ECLI:NL:TNORSHE:2020:8 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/52

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2020:8
Datum uitspraak: 16-03-2020
Datum publicatie: 01-04-2020
Zaaknummer(s): SHE/2019/52
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Het eerste klachtonderdeel betreft de vraag of de notaris voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van vader en of zij voldoende heeft gewaarborgd dat vader zijn wil op onafhankelijke wijze - zonder beïnvloeding van derden - aan de notaris heeft kunnen overbrengen. Vast staat dat (het vermogen van) vader niet onder bewind of curatele was gesteld, zodat het hem in beginsel vrij stond rechtshandelingen te verrichten. Hoewel vader destijds op leeftijd was, is het de notaris niet gebleken dat hij daardoor niet in staat was om zijn wil te bepalen. De kamer heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de notaris. De notaris heeft voldoende naar voren gebracht dat zij de wilsbekwaamheid van vader heeft beoordeeld en dat er geen indicatoren waren die aanleiding vormden voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. De kamer is van oordeel dat de notaris in de gegeven situatie voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van vader. In verband met de vraag of de notaris (ook) voldoende alert is geweest op de mogelijkheid van beïnvloeding van vader door de broer en de zus, overweegt de kamer dat het tot de kernverantwoordelijkheid van een notaris behoort om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming van degene die een testament maakt. Een notaris dient dan ook al het nodige te doen om zich ervan te vergewissen dat de betrokkene bij het vormen en uiten van zijn of haar wil niet op ongewenste wijze is beïnvloed door (de aanwezigheid van) een derde. Een notaris heeft de vrijheid om te bepalen op welke wijze hij/zij uitvoering geeft aan deze verantwoordelijkheid. De kamer is van oordeel dat de notaris in de gegeven omstandigheden een voldoende zorgvuldige invulling heeft gegeven aan haar taak om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming. Daarbij overweegt de kamer dat niet aannemelijk is geworden dat vader door enige beïnvloeding niet meer in staat zou zijn geweest zelfstandig zijn wil te bepalen. Klachtonderdeel 1 wordt daarom ongegrond verklaard. Het tweede klachtonderdeel houdt het verwijt in dat de notaris heeft geweigerd om antwoord te geven op de door de gemachtigde van klaagster tijdens een bespreking gestelde vragen. Omdat de notaris naar het oordeel van de kamer niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zich op haar geheimhoudingsplicht te beroepen, heeft de kamer klachtonderdeel 2 ook ongegrond verklaard

Klachtnummer    : SHE/2019/52

Datum uitspraak : 16 maart 2020

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

[klaagster] (hierna: klaagster),

wonende in [woonplaats],

gemachtigde: de heer mr. J.A.A. van der Weijst, advocaat te Gemonde, gemeente Sint-Michielsgestel,

tegen

[de notaris] (hierna: de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats],

gemachtigde: mevrouw mr. M.B.Ph. Geeraedts, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.

1.         De procedure

1.1.       Bij brief van 23 augustus 2019 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster een klacht geformuleerd tegen de notaris. Deze brief (met bijlagen) is op 26 augustus 2019 door de kamer voor het notariaat (de kamer) ontvangen.

1.2.       Bij brief van 9 september 2019 heeft de kamer een kopie van de klacht aan de notaris gezonden en haar verzocht om haar standpunt binnen drie weken kenbaar te maken.

1.3.       De notaris heeft verzocht uitstel te verlenen voor het indienen van een inhoudelijk verweer. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft het verzochte uitstel verleend.  

1.4.       De gemachtigde van de notaris heeft bij e-mailbericht van 29 november 2019 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.

1.5.       De gemachtigde van klaagster heeft bij e-mailbericht van 10 januari 2020 nadere stukken toegezonden. Deze stukken zijn op tijd ingediend, namelijk op de laatste dag dat dit nog mocht op grond van artikel 17 van het Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat (zoals bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Besluit op het notarisambt).

De gemachtigde van de notaris heeft - noodgedwongen buiten de op grond van de hiervoor genoemde bepaling geldende termijn - op de nadere stukken van klaagster mogen reageren bij e-mailbericht van 14 januari 2020 (met bijlagen), omdat de notaris anders in haar procesrechtelijke belangen zou worden geschaad.

1.6.       De klacht is behandeld tijdens de openbare zitting van de kamer van 20 januari 2020, waarbij klaagster, de gemachtigde van klaagster, de notaris en de gemachtigde van de notaris zijn verschenen. Partijen hebben hun visie op de klacht over en weer toegelicht. De gemachtigde van klaagster heeft hierbij gebruikgemaakt van pleitnotities die hij aan de kamer heeft overhandigd.

1.7.       De kamer heeft ter zitting beslist en aan partijen meegedeeld dat het door de gemachtigde van klaagster bij e-mailbericht van 17 januari 2020 verzonden nadere stuk te laat is ingediend. Hetzelfde geldt voor de aan zijn pleitnotities gehechte bijlage. Ingeval van toelating van deze bijlagen zou de notaris in haar procesrechtelijke belangen worden geschaad. Bedoelde stukken worden daarom buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling van de klacht.

2.          De feiten

2.1.       Op [dag] januari 2010 is de moeder van klaagster (hierna: moeder) overleden. Zij was ten tijde van haar overlijden in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met de vader van klaagster (hierna: vader). Uit hun huwelijk zijn een zoon en twee dochters, onder wie klaagster, geboren.

2.2.       Vader heeft bij testament van 9 januari 2007 (hierna: het eerste testament) over zijn nalatenschap beschikt. Op grond van dit testament zouden in geval van vóóroverlijden van moeder zijn drie kinderen zijn erfgenamen zijn. Bij het eerste testament heeft vader klaagster benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder van zijn nalatenschap.

2.3.       Bij testament van 3 mei 2010 (hierna: het tweede testament), gepasseerd door de notaris, heeft vader opnieuw over zijn nalatenschap beschikt en zijn drie kinderen, tezamen en voor gelijke delen, tot zijn erfgenamen benoemd. Verder heeft vader bepaald dat het resterende bedrag van het door klaagster op 26 juli 2009 van vader geleende bedrag in zijn nalatenschap moest worden ingebracht en/of verrekend moest worden met erflaatsters verkrijging uit die nalatenschap. Vader heeft de zus en broer van klaagster (hierna: de zus en de broer) gezamenlijk tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder benoemd.

2.4.       Bij testament van 28 juli 2010 (hierna: het derde testament), gepasseerd door de notaris, heeft vader voor de laatste keer over zijn nalatenschap beschikt. Bij dit testament heeft vader klaagster onterfd en de zus en de broer tot zijn enige erfgenamen benoemd. Verder heeft hij dezelfde inbrengverplichting als vermeld in het tweede testament opgenomen en heeft hij zijn woning aan de zus en de broer gelegateerd. Vader heeft de zus tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder benoemd.

2.5.       Op [datum] 2018 is vader overleden.

2.6.       Bij e-mailbericht van 6 november 2018 heeft klaagster de notaris naar aanleiding van vaders overlijden het volgende verzocht:

“Zou u mij over de inhoud van zijn testament kunnen informeren indien het testament dit toelaat. Indien dit niet zo is, dan zou ik graag ook reactie van u willen ontvangen.”

2.7.       Bij e-mailbericht van 8 november 2018 heeft klaagster het volgende aan de notaris te kennen gegeven:

“Ik bericht u wederom per mail met betrekking tot het verzoek tot inzage van het testament van mijn overleden vader, Dhr. [naam vader] .

Telefonisch contact met uw kantoor gisteren en vandaag was voor mij ZEER onbevredigend en zelfs onfatsoenlijk te noemen. De aangeboden termijn van 23 dagen na gisteren om een afspraak te plannen voor dit testament kwam mij niet voor als correct en juist. Ik heb te kennen gegeven, gegeven de huidige situatie van mij als ongewis erfgenaam, dat deze datum ver voorbij redelijk ligt.

(…)

Afhankelijk van de medewerking van uw kantoor overweeg ik wellicht een klacht neer te leggen bij de KNB over de gang van zaken tot nu toe.

Het zou u sieren om met mij persoonlijk contact op te nemen om uw excuses aan te bieden over het onfatsoenlijke gedrag van uw kantoor (medewerker notarissen incluis) waarna eventueel kan worden gekeken of u mij nog kunt voorzien van de door mij gevraagde dienst.”

