ECLI:NL:TADRAMS:2019:75 Raad van Discipline Amsterdam 18-874/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:75
Datum uitspraak: 25-03-2019
Datum publicatie: 15-04-2019
Zaaknummer(s): 18-874/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet niet-ontvankelijk.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 25 maart 2019

in de zaak 18-874/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 19 november 2018 op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 20 april 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 18 oktober 2018 met kenmerk 2018-614935, door de raad ontvangen op 22 oktober 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 19 november 2018 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 19 november 2018 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 27 december 2018, abusievelijk verzonden aan de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, door deze raad ontvangen op 31 december 2018, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Bij brief van 31 december 2018 heeft de plaatsvervangend griffier van de raad klaagster er onder meer op gewezen dat haar verzetschrift na het verstrijken van de verzettermijn door de raad is ontvangen en dat de raad klaagster naar alle waarschijnlijkheid niet-ontvankelijk zal verklaren in haar verzet.

1.6    Bij schrijven van 9 januari 2019, door de raad ontvangen op 10 januari 2019, heeft klaagster de raad meegedeeld dat zij haar verzet wenst voort te zetten.

1.7    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 25 februari 2019 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door de heer J. Bhageloe. Hij heeft het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

1.8    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 27 december 2018, door de raad ontvangen op 31 december 2018. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de in 1.5 en 1.6 genoemde correspondentie en van de brief van verweerder aan de raad van 17 januari 2019.

2    BEOORDELING

2.1    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet overweegt de raad als volgt. Op grond van artikel 46h, eerste lid, van de Advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld.

2.2    De beslissing van de voorzitter is gegeven op 19 november 2018. Diezelfde dag is de beslissing aan klaagster verzonden. In de beslissing wordt duidelijk vermeld dat een verzetschrift moet worden ingediend binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van de beslissing. Dit betekent dat het verzetschrift uiterlijk 30 dagen later, te weten op 19 december 2018 ingediend had moeten worden. Klaagster heeft per brief van 27 december 2018, door de raad ontvangen op 31 december 2018, verzet ingesteld en heeft de termijn voor het indienen van verzet derhalve overschreden.

2.3    In hetgeen klaagster ten aanzien van de overschrijding van de termijn heeft aangevoerd, namelijk dat zij de beslissing van de voorzitter pas op 11 dan wel 13 december 2018 heeft ontvangen, ziet de raad geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De beslissing van de voorzitter is op 19 november 2018 per aangetekende post aan klaagster gestuurd. De griffie van de raad heeft de aangetekend verzonden brief op 8 december 2018  van PostNL retour gekregen met de mededeling “NIET AFGEHAALD”. De griffie van de raad heeft de brief met de beslissing van de voorzitter daarom op 11 december 2018 per gewone post aan klaagster gestuurd. Het komt voor rekening en risico van klaagster dat zij de aangetekend aan haar verzonden brief niet in ontvangst heeft genomen of afgehaald heeft. Ter zitting heeft klaagster nog aangevoerd dat zij is verhuisd en dat de aangetekend verzonden brief naar haar oude adres is gestuurd. Klaagster heeft de raad echter in haar verzetschrift en in haar brief van 9 januari 2019 verzocht zijn correspondentie pas vanaf 30 januari 2019 naar haar nieuwe adres te sturen. Klaagster heeft verder ter zitting verklaard dat zij tot en met eind november 2018 op het adres heeft gewoond waar de aangetekend verzonden brief naartoe is gestuurd, zodat er vanuit mag worden gegaan dat het afhaalbericht van PostNL haar heeft bereikt. De conclusie is dan ook dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar verzet.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar verzet.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. S. van Andel en R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 maart 2019.

Griffier    Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 25 maart 2019

verzonden .