ECLI:NL:TACAKN:2015:116 Accountantskamer Zwolle 15/579 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:116
Datum uitspraak: 23-10-2015
Datum publicatie: 23-10-2015
Zaaknummer(s): 15/579 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie:   Bij eerste toetsing beschikt kantoor AA niet over stelsel kwaliteitsbeheersing niet aan de daarvoor geldende eisen. AA heeft over de jaren 2010 tot en met 2012 niet het vereiste aantal van 120 PE punten gehaald. Definitieve doorhaling voor 18 maanden.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/579 Wtra AK van 23 oktober 2015 van

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

gevestigd te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsvrouwen: mr. M.L. Batting en mr. M.A.M. Verduijn,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 16 maart 2015 ingekomen klaagschrift van 13 maart 2015 met bijlagen;

-        het op 23 juli 2015 per e-mail en op 24 juli 2015 per gewone post ingekomen verweerschrift van 22 juli 2015.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 14 september 2015 waar zijn verschenen: namens klaagster haar raadsvrouw mr. M.A.M. Verduijn, advocaat te Den Haag, vergezeld van G.J.A.H. van der Wielen AA, adviseur van de Raad voor Toezicht (voorheen Raad van Toezicht; hierna: de Raad), en betrokkene in persoon, vergezeld van zijn kantoorgenoot [A].

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA (vanaf 1 januari 2013 het register van de Nba) en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent in zijn praktijk [B] Accountants en Belastingadviseurs te [plaats].

2.2       Bij brief van 19 april 2013 heeft de Raad betrokkene meegedeeld dat de toetsing van zijn praktijk op grond van de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NOvAA zal plaatsvinden op 4 november 2013. Hierbij heeft de Raad betrokkene verzocht om binnen vier weken de oriënterende vragenlijst in te vullen.

2.3       Bij brief van 17 oktober 2013 heeft betrokkene de Raad verzocht de toetsing van 4 november 2013 op te schorten in verband met de ziekte van [A] (hierna: [A]), één van de maten van de accountantspraktijk.

2.4       Uit coulance-overwegingen heeft de Raad bij brief van 22 oktober 2013 uitstel van de toetsing verleend tot de eerste week van december 2013. De Raad heeft daarna met betrokkene afgesproken dat de toetsing op 4 december 2013 zal plaatsvinden.

2.5       Bij brief van 26 november 2013 heeft betrokkene de Raad bericht dat de toetsing van 4 december 2013 geen doorgang kan vinden vanwege de arbeidsongeschiktheid van [A] en verzocht de toetsing tot nader order op te schorten. Aan dit verzoek heeft de Raad geen gehoor gegeven.

2.6       Op 4 december 2013 is de praktijk van betrokkene in het kader van de ten tijde van de toetsing geldende Verordening op de Kwaliteitstoetsing NOvAA getoetst.

2.7       Bij e-mail van 5 december 2013 heeft het toetsingsteam het concept toetsingsverslag aan betrokkene gezonden en betrokkene verzocht om hierop binnen veertien dagen een reactie te geven. Na meerdere verzoeken met dezelfde inhoud, heeft betrokkene in een e-mail van 10 maart 2014 medegedeeld dat hij geen opmerkingen naar aanleiding van of aanvullingen heeft op het toetsingsverslag.

2.8       Op 28 mei 2014 heeft de Raad het eindoordeel van de toetsing (hierna: het eindoordeel) op grond van de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen (hierna: VoKwb) aan betrokkene toegezonden, inhoudende dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene in opzet en werking niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep (Wab). Hierbij is medegedeeld dat klaagster zal worden geadviseerd de bevindingen in de vorm van een klacht ter kennis van de tuchtrechter te brengen, alsmede dat de bevindingen ten aanzien van de verplichtingen op het gebied van Permanente Educatie (PE) zullen worden overgedragen aan de afdeling Juridische Zaken van klaagster.

2.9       Na herhaalde verzoeken heeft betrokkene bij e-mail van 24 september 2014 zijn PE-gegevens over de jaren 2010-2012 aan de Raad gezonden. Voor de PE-gegevens over de jaren 2013 en verder heeft betrokkene verwezen naar de website ‘Mijn Nba’.

2.10     Ter zitting heeft betrokkene meegedeeld dat hij begin september 2015 klaagster heeft verzocht hem uit te schrijven uit de registers.

