ECLI:NL:TADRAMS:2018:52 Raad van Discipline Amsterdam 17-745/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:52
Datum uitspraak: 12-03-2018
Datum publicatie: 15-03-2018
Zaaknummer(s): 17-745/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft zich onttrokken aan toezicht door de deken, zij heeft onvoldoende opleidingspunten behaald en zij heeft een factuur van een door haar ingeschakelde collega-advocaat niet voldaan. Bezwaar gegrond, voorwaardelijke schorsing van drie weken.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 12 maart 2018

in de zaak 17-745

naar aanleiding van het ambtshalve bezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Den Haag

klager

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 4 september 2017 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag bij de raad een ambtshalve klacht ingediend over verweerster.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 januari 2018 in aanwezigheid van klager en verweerster.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49 lid 2 Advocatenwet.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Verweerster is als advocaat gevestigd te Den Haag. Zij drijft een eenmanskantoor.

2.2    Volgens haar eigen opgave had verweerster in 2015 16 opleidingspunten behaald.

2.3    Onder meer vanwege het feit dat verweerster de hoofdelijke omslag voor het arrondissement Den Haag niet (volledig) voldeed, zich ook niet hield aan de overeengekomen betalingsregeling ter zake en haar advocatenpas niet afhaalde, heeft klager in oktober 2016 een kantoorbezoek aangekondigd.

2.4    Op het moment dat het kantoorbezoek werd aangekondigd, deelde verweerster mede voornemens te zijn naar het arrondissement Amsterdam te verhuizen en daar kantoor te gaan houden bij een vriendin.

2.5    De verhuizing van verweerster was voorzien per 15 november 2016. Aangezien het kantoorbezoek gepland stond eind oktober 2016, heeft klager aangekondigd dit doorgang te willen laten vinden.

2.6    Klager heeft verweerster op 27 oktober 2016 verzocht hem te laten weten op welk van de drie door hem voorgestelde data een kantoorbezoek zou schikken en daarbij ook aangegeven welke stukken hij in het kader van het kantoorbezoek wilde zien.

2.7    Omdat op dit schrijven geen reactie werd ontvangen, heeft klager verweerster bij e-mail van 1 november 2016 gerappelleerd.

2.8    Eveneens op 1 november 2016 heeft klager van de Nederlandse Orde bericht ontvangen dat verweerster de financiële bijdrage voor 2016 niet (volledig) had voldaan en dat de vordering uit handen was gegeven aan een deurwaarder.

2.9    Op 4 november 2016 heeft klager samen met zijn stafjurist een bezoek aan het woonhuis van verweerster gebracht, alwaar zij tijdelijk kantoor hield. Daar was ook de vriendin aanwezig met wie verweerster voornemens was in Amsterdam kantoor te gaan houden.

2.10    Bij brief van 17 november 2016 heeft klager – voor zover van belang – naar aanleiding van het kantoorbezoek het volgende aan verweerster bericht:

“U heeft meerdere keren laten weten dat uw financiële situatie zorgelijk is. De financiële bijdrage aan de NOvA heeft u pas na aandringen van mijn kant voldaan, uw advocatenpas heeft u pas opgehaald enkele dagen voordat wij u bezochten en de hoofdelijke omslag heeft u pas tijdens ons bezoek aan u betaald. U vroeg om welke reden wij u nu eigenlijk kwamen bezoeken, waarop ik u heb gemeld dat uw financiële situatie ons zorgen baart. Dit is niet de eerste keer dat wij u aanspreken op het niet nakomen van uw financiële verplichtingen. Dat gebeurt al sinds 2014. (…)

U heeft aangegeven dat u de afgelopen jaren in een moeilijke positie heeft verkeerd en de nodige tegenslagen heeft ondervonden. Dat heeft zijn weerslag gehad op uw praktijk. (…) Ik wijs u er evenwel op dat u, ook in moeilijke tijden, gehouden bent te voldoen aan de regelgeving van de Orde. U dient daarvoor onder meer aan uw financiële verplichtingen te voldoen en u dient zich te onderwerpen aan mijn toezicht. Indien u daar tijdelijk niet toe in staat bent, dient u zich te laten uitschrijven. (…)

Ik verwacht uw bericht van overschrijving naar het arrondissement Amsterdam binnen nu en een week te ontvangen. Voorts verwacht ik de verzekeringspolis over het jaar 2015 alsmede het betalingsbewijs van de premie binnen deze termijn te ontvangen. (…)

2.11    Op 25 november 2016 ontving klager een mutatie van de kantoorgegevens van verweerster; zij was kantoor gaan houden in Amsterdam maar haar postadres bleef in Den Haag.

2.12    Op 25 november 2016 ontving klager een brief van de vriendin van verweerster, waarin zij – voor zover van belang – namens verweerster als volgt reageert op de brief van klager van 17 november 2017:

“Wij hebben geconstateerd dat mevrouw K. sinds 2014 haar financiële verplichtingen te laat is nagekomen. Inmiddels heeft zij aan haar financiële verplichtingen voldaan. Met de landelijke Orde is een betalingsregeling getroffen. (…)

2.13    Volgens haar eigen opgave haalde verweerster in 2016 18 opleidingspunten.

2.14    In januari 2017 heeft klager de Amsterdamse deken geïnformeerd over het dossier van verweerster en verzocht een bezoek aan haar kantoor te brengen. Tijdens de voorbereiding van dat bezoek deelde verweerster mede dat zij zich inmiddels weer in Den Haag had laten inschrijven. Dat bleek bij controle niet het geval te zijn.