2.8.       Op 13 december 2018 hebben klaagster en haar gemachtigde een bespreking gehad met de notaris op haar kantoor.

2.9.       In mei 2019 heeft klaagster de broer en de zus in kort geding gedagvaard en primair (onder meer) gevorderd om de broer en de zus te veroordelen om de aan klaagster “gedane toezegging om haar als gelijke te behandelen in de nalatenschap van vader na te komen door haar als mede-erfgenaam te behandelen met alle daaraan verbonden rechten en plichten, tot dat in een bodemprocedure definitief anders zal zijn beslist”

2.10.     Bij vonnis in kort geding van 24 december 2019 heeft de voorzieningenrechter onder meer geoordeeld dat het onvoldoende aannemelijk is geworden dat het testament van vader van 28 juli 2010 nietig is en heeft hij de vorderingen van klaagster afgewezen.

2.11.     Klaagster heeft de broer en de zus inmiddels in een bodemprocedure betrokken.

3.          De klacht

De klacht valt (kort gezegd) uiteen in de volgende onderdelen.

1.     Klaagster verwijt de notaris dat zij onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van vader toen zij op 28 juli 2010 het derde testament passeerde. Volgens klaagster waren er destijds meerdere indicatoren aanwezig, genoemd in het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid (hierna: het Stappenplan), die voor de notaris aanleiding hadden moeten vormen om eerst het Stappenplan te volgen en de wilsbekwaamheid van vader te (laten) beoordelen. Klaagster heeft in dat verband onder meer gewezen op:

-        de verminderde geheugenfunctie van vader sinds 2006 en de incidenten die als gevolg daarvan hebben plaatsgevonden;

-        de 82-jarige leeftijd van vader;

-        het feit dat moeder een paar maanden daarvoor was overleden;

-        het feit dat vader binnen drie maanden zijn tweede testament heeft gewijzigd en het derde testament qua inhoud ingrijpend afwijkt van het tweede testament;

-        het feit dat klaagster de notaris - op de dag dat vader een afspraak had op het notariskantoor over zijn tweede testament - heeft gebeld en haar op de vergeetachtigheid van vader heeft gewezen;

-        de beïnvloeding door de (bij bezoeken aan de notaris aanwezige) zus en broer, die zelf financieel belang hadden bij het derde testament.

2.     Klaagster verwijt de notaris dat zij heeft geweigerd om antwoord te geven op de door de gemachtigde van klaagster tijdens de bespreking van 13 december 2018 gestelde vragen.

3.1.       De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Klachtonderdeel 1  

4.2.       De vraag is aan de orde of de notaris voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van vader en of zij voldoende heeft gewaarborgd dat vader zijn wil op onafhankelijke wijze - zonder beïnvloeding van derden - aan de notaris heeft kunnen overbrengen. Deze vraag moet mede worden bezien in het licht van het feit dat het notariaat het, getuige de vermelding op de website van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, als zijn plicht beschouwt om financiële uitbuiting van ouderen te voorkomen en terug te dringen.

4.3.       Bij de beoordeling van deze vraag stelt de kamer voorop dat als uitgangspunt geldt dat een ieder aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd rechtshandelingen kan verrichten, zoals het maken van een testament. Een notaris moet in beginsel zijn/haar ministerie (dienst) verlenen en moet op verzoek van de betrokken cliënt doen wat nodig is om bijvoorbeeld een testament in een akte vast te leggen. Zoals bij elke akte rust daarbij op een notaris een zwaarwegende zorgplicht om te onderzoeken of is voldaan aan de in de wet gestelde vereisten voor het intreden van de rechtsgevolgen die worden beoogd met de rechtshandelingen die in de akte zijn opgenomen. In dat kader moet een notaris onder meer nagaan of de betrokken cliënt in staat is zich een op een rechtsgevolg gerichte wil te vormen in de zin van het bepaalde bij artikel 3:33 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en dat de inhoud en de gevolgen van een te ondertekenen akte daarmee in overeenstemming zijn.

4.4.       Een notaris moet bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van de betrokken cliënt primair uitgaan van zijn/haar eigen waarneming als niet bekend is, en er ook geen aanwijzingen zijn, dat de cliënt lijdt aan een ziekte die de wilsbekwaamheid kan beïnvloeden. Daarbij heeft een notaris een zekere mate van beoordelingsvrijheid. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid van de cliënt en/of als aanleiding bestaat om te vermoeden dat mogelijk sprake is van beïnvloeding door derden, is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening (hierna: het Stappenplan) biedt hiervoor een handreiking. In het Stappenplan staan indicatoren vermeld die aanleiding kunnen vormen voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. Indien een notaris - ook al heeft hij/zij kennis van het bestaan van één of meerdere indicatoren - geen aanleiding heeft om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de cliënt, behoeft het Stappenplan niet te worden gevolgd. Daarbij zal het in belangrijke mate aankomen op zowel de inhoud van de gesprekken die een notaris met de cliënt voert, als de wijze waarop de cliënt zich daarbij presenteert.

