ECLI:NL:TACAKN:2017:58 Accountantskamer Zwolle 17/1522 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2017:58
Datum uitspraak: 06-09-2017
Datum publicatie: 06-09-2017
Zaaknummer(s): 17/1522 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek deels te laat ingediend. De overige aangevoerde feiten en omstandigheden leveren geen zwaarwegende aanwijzing voor (vrees voor) vooringenomenheid op.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING van 18 augustus 2017 in de zaak met nummer 17/1522 Wtra AK betreffende het wrakingsverzoek in de zaken met de nummers 17/969 - tot en met 17/994 Wtra AK van

X1 AA en drs. X2 RA ,

kantoorhoudende te [plaats1],

K L A G E R S ,

tegen respectievelijk

Y1 AA CB, Y2 RA, Y3 AA,

Y4 RA, Y5 AA, Y6 AA, Y7 RA,

Y8 RA, Y9 AA, drs. Y10 RA,

Y11 AA RB, Y12 AA, drs. Y13 RA,

drs. Y14 AA MBA, drs. Y15 RA, Y16 RA,

drs. Y17 RA, Y18 RA, Y19 RA,

Y20 AA, drs. Y21 RA, drs. Y22 RA RC,

mr. Y23 AA RB, drs. Y24 RA AA, Y25 RA AA

en Y26 AA RB ,

zijnde huidige of voormalige bestuursleden van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants (Nba), dan wel leden van de Raad voor Toezicht van de Nba, dan wel adviseur van die Raad, dan wel toetser, dan wel lid van de bezwaarschriftencommissie van de Nba,

B E T R O K K E N E N ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting.

1 . Het verloop van de procedure

1.1 Klagers (hierna: verzoekers) hebben per brief van 18 juli 2017, door de Accountantskamer ontvangen op 18 juli 2017, een verzoek ingediend tot wraking van de volgende leden van de kamer die de klachten in de zaken met de nummers 17/969 - tot en met 17/994 Wtra AK behandelt:

- mr. [voorzitter], voorzitter van de Accountantskamer (hierna: [voorzitter]);

- mr. [rechter1], rechterlijk lid (hierna: [rechter1]);

- mevrouw [accountantslid1] AA, accountantslid (hierna: [accountantslid1] );

- de heer [accountantslid2] RA, accountantslid (hierna: [accountantslid2] ).

1.2 De [voorzitter] heeft de wrakingskamer van de Accountantskamer (hierna: de wrakingskamer) per brief van 28 juli 2017, mede namens [rechter1], [accountantslid1] en [accountantslid2] , meegedeeld dat zij niet berusten in het tegen hen ingediende wrakingsverzoek.

1.3 Het verzoek is ter zitting van 18 augustus 2017 behandeld door de wrakingskamer, waarbij verzoeker [X1] aanwezig was. De raadsvrouw van betrokkenen heeft per brief van 21 juli 2017 laten weten dat betrokkenen niet bij de zitting aanwezig of vertegenwoordigd zullen zijn. De gewraakte leden van de Accountantskamer hebben ervan afgezien om te worden gehoord. In de hiervoor genoemde brief van de [voorzitter] van 28 juli 2017 hebben zij evenwel ook hun standpunten aangaande de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt.

2. De vaststaande feiten

2.1 Per brief van 28 april 2017, door de Accountantskamer ontvangen op 2 mei 2017, zijn de klachten in de zaken met de nummers 17/969 - tot en met 17/994 Wtra AK tegen betrokkenen ingediend.

2.2 Per brief van 18 mei 2017 heeft de voorzitter van de Accountantskamer gereageerd op een brief van verzoekers van 17 mei 2017 over het door de Accountantskamer al of niet toepassen van de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak. Verzoekers hebben hierop per brief van 22 mei 2017 gereageerd en deze reactie is door de voorzitter van de Accountantskamer per brief van 23 mei 2017 beantwoord.