2.15    Na diverse e-mailwisselingen met de Amsterdamse Orde en de aankondiging dat op 8 augustus 2017 een kantoorbezoek zou plaatsvinden, heeft verweerster zich met ingang van 31 juli 2017 in het arrondissement Den Haag laten inschrijven.

2.16    Klager heeft verweerster op 7 augustus 2017 laten aanschrijven in verband met het plannen van een kantoorbezoek. Verweerster reageerde daar niet op en evenmin op de rappellen van 14, 17 en 24 augustus 2017.

2.17    Op 28 augustus 2017 ontving klager bericht van de NOvA dat verweerster de financiële bijdrage (weer) onbetaald had gelaten en dat de vordering uit handen was gegeven aan een deurwaarder.

2.18    Op 1 september 2017 ontving klager bericht van een Amsterdamse advocaat dat hij voornemens was verweerster te dagvaarden in verband met onbetaald gelaten facturen van een door haar ingeschakelde rolwaarnemer aangezien zij niet reageerde op aanmaningen en post retour kwam.

2.19    In de tweede helft van december 2017 heeft verweerster zich van het tableau laten uitschrijven.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    in strijd met gedragsregel 37 niet reageert op het verzoek van klager om een reactie in het kader van een tuchtrechtelijk onderzoek naar een klacht en hem niet te voorzien van verhinderdata voor het plannen van een kantoorbezoek;

b)    in strijd handelt met gedragsregel 21 lid 1 door collega-advocaten werkzaamheden uit te laten voeren maar de daarvoor verzonden facturen zonder nader bericht onbetaald te laten en niet te reageren op de aanmaningen van klager;

c)    in strijd handelt met de Verordening op de Advocatuur, door in 2015 en 2016 onvoldoende punten te halen en het tekort uit 2015 niet in te halen;

d)    in strijd handelt met artikel 32 lid 2 Advocatenwet en het besluit Financiële Bijdrage 2017, door de financiële bijdrage aan de Nederlandse Orde van Advocaten onbetaald te laten.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich ter zitting tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

    Ad klachtonderdeel a)

5.1    Gelet op de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter zitting staat naar het oordeel van de raad vast dat verweerster niet heeft gereageerd op verzoeken van klager om te reageren op een tegen haar ingediende klacht en aan klager geen verhinderdata heeft doen toekomen ten behoeve van het plannen van een kantoorbezoek. Verweerster heeft daarmee gehandeld in strijd met gedragsregel 37. De raad acht dit klachtonderdeel dan ook gegrond.

    Ad klachtonderdeel b)

5.2    Klachtonderdeel b) is naar het oordeel van de raad eveneens gegrond. Het bestaan van een openstaande factuur als zodanig is door verweerster niet betwist. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling van het 60b-verzoek van klager op 9 oktober 2017 doen voorkomen alsof er met de collega-advocaat in kwestie een betalingsregeling was getroffen. Gebleken is echter dat dat niet het geval is.

Ad klachtonderdeel c) en d)

5.3    Verweerster heeft ter zitting erkend dat zij in 2015 en 2016 niet voldoende opleidingspunten heeft gehaald en het tekort uit 2015 ondanks daartoe gemaakte afspraken, niet heeft ingehaald. Eveneens heeft zij erkend de financiële bijdrage 2017 niet aan de Nederlandse Orde van Advocaten te hebben voldaan. Ook deze klachtonderdelen acht de raad derhalve gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    De raad tilt zwaar aan de terecht aan verweerster gemaakte verwijten. Door haar opstelling heeft zij het klager onmogelijk gemaakt zijn toezichthoudende functie naar behoren uit te oefenen. Zij heeft niet voldaan aan de op haar als advocaat rustende financiële en opleidingsverplichtingen en bovendien is gebleken dat zij jegens klager en de raad uitspraken heeft gedaan die in strijd waren met de waarheid. Alles overziend en mede in aanmerking genomen het feit dat klaagster zich recent van het tableau heeft laten uitschrijven, acht de raad de maatregel van voorwaardelijke schorsing passend en geboden. Aangezien verweerster thans niet op het tableau staat ingeschreven, zal de raad bepalen dat de proeftijd van twee jaar eerst ingaat vanaf het tijdstip waarop verweerster weer op het tableau mocht worden ingeschreven. 

7    KOSTENVEROORDELING

7.1    De raad ziet aanleiding om verweerster gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder b Advocatenwet te veroordelen in de kosten die de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,00. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Nederlandse Orde van Advocaten. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN: NL85 INGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van drie weken op;

-    bepaalt dat deze schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-     stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande na het onherroepelijk worden van deze beslissing en vanaf het tijdstip waarop verweerster weer op het tableau mocht worden ingeschreven;

 -    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de wijze en binnen de termijn als onder 7.1 bepaald.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. R. de Haan, M.F. Laning,

P. Rijpstra en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2018.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op13 maart 2018 verzonden.