3.         De klacht

3.1       De klacht omvat twee onderdelen te weten:

  1. het verwijt dat de accountantspraktijk van betrokkene ten tijde van de toetsing op 4 december 2013 niet beschikte over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor gestelde normen, en dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met fundamentele beginselen als bedoeld in artikel A-100.4 van de Verordening gedragscode AA’s (hierna: VGC)  en de daarop gebaseerde nadere voorschriften.

In het bijzonder wordt betrokkene verweten dat sprake is van tekortkomingen in:

1.     het beleid met betrekking tot de naleving van de fundamentele beginselen;

2.     de vier getoetste samenstellingsdossiers op het vlak van:

-        de aanvaarding en continuering van opdrachten;

-        de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden;

-        de afwerking en rapportering.

  1. het verwijt dat betrokkene niet heeft voldaan aan zijn PE-verplichting. Betrokkene heeft in de jaren 2010 tot en met 2012 43 uren aan PE-activiteiten besteed. Betrokkene heeft hiermee niet voldaan aan de verplichting om per driejaarcyclus minimaal 120 uur aan PE-activiteiten te besteden.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 51 van de Wet op de Accountants-administratieconsulenten  (oud; Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had in de periode van 17 januari 2007 tot 4 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende VGC en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1, en voor zover dit plaatshad ná 4 januari 2014 aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (hierna: VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       In de op 4 december 2013 geldende wettelijke regels was bepaald dat de accountant ervoor zorgt dat de accountantspraktijk of accountantsafdeling waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wab. Gelet op deze bepalingen kan naar het oordeel van de Accountantskamer van betrokkene worden verlangd dat deze steeds zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing.

4.5       Met betrekking tot klachtonderdeel a. overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.5.1    Klaagster verwijt betrokkene dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn accountantspraktijk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Klaagster wijst er op dat het toetsingsteam in de vier getoetste dossiers een groot aantal tekortkomingen heeft geconstateerd. Geen van de dossiers bevat een vastlegging waaruit volgt dat is voldaan aan de VGC. Evenmin is in de getoetste dossiers vastgelegd of betrokkene heeft toegestaan dat zijn betrokkenheid bij een door hem samengesteld financieel overzicht aan een derde partij kenbaar wordt gemaakt. Het toetsingsteam heeft voorts niet kunnen vaststellen dat de accountantspraktijk normen heeft ter waarborging van de fundamentele beginselen, zoals vastgelegd in de VGC. De accountantspraktijk heeft ook geen vaste procedures ten aanzien van de aanvaarding en continuering van opdrachten. Geen van de dossiers bevat een opdrachtbevestiging en evenmin andere vastleggingen omtrent de aanvaarding en continuering van opdrachten. Voorts heeft het toetsingsteam in zijn algemeenheid niet kunnen vaststellen hoe de accountantspraktijk waarborgt dat de uitgevoerde werkzaamheden met een redelijke mate van zekerheid voldoen aan de daarop van toepassing zijnde kwaliteitsnormen. De toetsers hebben in geen van de getoetste dossiers kunnen vaststellen dat betrokkene het door hem samengestelde financieel overzicht heeft doorgelezen en een afweging heeft gemaakt of het overzicht toereikend van opzet en vrij van onjuistheden van materieel belang lijkt te zijn. Voorts hebben de toetsers in geen van de getoetste dossiers een bevestiging aangetroffen dat de leiding van de entiteit verantwoordelijk is voor de toereikende prestatie van het financieel overzicht, aldus klaagster. Daarnaast zijn in de afzonderlijke dossiers nog tekortkomingen geconstateerd, die in het klaagschrift zijn opgesomd.

4.5.2    Betrokkene heeft geen van de gestelde tekortkomingen betwist. Hij heeft in zijn verweerschrift uiteengezet dat de regeldruk voor accountants naar zijn mening is doorgeschoten, maar dat hij zich realiseerde dat ook zijn praktijk niet aan de toegenomen regelgeving ontkwam. Zijn kantoorgenoot [A] heeft de verantwoordelijkheid op zich genomen om het “voorgeschreven” stelsel van kwaliteitsbeheersing te implementeren. In 2012/2013 heeft hij hiermee, in samenwerking met Extendum, een aanvang gemaakt. Vanwege medische problemen van [A] stagneerde de implementatie. Betrokkene heeft daarop klaagster verzocht de toetsing op te schorten, welk verzoek is afgewezen. Betrokkene is van mening dat de toetsing in het licht van de status van de implementatie te vroeg kwam. Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat de implementatie van het stelsel van kwaliteitsbeheersing tot op heden niet is afgerond.

4.5.3    Alles overziende is naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met de randnummers 5, 6, 7, 8, 11, 12, 12a, 15 en 17 van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (hierna: NVCOS) 4410, artikel B1-210 van de VGC en artikel 13 van de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten (hierna: NVAK-aav). Daarmee heeft hij tevens de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag (geldend krachtens de VGC) niet in acht genomen. Gezien de aard en de omvang van de vastgestelde tekortkomingen, waarvoor betrokkene verantwoordelijk is, moet worden geoordeeld dat de accountantspraktijk van betrokkene, zoals door betrokkene ook wordt erkend, ten tijde van de toetsing niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen, neergelegd in de hiervoor vermelde voorschriften.

4.5.4    Omstandigheden die meebrengen dat betrokkene van het niet naleven van de hiervoor vermelde verordening en nadere voorschriften geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt zijn gesteld noch gebleken. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.

4.6       Betrokkene heeft het verwijt in klachtonderdeel b., dat hij in de jaren 2010 tot en met 2012 niet voldaan heeft aan de verplichting om minimaal 120 PE-punten te behalen, niet betwist. Gelet hierop treft hem een tuchtrechtelijk verwijt. Het betoog van betrokkene dat het hem ontbrak aan toereikende financiële middelen, kan niet aangemerkt worden als een omstandigheid die het niet behalen van PE-punten kan rechtvaardigen [1] .

4.6.1    Gelet op het voorgaande heeft betrokkene in strijd gehandeld met het bepaalde in de Nadere voorschriften permanente educatie AA’s. Betrokkene heeft daarmee tevens in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als neergelegd in artikel A-100.4 onder c. van de VGC en uitgewerkt in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC. Dit klachtonderdeel moet daarom eveneens gegrond worden verklaard.

4.7       Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. In dat kader houdt de Accountantskamer rekening met de aard, omvang en de ernst van de verzuimen van betrokkene en de omstandigheden waaronder deze zich hebben voorgedaan. Betrokkene moet in het bijzonder worden aangerekend dat hij, hoewel hij wist van de verplichting te beschikken over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen, de implementatie hiervan niet heeft voortgezet, nadat [A] hiertoe om gezondheidsredenen niet meer in staat was. Nu voorts bij de behandeling van de klacht ter zitting niet is gebleken dat het kantoor inmiddels wel beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen, en, gezien het tekort aan PE-punten, getwijfeld moet worden aan de deskundigheid van betrokkene, acht de Accountantskamer de in artikel 2, eerste lid, sub e. van de Wtra bedoelde maatregel van doorhaling passend en geboden. Een tijdelijke doorhaling als bedoeld in sub d. van genoemd artikel volstaat naar het oordeel van de Accountantskamer niet, nu in dat geval de inschrijving van betrokkene in het register van rechtswege zou herleven, ook als het kantoor dan nog steeds niet beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen en niet vaststaat dat betrokkene zijn deskundigheid op peil heeft gebracht. Als de kwaliteit van het kantoor, al dan niet met de hulp van een derde die is gespecialiseerd in het begeleiden van accountantskantoren op dit terrein, op het vereiste niveau is gebracht, kan betrokkene klaagster om herinschrijving verzoeken, waarna het aan de klaagster is zich dienaangaande een oordeel te vormen. De Accountantskamer acht het - gezien de zwaarte en duur van de op te leggen maatregel van doorhaling - niet opportuun daarnaast een geldboete voor het in de jaren 2010 tot en met 2012 niet behalen van voldoende PE-punten op te leggen .

4.8       O p grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht gegrond;

·       legt ter zake aan betrokkene de maatregel op van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het registe r als bedoeld in artikel 2, onder e. Wtra , welke maatregel ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

·       bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op achttien maanden;

·       verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. R.P. van Eerde en mr. J.W. Frieling (rechterlijke leden) en P. Mansvelder RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klaagster en/of betrokkene dan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1] Vgl. CBb 10 juli 2015, Awb 14/47, ECLI:NL:CBB:2015:244