genoemde brief van de deken (inclusief bijlagen). Voorts heeft de raad kennisgenomen van de ongedateerde brief (inclusief bijlagen) van klager, door de raad ontvangen op 23 mei 2018.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Verweerder zou klager in twee zaken bijstand verlenen. 

2.2    Bij brief van 1 augustus 2017 heeft klager een eerdere klacht over verweerder ingediend bij de deken. Klager verweet verweerder in die klacht dat klager geen contact met hem kon krijgen.

2.3    Op 4 september 2017 heeft klager de deken bericht dat hij een goed gesprek met verweerder had gehad en dat hij de klacht van 1 augustus 2017 derhalve wenste in te trekken.

2.4    Op 8 november 2017 zou verweerder naar de woning van klager komen voor een overleg. Verweerder is niet op deze afspraak verschenen.

2.5    Bij brief van 9 november 2017 heeft klager de onderhavige klacht over verweerder ingediend bij de deken.

2.6    De deken heeft verweerder bij brief van 20 november 2017 verzocht om binnen drie weken op de klacht te reageren.

2.7    Omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn had gereageerd, heeft de deken hem op 12 december 2017 en 9 januari 2018 rappelbrieven gezonden. Op geen van deze brieven heeft verweerder gereageerd.

2.8    Bij brief van 8 februari 2018 heeft de deken partijen zijn visie op de klacht kenbaar gemaakt.

2.9    Bij brief van 10 februari 2018 heeft klager de deken verzocht om de klacht door te zenden naar de raad van discipline.

2.10    Het klachtdossier is op 21 februari 2018 door de raad van discipline ontvangen. Bij brief van 9 mei 2018 heeft de griffier verweerder in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 18 mei 2018 een schriftelijk verweerschrift conform artikel 46k lid 1 Advocatenwet in te dienen. Verweerder heeft niet op deze brief gereageerd en hij heeft geen verweerschrift ingediend. 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij afspraken met klager niet is nagekomen en hij onvoldoende bereikbaar is voor klager.

3.2    Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Hij heeft verweerder nog steeds niet gesproken over de twee zaken van klager die verweerder in behandeling heeft genomen. Op 8 november 2017 had klager een afspraak met verweerder in de woning van klager. Verweerder is echter niet op die afspraak verschenen. Klager heeft verweerder gebeld, ge-sms’t en hem berichten gestuurd via Whatsapp, maar kreeg hierop geen reactie. 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft geen verweer gevoerd.

5    BEOORDELING

5.1    Nu verweerder de klacht niet heeft betwist, gaat de raad uit van de juistheid van de stellingen van klager.

5.2    Aangezien klager zulks heeft gesteld, en uit het onderhavige klachtdossier niet van het tegendeel blijkt, moet het er voor worden gehouden dat verweerder zijn afspraken met klager niet is nagekomen en dat hij bovendien onvoldoende bereikbaar was voor klager. Dat betaamt een behoorlijk advocaat niet.

5.3    De klacht is gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Naar het oordeel van de raad is verweerder ernstig tekortgeschoten in de zorg die hij jegens zijn cliënt had behoren te betrachten. Verweerder heeft geen enkele verklaring gegeven voor zijn gedrag. Hij heeft klager – kort gezegd – aan zijn lot overgelaten en dat tot twee keer toe. Gelet op de ernst van de gedragingen, alsmede gelet op het tuchtrechtelijk verleden van verweerder – waaruit blijkt dat aan verweerder reeds eerder een onherroepelijke, onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 26 weken is opgelegd – acht de raad de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 26 weken passend en geboden.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van

€ 50,- aan hem vergoeden.

7.2     Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 25,- reiskosten van klager,

b) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.

7.3     Verweerder moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klager. Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door aan verweerder.

7.4    Verweerder moet het bedrag van € 1.000,- binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van 26 weken op;

-    bepaalt dat de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-     de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-     verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

-     de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.F. Laning, R.A.M. Oranje-Jorna, J.H.M. Nijhuis en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2018.