ECLI:NL:TADRARL:2014:61 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 113/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:61
Datum uitspraak: 14-03-2014
Datum publicatie: 17-04-2014
Zaaknummer(s): 113/13
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Side-letter bij arbeidsovereenkomst tussen advocatenkantoor (vertegenwoordigd door 2 advocaten/verweerders) en stagiaire waarmee Raad van Toezicht om de tuin is geleid, is ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht gegrond; schorsing van 13 weken waarvan 11 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Beslissing van 14 maart 2014

in de zaak 113/13

naar aanleiding van de klacht van:

mr. [    ] in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten

klager

tegen:

1.    mr. [    ]

2.    mr. [    ]

verweerders

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 25 september 2013 met kenmerk 2013 KNN 119, door de raad ontvangen op 26 september 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 januari 2014. De deken is ter zitting verschenen vergezeld van mr. G. Beide verweerders zijn eveneens ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    brief van de deken van 24 oktober 2013 met bijlage.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerders voeren gezamenlijk sedert 1 januari 2010 de advocatenpraktijk uit door middel van de besloten vennootschap B. B.V. Per 1 oktober 2010 is B. B.V. (vertegenwoordigd door verweerders) een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan met mr. V.W. Deze arbeidsovereenkomst is per 1 november 2012 beëindigd. B. B.V. meent dat er sprake is van een onregelmatige opzegging en heeft mr. V.W. bij exploit van 26 april 2013 gedagvaard voor de rechtbank Noord-Nederland (sector kanton). De gepretendeerde vordering is gebaseerd op een arbeidsovereenkomst tussen B. B.V. en mr. V.W. van 29 september 2010.

2.3    Deze arbeidsovereenkomst is destijds ter toetsing voorgelegd aan mr. K. in haar hoedanigheid van lid van de Raad van Toezicht in het voormalige arrondissement L. Naar aanleiding van deze overeenkomst heeft mr. K. aan verweerders laten weten dat de Raad van Toezicht op een aantal punten aanpassing verlangde van de overgelegde arbeidsovereenkomst. Vervolgens heeft B. B.V. mr. V.W. een arbeidsovereenkomst laten tekenen d.d. 16 november 2010, waarvan de inhoud is goedgekeurd door de Raad van Toezicht, waarna een verklaring van geen bezwaar is afgegeven. Mr. V.W. is vervolgens enige dagen daarna beëdigd.

2.4    In de aanhangig gemaakte procedure tegen mr. V.W. baseert B. B.V. zich op de arbeidsovereenkomst van 29 september 2010 in plaats van op de aan de Raad van Toezicht gepresenteerde arbeidsovereenkomst van 16 november 2010. Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat eveneens op 16 november 2010 een sideletter bij de bedoelde overeenkomst van dezelfde datum is getekend waarin staat:

“verklaren dat het stuk met opschrift “Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd” door partijen ondertekend op 16 november 2010, door partijen is ondertekend met doel de beëdiging van mevrouw mr. V.W. zo snel mogelijk te kunnen realiseren in plaats van dat die langer, wat partijen betreft op onheuse gronden, door de Raad van Toezicht wordt tegengehouden. Partijen verklaren dat de afspraken zoals zij die met elkaar hebben vastgelegd in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 29 september 2010 onverkort van kracht blijven….”. (afkorting – raad)

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerders de Raad van Toezicht opzettelijk hebben misleid teneinde de beëdiging van mr. V.W. te bewerkstellingen.

Toelichting

De opstelling van verweerders jegens de Raad van Toezicht blijkt geen incident maar is representatief voor de wijze waarop beiden denken over de voor de Orde vigerende wetten, verordeningen en regelgeving. Dit blijkt onder meer uit de 23e alinea van bovengenoemde dagvaarding waar wordt gesteld:

“In het kader van het komen tot beëdiging als advocaat door de Rechtbank, is, zoals de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten (verder: “de Raad”) dat verlangt, vooruitlopend op kennismaking met de advocaat-stagiaire, onder meer de schriftelijke hiervoor bedoelde arbeidsovereenkomst voorgelegd en heeft V.W. de opleidingscoördinator bezocht, te weten mevrouw mr. K., een “concullega”-advocaat gelijk de overige leden van de Raad. (Met de arbeidsovereenkomst wordt bedoeld die van 29 september 2010).

V.W. keerde van haar bezoek aan mr. K. terug met de mededeling dat mr. K. bezwaren had geopperd tegen de arbeidsovereenkomst waar het betrof (a) het beding van tussentijdse opzegging … en (b) waar het betrof het relatiebeding…

De gedachte van mr. K. was geen de beëdiging van mr. V.W. ondersteunende verklaring door de Raad aan de Rechtbank te doen aanleveren, bij gebreke van aanpassing van de arbeidsovereenkomst.