4.5.       Klaagster heeft naar voren gebracht dat vader, die ten tijde van het passeren van het derde testament 82 jaar oud was, moest worden beschouwd als een kwetsbare oudere. Hij was recent weduwnaar geworden en leed sinds 2006 aan een geheugenstoornis als gevolg van een eerder opgelopen zuurstoftekort in de hersenen. Volgens klaagster stond vader onder invloed van haar broer en zus. Zo is vader op het kantoor van de notaris verschenen op initiatief en/of in aanwezigheid van één van hen, aldus klaagster. Zij verwijt de notaris dat die haar medewerking heeft verleend aan het derde testament, waarbij klaagster is onterfd, terwijl vader in het kort daarvoor opgemaakte tweede testament zijn drie kinderen nog gezamenlijk en voor gelijke delen tot erfgenamen had benoemd. Bovendien had klaagster de notaris al voorafgaande aan het passeren van het tweede testament telefonisch op de hoogte gebracht van de vergeetachtigheid van vader.

4.6.       Dat het derde testament bij klaagster vragen heeft opgeroepen, is begrijpelijk. Opmerking verdient echter dat het in deze tuchtprocedure niet gaat om de vraag of vader ten tijde van het passeren van het derde testament wilsbekwaam was en/of onder invloed stond van de broer en de zus, maar om de vraag of de notaris in de gegeven omstandigheden voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van vader en of zij voldoende alert is geweest op de mogelijkheid van beïnvloeding van vader door direct belanghebbenden. Daarbij gaat het erom welke indruk de notaris van vader heeft gekregen tijdens haar contacten met hem. Ter zitting is komen vast te staan dat de contacten met vader in de periode april tot en met juli 2010 hebben plaatsgevonden. De kamer betrekt in haar beoordeling daarom alleen feiten en omstandigheden uit die periode.

4.7.       De notaris heeft erop gewezen dat vader in aanloop naar het tweede en derde testament steeds zelf telefonisch contact heeft opgenomen met het notariskantoor om een afspraak te maken. Een bij het notariskantoor werkzame kandidaat-notaris heeft op 23 april 2010 een gesprek gevoerd met vader over een wijziging van zijn testament. Ter zitting heeft de notaris erkend dat de zus bij dit gesprek aanwezig was. Volgens de notaris heeft vader in dat gesprek aangegeven dat hij klaagster wenste te onterven. De kandidaat-notaris heeft vader vervolgens voorgehouden dat het onterven van een kind niet zo maar iets is en heeft hem geadviseerd daar nog eens goed over na te denken en met klaagster te gaan praten. Vader heeft toen van het onterven van klaagster afgezien. De concept-akte van het tweede testament is op 29 april 2010 aan vader toegezonden en door hem akkoord bevonden. Bij het passeren van het tweede testament op 3 mei 2010 was volgens de notaris geen familie aanwezig. Anders dan klaagster doet voorkomen, hield het tweede testament naar de mening van de notaris al een aanzienlijke wijziging in ten opzichte van het eerste testament. Zo heeft vader bepaald dat het resterende bedrag van het door klaagster op 26 juli 2009 van vader geleende bedrag in zijn nalatenschap moest worden ingebracht en/of verrekend moest worden met erflaatsters verkrijging uit die nalatenschap. Bovendien heeft vader de broer en de zus tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder van zijn nalatenschap benoemd.  

De reden dat vader zijn tweede testament na enkele maanden heeft herroepen, is volgens de notaris dat vader klaagster toch wilde onterven. Op 15 juli 2010 heeft vader wederom een gesprek gevoerd met de kandidaat-notaris. Bij dat gesprek was de zus volgens de notaris niet aanwezig. Vader heeft in dat gesprek te kennen gegeven dat hij het advies van de kandidaat-notaris had opgevolgd en met klaagster had gesproken. Dit gesprek zou er echter niet voor hebben gezorgd dat vader anders tegen onterving van klaagster was gaan aankijken. Volgens vader zou klaagster in geval van onterving in combinatie met de eerder genoemde inbrengverplichting per saldo ongeveer evenveel erven als de broer en de zus. Op 20 juli 2010 is de concept-akte van het derde testament aan vader toegezonden en door hem akkoord bevonden. Bij het passeren van het derde testament was volgens de notaris geen familie aanwezig.

De notaris voert aan dat de kandidaat-notaris in aanloop naar beide testamenten uitgebreid met vader heeft gesproken over zijn beweegredenen om zijn testament te wijzigen. De notaris heeft, voorafgaande aan het passeren van het tweede testament en het derde testament, ook steeds uitgebreid met vader gesproken. Hierbij waren de broer en de zus niet aanwezig. Voor alle contactmomenten met vader is steeds vijfenveertig minuten de tijd genomen. De notaris heeft toegelicht dat zij tijdens zo’n contactmoment altijd eerst over koetjes en kalfjes begint en de cliënt op zijn gemak stelt. Vervolgens stelt zij de cliënt vragen over onder meer woonadres, kinderen, kleinkinderen, leeftijd(en). De notaris let naar eigen zeggen op de vlotheid en inhoud van de reactie en de lichaamstaal van de cliënt. Vervolgens vraagt zij de cliënt om in eigen woorden uit te leggen wat hij wil regelen. Bij het passeren van een testament vraagt de notaris ook altijd aan de cliënt om in eigen woorden uit te leggen wat er in de akte staat. 

Volgens de notaris hadden zij en de kandidaat-notaris geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van vader en was vader heel stellig in wat hij wilde regelen.

4.8.       Vast staat dat (het vermogen van) vader niet onder bewind of curatele was gesteld, z odat het hem in beginsel vrij stond rechtshandelingen te verrichten.

Hoewel vader destijds op leeftijd was, is het de notaris niet gebleken dat hij daardoor niet in staat was om zijn wil te bepalen. De kamer heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de notaris. De notaris heeft voldoende naar voren gebracht dat zij de wilsbekwaamheid van vader heeft beoordeeld en dat er geen indicatoren waren die aanleiding vormden voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. Daarom gaat de kamer uit van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, op basis waarvan de kamer van oordeel is dat de notaris in de gegeven situatie voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van vader.

4.9.       Dat de notaris tot een andere conclusie had moeten komen, is niet gebleken. De door klaagster overgelegde pagina uit een zorgverslag en de door haar overgelegde verklaring van een vriendschappelijke relatie dateren alle twee van ruimschoots na juli 2010 (namelijk 2018 respectievelijk 2019). Voor zover deze stukken betrekking hebben op de periode vóór 28 juli 2010, sluiten deze en de door klaagster aangehaalde omstandigheden (zoals vergeetachtigheid) niet uit dat vader zijn wil kon bepalen. Naar het oordeel van de kamer kon en mocht de notaris concluderen dat vader wilsbekwaam was om het derde testament te ondertekenen.

4.10.     In verband met de vraag of de notaris (ook) voldoende alert is geweest op de mogelijkheid van beïnvloeding van vader door de broer en de zus, overweegt de kamer dat het tot de kernverantwoordelijkheid van een notaris behoort om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming van degene die een testament maakt. Een notaris dient dan ook al het nodige te doen om zich ervan te vergewissen dat de betrokkene bij het vormen en uiten van zijn of haar wil niet op ongewenste wijze is beïnvloed door (de aanwezigheid van) een derde. Een notaris heeft de vrijheid om te bepalen op welke wijze hij/zij uitvoering geeft aan deze verantwoordelijkheid. Uit de hiervoor omschreven omstandigheden heeft de notaris afgeleid dat vader zelfstandig functioneerde, waarbij zij erop heeft gewezen dat:

- vader telkens zelf een afspraak had gemaakt met haar kantoor;

- zowel bij het passeren als bij het bespreken van het derde testament een mogelijke beïnvloeding van derden is voorkomen door vader steeds onder vier ogen te spreken; en

- vader zelf duidelijk heeft gemaakt wat hij wilde regelen en waarom hij dat wilde regelen.

De kamer is van oordeel dat de notaris in de gegeven omstandigheden een voldoende zorgvuldige invulling heeft gegeven aan haar taak om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming. Daarbij overweegt de kamer dat niet aannemelijk is geworden dat vader door enige beïnvloeding niet meer in staat zou zijn geweest zelfstandig zijn wil te bepalen.

4.11.     Uit het voorgaande volgt dat de kamer van oordeel is dat de notaris voldoende invulling heeft gegeven aan de op haar rustende zorg- en onderzoeksplicht. Dat zij geen aanleiding heeft gezien om overeenkomstig de aanbevelingen uit het Stappenplan verder onderzoek te (laten) doen, acht de kamer dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het eerste klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2

4.12.     Uit het klaagschrift blijkt niet welke vragen van de gemachtigde van klaagster volgens klaagster onbeantwoord zijn gebleven. De notaris voert in haar verweerschrift aan dat de vragen van (de gemachtigde van) klaagster betrekking hadden op de reden dat klaagster door vader was onterfd en de wijze waarop het derde testament zou kunnen worden herroepen. De notaris heeft (de gemachtigde van) klaagster naar eigen zeggen uitgelegd dat het derde testament als gevolg van vaders overlijden niet meer kan worden herroepen. Voor het overige is de notaris van mening dat zij geen antwoord kon geven op de door (de gemachtigde van) klaagster gestelde vragen zonder haar geheimhoudingsplicht te schenden.

4.13.     Ter zitting heeft klaagster de door haar gemachtigde gestelde vragen geconcretiseerd. Naar aanleiding hiervan heeft de notaris de door haar gevolgde procedure bij het beoordelen van de wilsbekwaamheid van vader toegelicht en aangegeven wie aanwezig zijn geweest bij de gesprekken en de passeerafspraken met vader ten aanzien van het tweede en het derde testament (zie overweging 4.7.). Voor het overige blijft de notaris van mening dat haar geheimhoudingsplicht er aan in de weg staat om te antwoorden.

4.14.     Met betrekking tot dit beroep op de notariële geheimhoudingsplicht overweegt de kamer als volgt. Op grond van artikel 22 lid 1 Wna is een notaris, behoudens in het geval van een wettelijke uitzondering, verplicht tot geheimhouding van alle informatie waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheden als zodanig kennis neemt. Deze geheimhoudingsplicht staat in dienst van de vertrouwensrelatie tussen de notaris en zijn cliënt en hangt samen met de bijzondere positie van de notaris in het rechtsbestel: bij verschillende (privaatrechtelijke) rechtshandelingen is de formele tussenkomst van de notaris voorgeschreven. Om een vrije toegang tot de rechtsbedeling te waarborgen, is het noodzakelijk dat iedereen zich vrijelijk tot een notaris kan wenden voor juridische bijstand of advies en daarbij verzekerd is van het vertrouwelijke karakter van de informatie die aan de notaris wordt toevertrouwd. Dit uitgangspunt vormt de grondslag voor de geheimhoudingsplicht, welke plicht door de Hoge Raad is erkend als algemeen rechtsbeginsel. Het grote belang van de geheimhoudingsplicht komt onder meer tot uiting in de strafbaarstelling van de schending van het ambts- of beroepsgeheim in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. De geheimhoudingsplicht kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden door de geheimhouder of door de rechter worden doorbroken.

4.15.     De vraag hoe ver de geheimhoudingsplicht van een notaris zich uitstrekt, wordt in beginsel door de betrokken notaris zelf beantwoord. De kamer heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de notaris zich in de gegeven omstandigheden ten onrechte op haar geheimhoudingsplicht jegens (de gemachtigde van) klaagster beroept. 

4.16.     Omdat de notaris naar het oordeel van de kamer niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zich op haar geheimhoudingsplicht te beroepen, zal de kamer klachtonderdeel 2 ongegrond verklaren.

Overig

4.17.     Nader onderzoek naar het handelen en nalaten van de notaris (in de periode april tot en met juli 2010), zoals door klaagster ter zitting nog is verzocht, acht de kamer op grond van hetgeen hiervoor is overwogen niet nodig, zodat zij dat verzoek afwijst.

4.18.     De notaris heeft verzocht om een veroordeling van klaagster in de kosten van deze procedure. Aan dit verzoek zal niet tegemoet worden gekomen, omdat de Wna niet in deze mogelijkheid voorziet.

5.          De beslissing

De kamer:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend voorzitter,

mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend rechterlijk lid en mr. L.J.M. Teunissen, notarislid.

Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2020 door mr. P.M. Knaapen, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.