ECLI:NL:TADRARL:2014:60 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 193/12

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:60
Datum uitspraak: 14-03-2014
Datum publicatie: 17-04-2014
Zaaknummer(s): 193/12
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Indien een advocaat een zaak overneemt van een kantoorgenoot, die ernstig ziek is en zijn werk niet meer zal hervatten, terwijl in de reeds aanhangige hoger beroepsprocedure  enkel gewacht moet worden op een uitspraak van het hof, kan deze advocaat niet volstaan met globale bestudering van die uitspraak op grond van het feit dat slechts sprake zou zijn van waarneming. Uit de stukken is gebleken dat de behandeling van de zaak is overgenomen door de advocaat. De advocaat had de uitspraak van het hof nauwkeurig moeten onderzoeken, nu die uitspraak zozeer afweek van de uitspraak van de rechtbank in eerste aanleg. Bovendien dient een advocaat te adviseren over de nog openstaande rechtsmiddelen. Klacht gegrond; enkele waarschuwing.

Beslissing van 14 maart 2014

in de zaak 193/12

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [    ]

klager

tegen:

mr. [    ]

verweerster

gemachtigde: mr. [    ]

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 18 december 2012 met kenmerk 011/012 KG072, door de raad ontvangen op 19 december 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement G. de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 januari 2014 in aanwezigheid van klager alsmede verweerster, tezamen met haar gemachtigde mr. R. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

-    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is in 2008/2009 in zijn echtscheidingszaak bijgestaan door mr. K., een kantoorgenote van verweerster. Omstreeks juni 2009 heeft mr. K. wegens gezondheidsredenen de dossiers van klager overgedragen aan verweerster. Het betrof de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de alimentatieprocedure. Vóór de overdracht had mr. K. namens klager hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank L. d.d. 9 juli 2008 waarin was bepaald dat klager € 2.447,00 per maand partneralimentatie zou moeten betalen. Bij beschikking van 8 december 2009 heeft het Gerechtshof L. deze alimentatieverplichting vastgesteld op € 3.635,00 per maand over de periode van 9 mei 2008 tot 23 april 2013. Verweerster heeft klager de dag na de beschikking van het gerechtshof  telefonisch hierover geïnformeerd en hem deze toegezonden. Op 14 december 2009 heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van verweerster.

2.3    Naar aanleiding van de door klager ingediende klacht over de behandeling van de appèl- zaak is op 25 mei 2010 met de klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerster gesproken. Bij brief van 6 september 2010 heeft de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het kantoor van verweerster de aansprakelijkheid van verweerster voor de door klager geleden schade afgewezen.

2.4    In februari 2010 heeft een andere advocaat de behandeling van de zaak betreffende de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap van klager overgenomen. Deze heeft begin 2011 op verzoek van klager de beschikking van het Gerechtshof L. doorgenomen en een omissie geconstateerd in het arrest van het Gerechtshof L. Nadat hij verweerster hierover had geïnformeerd, heeft verweerster op 14 februari 2011, namens klager, een verzoek ex artikel 31 Burgerlijke Rechtsvordering ingediend tot verbetering van een kennelijke rekenfout in de draagkrachtberekening zoals vastgelegd in de beschikking van 8 december 2009. Dit verzoek is door het Gerechtshof L. bij beschikking van 30 juni 2011 geweigerd.

2.5    Bij brief van 11 juni 2012 met bijlagen heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster de aan haar intern overgedragen zaak van klager had dienen te behandelen alsof het haar eigen zaak was. Zij had niet alleen de uitspraak van het Gerechtshof L. van 8 december 2009 moeten doorsturen aan klager maar ook inhoudelijk moeten bestuderen;

b)    verweerster niet adequaat heeft gereageerd op het verzoek van klager om een toelichting op de uitspraak en een gesprek hierover. In het gesprek van 14 december 2009 heeft verweerster klager slechts duidelijk gemaakt dat een nadelige uitspraak een risico is van hoger beroep. Klager is in dit gesprek niet geïnformeerd over de mogelijkheden om deze uitspraak aan te vechten. Ook na dit gesprek heeft klager aan verweerster, althans haar kantoor, voortdurend en bij herhaling per e-mail en per telefoon om uitleg gevraagd; echter te vergeefs.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerster heeft in verband met ernstige gezondheidsproblemen van mr. K. de zaak van klager met spoed overgedragen gekregen. Ter zitting heeft verweerster aangevoerd dat zij niet de behandelaar was van de zaak, maar slecht waarnemer. Verweerster heeft, zoals het een goed advocaat betaamt, de uitspraak van het Gerechtshof L. d.d. 8 december 2009 zorgvuldig bestudeerd. In het gesprek van 14 december 2009 is door verweerster en klager uitvoerig gesproken over het feit dat de beschikking van het gerechtshof voor klager nadeliger uitviel dan de beschikking van de rechtbank L. d.d. 9 juli 2008 waartegen het beroep was ingesteld. Ook heeft verweerster klager geïnformeerd over de mogelijkheid dat de wederpartij incidenteel appèl kan instellen, zoals in het onderhavige geval is gebeurd. Zij heeft klager verwezen naar de klachtenfunctionaris van haar kantoor in verband met het feit dat verweerster niet zelf de werkzaamheden in de alimentatiezaak in eerste aanleg, noch in de beroepsfase, heeft verricht. In die periode stond mr. K., die inmiddels was overleden, klager bij. Verweerster heeft uiteindelijk bij het Gerechtshof L. een verzoek ingediend de beschikking van het gerechtshof van 8 december 2009 ter herstellen ex artikel 31 Burgerlijke Rechtsvordering. Dit is door het gerechtshof afgewezen.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerster heeft klager voldoende geïnformeerd over de mogelijkheden van cassatie en/of het vragen van een wijziging van de alimentatie-uitspraak. Klager gaf echter in het gesprek van 14 december 2009 aan dat er op dat moment geen aanleiding was voor het vragen van wijziging van alimentatie op grond van wijziging van omstandigheden. Ook heeft verweerster klager geïnformeerd over het feit dat de mogelijkheid van cassatie zeer beperkt was en dat het instellen van cassatie waarschijnlijk geen verlaging van de alimentatieverplichting tot gevolg zou hebben. Toen klager inmiddels tot betaling van de alimentatie conform de beschikking van het gerechtshof bleek te zijn overgegaan, was er voor verweerster geen aanleiding om de mogelijkheid van cassatie wederom aan de orde te stellen.

5    BEOORDELING

5.1    De raad zal de klachtonderdelen a en b gezamenlijk behandelen, omdat beide betrekking hebben op de wijze waarop verweerster de belangen van klager heeft behartigd na de beschikking van het Gerechtshof L. d.d. 8 december 2009. Ter zitting is namens verweerster aangevoerd dat zij geen behandelaar van de zaak was maar slechts waarnemer. De raad verwerpt dit verweer. Vaststaat dat verweerster niet slechts waarnam voor mr. K. maar de behandeling van de zaak had overgenomen, zoals zij zelf ook schrijft in haar brief van 25 juli 2012 aan de waarnemend deken. Zij meldt in die brief dat zij een tweetal dossiers van klager ter behandeling overgedragen heeft gekregen. Ook de klachtenfunctionaris van haar kantoor schrijft in een brief van 28 mei 2010 aan klager dat verweerster de behandeling van de zaak van klager heeft overgenomen van mr. K. Verweerster ging er dus kennelijk van uit dat zij de zaken had overgenomen en klager mocht daar ook van uit gaan. Verweerster heeft niet aannemelijk kunnen maken dat zij er destijds van uit ging dat zij “slechts” waarnam voor haar kantoorgenote, mr. K.

5.2    Vervolgens had het dan ook op de weg van verweerster gelegen om de beschikking van het Gerechtshof L. d.d. 8 december 2009 goed te bestuderen, temeer daar deze uitspraak zozeer afweek van de eerder door de rechtbank vastgestelde alimentatieverplichting. Bij de bespreking had de berekening van de alimentatie, zoals door het hof gedaan, dan ook aan de orde moeten komen. Het had vervolgens op de weg van verweerster gelegen om klager direct te adviseren over de mogelijkheden om de bestreden beschikking van het gerechtshof te herstellen in verband met een kennelijke fout. Het is tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerster heeft verzuimd dit te doen. Dit wordt niet anders doordat cassatie kennelijk wel aan de orde is geweest, zoals klager ter zitting heeft verklaard. De klacht is dan ook gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende komt de raad tot de navolgende maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht gegrond en legt aan verweerster de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. M.E. Derix, F. Klemann, H.J.P. Robers, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2014.

griffier                                                            voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 17 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl