ECLI:NL:TADRAMS:2019:109 Raad van Discipline Amsterdam 19-219/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:109
Datum uitspraak: 20-05-2019
Datum publicatie: 23-05-2019
Zaaknummer(s): 19-219/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Klachten zijn onvoldoende onderbouwd. Niet is gebleken van valse informatie of opzettelijk verzwijgen van informatie. Verweerster is niet buiten de grenzen van de haar toekomende vrijheid getreden.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 20 mei 2019

in de zaak 19-219

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 4 april 2019 met kenmerk td/np/18-313/686561, door de raad ontvangen op diezelfde dag, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager en mevrouw V.S. zijn op 31 juli 2001 in Israël met elkaar gehuwd. In het huwelijk zijn in 2003 en 2007 kinderen geboren.

1.2    Verweerster heeft mevrouw V.S. (hierna ook: cliënte) bijgestaan in een tweetal gerechtelijke procedures tegen klager die verweerster namens haar aanhangig heeft gemaakt. Het gaat daarbij om een echtscheidingsverzoek en om een verzoek tot diverse voorlopige voorzieningen.

1.3    Op 16 oktober 2017 is door een Israëlische advocaat een document opgesteld en ondertekend waarin onder andere vermeld staat:

“The undersigned is the lawyer of [mevrouw V.S.]”

“This is my name and this is my signature, and what is stated in this document is true.”

1.4    Op 28 mei 2018 heeft in beide gerechtelijke procedures een gezamenlijke mondelinge behandeling plaatsgevonden. Voorafgaand aan de zitting heeft de advocaat van klager een uitvoerig stuk met daarin een negental verzoeken in de procedure voorlopige voorzieningen ingediend. Verweerster heeft ter zitting gebruikgemaakt van een pleitnotitie.

1.5    Op 4 juli 2018 zijn beschikkingen gewezen in zowel de procedure betreffende de echtscheiding als in de procedure betreffende voorlopige voorzieningen.

1.6    Op 16 juli 2018 heeft verweerster namens en in opdracht van cliënte alle aanhangige verzoeken, waaronder het echtscheidingsverzoek, ingetrokken.

1.7    Op 12 september 2018 heeft mevrouw V.S. onder andere als volgt aan verweerster en de deken laten weten:

“I used to have, and still have, very good relation with my lawyer, (…)”

“During the divorce procedure we tried several ways of mediation, (…). The mediation process was a horror for both me and the mediator, (…) When (after several meetings) the mediation failed, we also tried (2 meetings) of mediation with lawyers. During these sessions [klager] accused me and my lawyer, (…)”

“I would like to thank my lawyer, [verweerster], for saving my interests and privacy during the process.”

“To summarise, I don’t agree with any of [klagers] complaints, and find lies in so many occasions in the information he provided.”

1.8    Bij brief van 1 augustus 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    niet de-escalerend heeft opgetreden, hetgeen onder andere blijkt uit het feit dat zij mediation oplossingen heeft verhinderd;

b)    de rechter opzettelijk herhaaldelijk van onjuiste informatie heeft voorzien;

c)    opzettelijk informatie heeft verzwegen;

d)    de grenzen van de haar toekomende vrijheid heeft overschreden.

3    VERWEER

3.1    Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht van klager ziet op het optreden van verweerster als advocaat van de wederpartij. Partijdigheid is één van de kernwaarden waaraan de advocaat dient te voldoen; de advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2    Verder geldt dat de advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden en dat van hem een bepaalde mate van terughoudendheid mag worden verwacht, juist omdat ook andere belangen dan de belangen van partijen in de procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van de kinderen.

Ad klachtonderdeel a)

4.3    Klager verwijt verweerster dat zij niet de-escalerend heeft opgetreden, hetgeen onder andere blijkt uit het feit dat zij mediation oplossingen heeft verhinderd. Verweerster heeft niet dan wel onvoldoende voor ogen gehouden dat een regeling in der minne de voorkeur verdient boven het voeren van een gerechtelijke procedure, zo stelt klager. Verweerster betwist dat zij niet de-escalerend heeft opgetreden en voert daartoe – samengevat – aan dat zij cliënte juist heeft geadviseerd in mediation te gaan en zelfs te blijven na allerlei voor haar opnieuw hele nare escalaties. Het is juist klager die intimiderend gedrag vertoont en het is een gotspe verweerster te verwijten dat zij niet de-escalerend heeft opgetreden. Verweerster heeft geen onnodig kwetsende standpunten ingenomen of vorderingen ingesteld die zouden leiden tot verstoting van klager als vader. Het is klager zelf die zijn agressieve (proces)houding voortzet en iedereen om zich heen blijft beschuldigen en aanvallen met als gevolg dat iedereen zich maar moet verdedigen, aldus steeds verweerster.

4.4    De voorzitter overweegt als volgt. Klager heeft zijn klachten, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, onvoldoende onderbouwd. Ook het klachtdossier biedt geen aanknopingspunten voor het door klager genoemd verwijt. Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.5    Klager verwijt verweerster dat zij de rechter opzettelijk herhaaldelijk van onjuiste informatie heeft voorzien. Verweerster heeft de rechter onder andere onjuist geïnformeerd over de status van juridische procedures in Israël, de te volgen echtscheidingsprocedure bij een rabbinale rechtbank en over het ware doel van de komst van mevrouw V.S. naar Nederland, aldus klager. Verweerster heeft aangevoerd dat ter zitting en in de aanloop daarvan nergens is gelogen, geen bewijsstukken zijn vervalst of gemanipuleerd.

4.6    De voorzitter overweegt als volgt. Klager heeft mede gelet op de betwisting door verweerster dat sprake is van onjuiste informatie onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat zich hier het uitzonderingsgeval voordoet dat verweerster de juistheid van de stellingen van haar cliënte had moeten verifiëren. Voor zover klager ter onderbouwing van dit klachtonderdeel de onder randnummer 1.3 vermelde brief over heeft willen leggen, geldt dat deze ondertekende brief afkomstig is van een Israëlische advocaat zodat verweerster uit mocht gaan van de juistheid van deze brief. De overige door klager overgelegde “bewijzen” zijn niet ter zake doende en/of onbegrijpelijk. Gelet op het voorgaande geldt dat niet is gebleken dat er sprake is van valse informatie laat staan dat verweerster de rechter daarvan opzettelijk heeft voorzien. Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.7    Klager verwijt verweerster dat zij opzettelijk informatie heeft verzwegen. Verweerster betwist gemotiveerd dat daarvan sprake is.

4.8    De voorzitter overweegt dat klager op geen enkele wijze heeft onderbouwd en toegelicht welke informatie verweerster opzettelijk zou hebben verzwegen, zodat dit klachtonderdeel reeds gelet hierop kennelijk ongegrond is.

Ad klachtonderdeel d)

4.9    Klager stelt dat verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid heeft overschreden. Verweerster betwist dat en heeft aangevoerd dat zij een zeer goede werkrelatie had met cliënte en dat zij niets tegen haar zin in heeft gedaan, zoals ook blijkt uit de onder randnummer 1.7 vermelde brief. Verweerster heeft in de procedure geen onnodig kwetsende standpunten ingenomen of vordering ingesteld die zouden kunnen leiden tot verstoting van klager als vader. Het is juist de advocaat van klager die voor cliënte een zeer kwetsende en op veel onderdelen onjuiste brief heeft ingediend. Klager heeft verweerster beschuldigd van antisemitisme terwijl zij, gesteund door Femmes for Freedom (een speciale vrouwenorganisatie), enkel is opgekomen voor de belangen en rechten van cliënte, aldus steeds verweerster.

4.10    De voorzitter overweegt als volgt. De klacht van klager heeft betrekking op een familierechtelijke kwestie c.q. procedure. In dergelijke zaken worden vaker stellingen in genomen die de wederpartij onwelgevallig zijn en/of die door de wederpartij als onjuist worden ervaren. Ieder van de partijen heeft een eigen visie op wat waar is en wat niet waar is. Er is een grote mate van vrijheid om de eigen visie, met inachtneming van hetgeen onder randnummer 4.1. en 4.2 overwogen, aan de rechter voor te leggen waarbij nogmaals wordt benadrukt dat verweerster per definitie een partijdige belangenbehartiger is. Daar komt bij dat volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline het, indien de achtergrond van de klacht een civiel geschil is, het niet de taak van de tuchtrechter is daarover een oordeel te geven; dat oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter. De tuchtrechter toetst in dit kader slechts marginaal.

4.11    De voorzitter is van oordeel dat verweerster niet buiten de grenzen van de haar toekomende vrijheid is getreden. Hij overweegt daartoe dat klager, zoals hiervoor reeds is overwogen, onvoldoende heeft aangetoond dat de door verweerster aangedragen feiten en omstandigheden onjuist zijn en al helemaal niet dat verweerster dat wist of redelijkerwijs had kunnen weten. Zoals hiervoor onder randnummer 4.1 eveneens is overwogen, mag de advocaat in beginsel afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat een cliënt hem verstrekt. Het is aan de civiele rechter om de stellingen van partijen over en weer te wegen en een inhoudelijk oordeel te geven en aan klager om de onjuistheid van concrete feiten en omstandigheden in de betreffende civielrechtelijke procedure, en niet in een tuchtrechtprocedure, te bestrijden. Het is niet aan de tuchtrechter om daar een oordeel over te geven, tenzij verweerster een evident onpleitbaar standpunt zou innemen en zij klagers belangen daarmee nodeloos en op ontoelaatbare wijze zou schaden. Daarvan is hier niet gebleken. Klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond.

4.12    Voorts overweegt de voorzitter dat de deken uit de door klager toegezonden stukken de onder randnummer 2.1 vermelde klachtonderdelen heeft gedestilleerd. Klager heeft bij zijn laatste brief aangegeven dat hij het niet eens is met de klachtonderdelen zoals samengevat door de deken. Het is de taak van deken om de klacht bondig en zakelijk te formuleren. Dat de klachtformulering evident onjuist is geweest, is de voorzitter niet gebleken. Klager heeft bovendien de gelegenheid gehad en genomen om de samenvatting van de klacht door de deken te reageren, welke reacties aan het klachtdossier zijn toegevoegd, zodat de voorzitter daar kennis van heeft kunnen nemen. De deken heeft klager tevens gewezen op de noodzaak zijn klachten te onderbouwen zodat verweerster zich voldoende kon verdedigen. Klager is ondanks de aanwijzing van de deken blijven volstaan met het poneren van niet dan wel onvoldoende onderbouwde stellingen en met de mededeling dat hij bepaalde zaken zal laten zien of zal aantonen zonder dit daadwerkelijk te doen. Dat klager daarmee heeft nagelaten zijn klachten te concretiseren en toe te lichten, komt voor zijn rekening en risico. Daar komt bij dat meerdere door de klager ingediende verzoeken niet thuishoren in deze klachtprocedure. Over deze verzoeken zal dan ook geen oordeel worden gegeven. Met dien verstande dat wat betreft de door klager verzochte formele toestemming om zijn klacht geheel of gedeeltelijk te publiceren geldt dat deze uitspraak geanonimiseerd gepubliceerd zal worden op www.tuchrecht.nl.

4.13    Voor zover klager mede namens zijn twee minderjarige kinderen, over wie hij samen met mevrouw V.S. het gezag heeft, een klacht in heeft willen dienen en hij dit rechtens zou kunnen doen, geldt hetgeen hiervoor overwogen eveneens.

4.14    Op grond van al het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.C. de Ruijter als griffier op 20 mei 2019.

Griffier     Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 20 mei 2019 verzonden.