Bij de overeenkomst, reeds aangegaan, bovendien bij vol verstand van beide partijen, is uiteraard de Raad geen partij; concurrenten van B. B.V. op de arbeidsmarkt zijn de (kantoren van) leden van de Raad (waarin ook was vertegenwoordigd het advocatenkantoor … dat de voorgangster van V.W. heeft ‘weggekocht’ en aansluitend poogde zich de erfrecht- en personen- en familierecht praktijk van B. B.V. toe te eigenen) weer wel, waar overigens sommige (kantoren van dergelijke) leden van de Raad, zo is B. B.V. uit eigen ervaring bekend, ook relatiebedingen met eigen advocaat-stagiaires, weet, althans wist aan te gaan…

Waar vervolgens mr. K. geen voor B. B.V. waarneembare waarde hechtte aan argumenten, althans niet meedeed aan het wisselen van en reageren op argumenten en daarmee een spoedige beëdiging van V.W. blokkeerde, werd haar wil niet uitgevoerd maar hebben partijen hun toevlucht gezocht

- al was het maar ter beperking van schade tot het mr. K. voorleggen van een “uitgeklede” arbeidsovereenkomst (bedoeld: de arbeidsovereenkomst van 16 november 2010 – raad) waarop mr. K. werkelijk geen letter van onterechte kritiek meer zou weten te verzinnen, onderwijl afsprekend, en zulks vastgelegd in een door partijen aangehechte getekende “sideletter” ….de laatste niet naar mr. K. gezonden, dat zij zich elkaar over en weer (slechts) gehouden zullen weten aan de overeenkomst van 29 september 2010…., met inhoud volkomen binnen de grenzen van het Nederlandse arbeidsrecht.

Partijen hebben mede deze aanpak gekozen, waar de ervaring van B. B.V. helaas is dat de Raad slecht reageert op post – vragen worden ‘gewoon’ genegeerd – en telefonische verzoeken tot contact..” (afkortingen – raad).

4    VERWEER

4.1    Verweerders hebben ter zitting erkend dat zij anders hadden moeten handelen. Het is echter geen representatieve wijze van handelen van verweerders. Het ging uitsluitend om de kwestie mr. V.W. Bovendien stond mr. V.W. niet aan het begin van haar carrière maar had reeds 16 jaar ervaring in het notariaat. Zij was ook niet ingeschaald als stagiaire. De brief van mr. K. van 16 november 2010 is geen juiste weergave van hetgeen met mr. V.W. is besproken. Verweerders hebben meteen gereageerd op de brief naar mr. K. en de toenmalige deken in het arrondissement L. toe. Daar werd niet op gereageerd. Er is dan ook geen sprake van een stelselmatig handelen van verweerders.

4.2    Voorts wordt aangevoerd dat stagiaires op het kantoor van verweerders goed worden behandeld. Bovendien heeft mr. V.W. zelf de sideletter ook getekend. Het kantoor was net een goede advocaat kwijtgeraakt aan het kantoor van de deken en de Raad van Toezicht handelde traag.

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de klacht gegrond is omdat verweerders met de opstelling van de overeenkomst van 16 november 2010 en de daarbij gevoegde sideletter de Raad van Toezicht hebben misleid. Uit de sideletter blijkt immers dat het niet de bedoeling is geweest van verweerders om de overeenkomst van 16 november 2010 daadwerkelijk van kracht te doen zijn, hetgeen zij de Raad van Toezicht wel wilden doen geloven. Blijkens de bewoordingen opgenomen in de dagvaarding d.d. 26 april 2013 onder randnummer 23 hebben verweerders ter verdediging van de sideletter aangevoerd dat het handelen van de Raad van Toezicht hen er als het ware toe noopte te handelen zoals zij hebben gedaan. De raad verwerpt dit verweer. Het is een advocaat absoluut niet geoorloofd om in strijd met de waarheid de inhoud vaneen overeenkomst met een medewerker anders aan een lid van de Raad van Toezicht voor te spiegelen dan wat er werkelijk is afgesproken. Verweerders zijn niet gedwongen om zo te handelen, zij hebben zelf een verkeerde keuze gemaakt om hun eigen belang bij een spoedige beëdiging te dienen. Daar komt bij dat verweerders de ernst van hun handelen onvoldoende inzien. Ondanks dat zij hebben verklaard dat zij fout hebben gehandeld, hebben zij naar voren gebracht dat hun handelen  enigszins gerechtvaardigd was. De klacht is dan ook gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    De raad rekent het verweerders zwaar aan dat zij onvoldoende inzicht hebben getoond in de onjuistheid van hun handelwijze en komt, alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, tot onderstaande maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt de klacht gegrond

-    legt als maatregel aan ieder der verweerders op een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 13 weken

-    bepaalt dat daarvan 11 weken niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerders binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig hebben gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging

-    stelt de proeftijd op een periode van 2 jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat

-    bepaalt dat het onvoorwaardelijk gedeelte van de schorsing ingaat 14 dagen na het in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing, met dien verstande dat de schorsing pas ingaat na afloop van alle eventueel eerder onherroepelijk geworden schorsingen en dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. M.E. Derix, F. Klemann, H.J. Meijer, H.J.P. Robers, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2014.

griffier                                                           voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 17 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerders

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerders

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl