ECLI:NL:TADRARL:2014:220 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-44

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:220
Datum uitspraak: 07-07-2014
Datum publicatie: 06-08-2014
Zaaknummer(s): 14-44
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft zonder enige onderbouwing beweerd dat klager is veroordeeld voor frauduleus handelen en dat hij iemand is die strafbare feiten pleegt. Hij heeft klager aldus ongefundeerd in een kwaad daglicht gesteld en in zijn eer en goede naam aangetast. Dat is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Enkele waarschuwing.

Beslissing van 7 juli 2014

in de zaak 14-44

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 19 maart 2014 met kenmerk […], door de raad ontvangen op 20 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 mei 2014 in aanwezigheid van zowel klager als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 genoemde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen, alsmede van de eerste twee pagina’s van het ter zitting door verweerder overgelegde faillissementsverslag  d.d. 11 juni 2012 in het faillissement van SMV Administratie B.V..

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In 2009 heeft de heer [B], tandarts [..], zijn praktijk verkocht aan de besloten vennootschap van mevrouw [S], [T] B.V.. Over deze overeenkomst zijn geschillen ontstaan waarover sedert 1 oktober 2010 bij de rechtbank twee procedures zijn gevoerd. [B] werd daarin bijgestaan door verweerder. Een van de geschilpunten betrof het volgens [S] door haar aangetroffen bestand aan “zwarte” patiënten.

2.3    Op  2 december 2010 heeft [S] aangifte gedaan van diefstal met geweld door [B] van onder meer een keramiekoven.

2.4    Begin 2011 heeft [S] haar praktijk in Hilversum overgedragen aan een derde. Zelf is zij in Utrecht een nieuwe praktijk gestart. Medio november 2011 heeft [S] het bestuur van [T] B.V. overgedragen aan [C] B.V. waarvan klager algemeen directeur is.

2.5    In 2012 heeft klager de advocaat van [T] B.V. verzocht zijn werkzaamheden in de procedures te staken omdat er geen activa meer waren voor de betaling van zijn declaraties.

2.6    De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 12 juni 2013 [T] B.V. veroordeeld tot betaling aan [B] van € 78.030,96.

2.7    Omdat [T] geen verhaal bood heeft verweerder [S] bij brief d.d.  13 augustus 2013 privé aansprakelijk gesteld voor de door [B] als gevolg van haar onrechtmatige handelwijze geleden en nog te lijden schade. In die brief heeft verweerder onder meer het volgende geschreven: “U wist, althans kon weten, dat [klager] zich louter bezighoudt met de handel in (lege) vennootschappen, dat het adres wat hij u heeft opgegeven alwaar hij kantoor zou houden niet meer is dan een opslagruimte. Via internet blijkt ook nog eens kinderlijk eenvoudig te ontdekken dat deze heer [klager] eerder veroordeeld is geweest voor frauduleuze praktijken met zijn handel in BV’s.”

2.8    Ter verzekering van [B]s vordering heeft verweerder namens hem bij verzoekschrift van 26 augustus 2013 aan de rechtbank gevraagd om toestemming voor het leggen van conservatoir derdenbeslag. Hij heeft daarin onder meer het volgende gesteld: “Deze derde blijkt een ondernemer, niet zijnde een tandarts of een persoon met een aan de tandartsenpraktijk gelieerd beroep. Vanwege deze wel zeer onverwachte en ook vreemde gang van zaken heeft de raadsman nader onderzoek gedaan naar deze persoon. Hij blijkt vele vennootschappen te hebben c.q. te hebben gehad, zich bezig te houden met frauduleuze handelingen en blijkt ook veroordeeld te zijn voor onbehoorlijk bestuur. Kortom: [T] B.V. is nu in handen van een of ander louche persoon, een zekere [klager]. De raadsman van verzoeker heeft onderzoek gedaan naar deze [klager] en is er via het internet op eenvoudige wijze achter gekomen dat we hier met een crimineel persoon te maken hebben.”

(…)

“In het verleden heeft gerekwestreerde er immers reeds alles aan gedaan om onder haar financiële verplichtingen jegens verzoeker uit te komen, met als klapstuk het snel zoeken van een nieuwe bestuurder van haar onderneming, [T] BV, een ondernemer die handelt in (lege) bv’s, die veroordeeld blijkt voor frauduleuze handelingen, die ook geen enkele affiniteit heeft met de beroepsgroep tandarts of daaraan gelieerde beroepen, bij wie ook niets te halen valt, op het moment dat zij begreep, althans kon begrijpen dat zij de procedure tegen verzoeker zou gaan verliezen.”

2.9    Bij brief met bijlagen van 2 september 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder in een procedure opzettelijk onjuiste informatie over klager heeft verschaft, met als gevolg dat klager in zijn eer en goede naam is aangetast en de uitoefening van zijn praktijk als interim-manager onmogelijk is gemaakt;

b)    verweerder loze verdachtmakingen over klager heeft geuit, onder meer in brieven aan klagers cliënte (d.d. 13 augustus 2013) en aan de deken (d.d. 14 oktober 2013).

4    VERWEER

4.1    Verweerder is van mening dat klager niet als belanghebbende kan worden aangemerkt; hij was geen partij in de zaak tussen [B] en [S]. Om die reden dient klager in de klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.2    Verweerder betwist dat hij onjuiste informatie over klager heeft verspreid of hem ten onrechte in een kwaad daglicht heeft gesteld. Hij heeft telkens het standpunt van zijn cliënt gepast en ter zake doende verwoord.

4.3    Verweerder heeft zijn uitlatingen gebaseerd op informatie die hij op internet heeft gevonden. In totaal zijn op het vestigingsadres van [T] BV 17 andere B.V.’s gevestigd. Daarbij lijkt het te gaan om lege B.V.’s zonder administratie waarin geen activiteiten worden ontplooid. Bij 12 daarvan is klager betrokken. Blijkens het verslag van de curator in het faillissement van een van die B.V.’s, […], van 11 juni 2012 is klager betrokken geweest bij onder meer het faillissement van [een viertal andere B.V.’s], waarbij klager als bestuurder betrokken was. Ook in Luxemburg houdt klager zich met B.V.’s bezig.

4.4    Uit het door klager zelf overgelegde vonnis van de rechtbank Rotterdam d.d. 21 september 2011 blijkt van klagers dubieuze rol in het faillissement van [K] B.V.. Klager is bij dat vonnis veroordeeld wegens onbehoorlijk bestuur.

4.5    Uit het faillissementsverslag van [M] B.V. van maart 2014 blijkt van het doorsluizen van € 10.000,00.

5    BEOORDELING

5.1    De uitlatingen van verweerder over de persoon en handelwijze van klager in zijn brief aan [S] en in het verzoekschrift aan de rechtbank zijn onder ogen gekomen van deze geadresseerden. Dit enkele bekend worden bij derden raakt klager in zijn belang. Dat klager zelf in de procedure geen partij is, doet in dit verband niet ter zake. Klager is dan ook in zijn klacht ontvankelijk.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    De stellingen in het verzoekschrift dat klager veroordeeld blijkt voor frauduleuze handelingen en dat we hier met een crimineel persoon te maken hebben, zijn door verweerder zonder enig voorbehoud gedaan. Hoewel verweerder daartoe in het kader van het onderzoek van de klacht door de deken en ter zitting door de raad in de gelegenheid is gesteld, heeft hij geen bewijs voor deze ernstig diffamerende beweringen aangedragen. Dat klager eenmaal is veroordeeld ter zake van onbehoorlijk bestuur impliceert nog niet dat hij frauduleus heeft gehandeld noch dat hij een crimineel persoon is. Hetzelfde geldt voor het als bestuurder betrokken zijn of zijn geweest bij een groot aantal (al dan niet lege) B.V.’s. De informatie omtrent een beweerd doorsluizen door klager van een bedrag van € 10.000,00, die verweerder zegt te hebben ontleend aan het faillissementsverslag van [M] van maart 2014, dateert van na de brief en het verzoekschrift die onderwerp van de klacht zijn en is om die reden niet relevant, nog afgezien van het feit dat ook voor die informatie de onderbouwing ontbreekt. Verweerder heeft aldus zonder enige onderbouwing beweerd dat klager is veroordeeld voor frauduleus handelen en dat hij iemand is die strafbare feiten pleegt. Hij heeft klager aldus ongefundeerd in een kwaad daglicht gesteld en in zijn eer en goede naam aangetast. Dat is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. In zoverre is dit onderdeel van de klacht gegrond. Dat door deze handelwijze van verweerder de uitoefening door klager van zijn praktijk als interim-manager onmogelijk is gemaakt acht de raad niet aannemelijk geworden. In zoverre is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    De raad heeft geen bewijs aangetroffen van verweerders bewering in zijn brief aan [S] dat klager eerder veroordeeld is geweest voor frauduleuze praktijken met zijn handel in B.V.’s. Ook die stellige, zonder enig voorbehoud gedane bewering waarvoor bewijs ontbreekt, is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, evenals de suggestieve woordkeus in zijn brief aan de deken van  14 oktober 2013 waar hij schrijft dat uit de inhoud van het vonnis van de rechtbank Rotterdam voldoende blijkt van zijn dubieuze rol in het geheel terwijl dat dubieuze bij gebrek aan gegevens niet kan worden aangetoond. Ook dit onderdeel van de klacht is gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    De raad meent dat gelet op de aard en de ernst van de verweten gedragingen oplegging van na te noemen maatregel op zijn plaats is.

BESLISSING

De raad van discipline:

Klager is in zijn klacht ontvankelijk.

De klachtonderdelen a en b zijn gegrond in zoverre als hiervoor overwogen. Het tweede gedeelte van klachtonderdeel a is ongegrond.

Aan verweerder wordt de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs F.L.M. Broeders, I.P.A. van Heijst, C.W.J. Okkerse en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juli 2014.

griffier    voorzitter