2.3 Per brief van 1 juni 2017 zijn verzoekers (als klagers) en de raadsvrouw van betrokkenen door de voorzitter van de Accountantskamer op de hoogte gesteld van ‑ onder meer – de datum en het tijdstip van de mondelinge behandeling van de klachten door de Accountantskamer, alsmede van de personele bezetting van de Accountantskamer bij die behandeling, te weten: [voorzitter], voorzitter, mr. [A], [rechter1], [accountantslid1] en [accountantslid2], leden, met mr. [B] en mr. [C] als secretarissen.

2.4 Op 10 juli 2017 zijn de verweerschriften van betrokkenen bij de Accountantskamer ingekomen en per brief van 12 juli 2017 zijn verzoekers (als klagers) van de ontvangst van de verweerschriften op de hoogte gesteld, met ‑ onder meer ‑ de mededeling (te hebben begrepen) dat zij daarvan reeds een afschrift hadden ontvangen van de raadsvrouw van betrokkenen.

2.5 Per brief van 14 juli 2017 is een verzoek om informatie, dat verzoekers per brief van 22 mei 2017 aan de Nba hadden gedaan, beantwoord door toezending aan hen van een overzicht met informatie over de verschillende functies die 34 accountants, onder wie [accountantslid2], in relatie tot de Nba en haar rechtsvoorgangers hebben vervuld.

2.6 Per brief van 18 juli 2017 hebben verzoekers het onderhavige, onder 1.1 vermelde, wrakingsverzoek ingediend

3. Het wrakingsverzoek

3.1 In het verzoekschrift staan de redenen voor het wrakingsverzoek als volgt vermeld:

- ten aanzien van de [voorzitter] omdat:

  • hij als naaste collega heeft samengewerkt met de mederechter bij de Accountantskamer [Y13] AA RB (een der betrokkenen);
  • hij in de brief van 18 mei 2017 onvolledige informatie heeft gegeven over [accountantslid1] door te verzwijgen dat zij langdurig vele functies heeft vervuld voor de NOvAA, waardoor zij zelfs erelid is van de NOvAA (rechtsvoorganger Nba);
  • hij er belang bij heeft om bij de huisleverancier van accountantsleden (Nba) niet tot het oordeel te komen dat de top van de Nba intensief betrokken is bij het stelselmatig niet naleven of verkeerd toepassen van wet- en regelgeving.

- ten aanzien van [rechter1] omdat:

  • hij als naaste collega heeft samengewerkt met de mederechter bij de Accountantskamer [Y13] AA RB (een der betrokkenen);

- ten aanzien van [accountantslid1] omdat:

  • zij langdurig vele functies heeft vervuld bij de Nba (of haar voorgangers NIVRA en NOvAA) en zelfs heeft samengewerkt met de heer [Y3] AA (een der betrokkenen);
  • zij erelid is van de Nba.

- ten aanzien van [accountantslid2] omdat:

  • hij langdurig functies heeft vervuld bij de Nba (of haar voorgangers NIVRA en NOvAA);
  • hij als naaste collega heeft samengewerkt met de mederechter bij de Accountantskamer [Y13] AA RB (een der betrokkenen);

4. De gronden van de beslissing

Omtrent het wrakingsverzoek overweegt de wrakingskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 34 Wet tuchtrecht accountants (Wtra) kan de voorzitter of elk van de leden die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de Accountantskamer schade zou kunnen lijden. Bij de behandeling van het verzoek zijn de artikelen 513 tot en met 515 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van overeenkomstige toepassing. Ingevolge artikel 513, eerste lid Sv wordt het verzoek gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. In jurisprudentie van wrakingskamers in andere rechtsdomeinen wordt dit zodanig uitgelegd, dat een wrakingsverzoek onverwijld na kennisneming van de feiten en omstandigheden waarop het berust, moet worden ingediend.

4.2 Per brief van 1 juni 2017 (zie hiervoor onder 2.3) heeft de Accountantskamer verzoekers op de hoogte gesteld van de namen van de leden van de kamer die de klachten in de zaken met de nummers 17/969 tot en met 17/994 Wtra AK behandelen. Er is geen reden om aan te nemen dat verzoekers deze brief niet op 2 juni 2017 of niet lang daarna hebben ontvangen. Daarmee zijn zij in de zin van artikel 513, eerste lid Sv begin juni 2017 bekend geworden met de omstandigheid dat de door hen gewraakte personen lid zijn van de kamer die de zaken met de nummers 17/969 - tot en met 17/994 Wtra AK zal behandelen op 3 en 6 november 2017.

4.3 Op het feit dat deze personen allen als naaste collega met [Y13] AA RB als mederechter bij de Accountantskamer hebben samengewerkt, zijn verzoekers, als dit hun al niet voorafgaand aan de indiening van hun klachten bekend was, door de voorzitter van de Accountantskamer in diens brief van 18 mei 2017 attent gemaakt, zodat zij kort na die datum daarvan op de hoogte waren.

4.4 Als tweede wrakingsgrond ten aanzien van de [voorzitter] is aangevoerd dat hij in zijn brief van 18 mei 2017 onvolledige informatie heeft gegeven over [accountantslid1] door te verzwijgen dat zij langdurig vele functies heeft vervuld voor de NOvAA, waardoor zij zelfs erelid is van de NOvAA (de rechtsvoorganger van de Nba). Dit verwijt hebben verzoekers al in hun brief van 22 mei 2017 aan de voorzitter van de Accountantskamer kenbaar gemaakt en dus waren zij toen reeds van die feiten en/of omstandigheden op de hoogte. Ditzelfde heeft dan uiteraard ook te gelden voor hetgeen als eerste en tweede wrakingsgrond ten aanzien van [accountantslid1] is aangevoerd, te weten: dat zij langdurig vele functies heeft vervuld bij de Nba (of haar voorgangers NIVRA en NOvAA) en zelfs heeft samengewerkt met de heer [Y3] AA (een der betrokkenen) en dat zij erelid is van de Nba (de wrakingskamer begrijpt: dat zij erelid van de NOvAA was).

4.5 Nu het wrakingsverzoek pas is ingediend en door de Accountantskamer is ontvangen op 18 juli 2017, derhalve meer dan zes weken nadat aan verzoekers (begin juni 2017) bekend was geworden welke leden van de Accountantskamer deel zullen uitmaken van de kamer die de zaken met de nummers 17/969 - tot en met 17/994 Wtra AK zal behandelen op 3 en 6 november 2017, terwijl verzoekers al voordien (kort na 18 mei 2017) ervan op de hoogte waren dat deze personen allen als naaste collega met [Y13] AA RB als mederechter bij de Accountantskamer hebben samengewerkt, en op 22 mei 2017 al van mening waren dat de [voorzitter] in zijn brief van 18 mei 2014 onvolledige informatie had gegeven over [accountantslid1], is het op deze gronden gedane verzoek ten aanzien van de [voorzitter], [rechter1], [accountantslid1] en [accountantslid2] niet gedaan zodra de aangevoerde feiten en omstandigheden aan verzoekers bekend geworden zijn. Daarom moet het wrakingsverzoek in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.6 Het vorenstaande brengt mee dat het wrakingsverzoek ten aanzien van [rechter1] en [accountantslid1] in zijn geheel niet-ontvankelijk is en het verzoek ten aanzien van de [voorzitter] en [accountantslid2] gedeeltelijk.

4.7 Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen met betrekking tot de wrakingsgrond dat de [voorzitter], [rechter1], [accountantslid1] en [accountantslid2] bij de Accountantskamer als naaste collega’s hebben samengewerkt met [Y13] AA RB. Verzoekers hebben ter onderbouwing van hun verzoek gewezen op Aanbeveling 2 van de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak. Deze Leidraad is niet rechtstreeks toepasselijk op de Accountantskamer, maar wordt door haar leden wel in acht genomen. Deze aanbeveling luidt dat een rechter ervoor zorgt geen zaak te behandelen waarbij als procespartij iemand uit zijn persoonlijke en/of zakelijke kennissenkring betrokken is. Het feit dat de gewraakte leden van de Accountantskamer [Y13] AA RB uit hoofde van hun functie bij de Accountantskamer kennen, brengt, anders dan verzoekers menen, niet mee dat hij aangemerkt moet worden als een zakelijke kennis van die leden. Dit oordeel over de uitleg van deze aanbeveling vindt ook steun in artikel 24 van de Wtra, waarin is bepaald dat een (plaatsvervangend) lid-accountant van de Accountantskamer tegen wie een klacht is ingediend, wordt vervangen door een aan te wijzen ander (plaatsvervangend) lid.

4.8 Bij de inhoudelijke beoordeling van de resterende wrakingsgronden ten aanzien van de [voorzitter] en [accountantslid2] wordt vooropgesteld dat een rechter, waaronder begrepen een tuchtrechter, moet worden vermoed uit hoofde van zijn aanstelling onbevooroordeeld en onpartijdig te zijn. Van een deugdelijke grond voor wraking kan eerst worden gesproken, indien sprake is van feiten en omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens de rechtzoekende persoonlijk, dan wel aangaande een standpunt in de zaak een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de rechtzoekende daarvoor bestaande vrees gerechtvaardigd is. De vrees dat zulks het geval is, dient bovendien objectief gerechtvaardigd te zijn, hetgeen wil zeggen dat niet voldoende is dat degene die de rechter wraakt, niet gelooft in diens onpartijdigheid.

4.9 Verzoekers hebben als derde wrakingsgrond ten aanzien van de [voorzitter] aangevoerd dat de [voorzitter] een vooringenomenheid koestert in de onderhavige zaak omdat hij er belang bij zou hebben om bij de “huisleverancier van accountantsleden” (de Nba) niet tot het oordeel te komen dat de top van de Nba intensief betrokken is bij het stelselmatig niet naleven of verkeerd toepassen van wet- en regelgeving. Verzoekers hebben die intensieve betrokkenheid mede ten grondslag gelegd aan hun klachten. Ten aanzien van [accountantslid2] hebben verzoekers als eerste wrakingsgrond aangevoerd dat hij langdurig functies heeft vervuld bij de Nba (of haar voorgangster NIVRA).

4.10 Het kan niet anders dan dat de overige leden van de Accountskamer die accountant zijn, lid zijn van de Nba (anders zouden zij immers geen accountant zijn), maar de wrakingskamer vermag niet in te zien dat dit lidmaatschap een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor (een objectief gerechtvaardigde vrees voor) vooringenomenheid van de [voorzitter] bij de beoordeling van enig standpunt van verzoekers (als klagers). Andere feiten en omstandigheden ter onderbouwing van die (vrees voor) vooringenomenheid zijn door verzoekers niet aangevoerd. De derde wrakingsgrond ten aanzien van de [voorzitter] faalt dus.

4.11 Van het bekleden van functies bij de Nba of een van haar rechtsvoorgangsters door [accountantslid2] valt evenmin in te zien waarom deze omstandigheid een zwaarwegende aanwijzing zoals vereist voor een geslaagd wrakingsverzoek oplevert. Het feit dat [accountantslid2] uit hoofde van die functies andere leden van de Nba kent, brengt, anders dan verzoekers mogelijk menen, niet mee dat hij aangemerkt moet worden als een zakelijke kennis van die leden. De eerste wrakingsgrond ten aanzien van [accountantslid2] faalt dus eveneens.

4.12 Ter zitting heeft verzoeker [X1] nog gewezen op het niet naleven van wet- en regelgeving door het kantoor waaraan [accountantslid2] is verbonden. Daargelaten of het zo is en of deze grond niet te laat is ingediend, kan deze omstandigheid niet worden beschouwd als een zwaarwegende aanwijzing dat [accountantslid2] een vooringenomenheid koestert aangaande enig standpunt van verzoekers.

4.13 Het vorenstaande brengt met zich dat beslist moet worden zoals hierna volgt.

5. De beslissing

De wrakingskamer:

- verklaart het wrakingsverzoek ten aanzien van [rechter1] en [accountantslid1] niet-ontvankelijk;

- verklaart het wrakingsverzoek ten aanzien van de [voorzitter] en [accountantslid2] deels niet-ontvankelijk en, voor zover het wel ontvankelijk is, ongegrond, een en ander in voege als hiervoor overwogen.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. W.J.B. Cornelissen, rechterlijk lid, en S.L.J. Graafsma RA, lid-accountant, in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2017.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:______________________________