ECLI:NL:TNORARL:2017:11 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden KL RK 16-127

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2017:11
Datum uitspraak: 14-04-2017
Datum publicatie: 28-04-2017
Zaaknummer(s): KL RK 16-127
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   In het onderhavige geval bestond onder meer gezien de hoge leeftijd van erflaatster en de onderbewindstelling van haar vermogen, aanleiding om de geestesgesteldheid van erflaatster extra zorgvuldig te onderzoeken. Blijkens het verweer van de notaris heeft zij dit gedaan door met erflaatster twee lange gesprekken met een maand ertussen te voeren. Tevens deed zij dit door tijdens het tweede gesprek twee medewerkers van kantoor als getuigen te laten optreden, deze bij het gesprek met erflaatster te betrekken en naar hun oordeel te vragen, nadat erflaatster nog een keer in eigen woorden had verteld welke wijziging zij in haar testament wilde aanbrengen. De notaris heeft naar het oordeel van de kamer voldoende kunnen onderbouwen hoe zij vervolgens tot de overtuiging is gekomen dat erflaatster haar wil kon bepalen.

Kenmerk: C/05/311436 / KL RK 16-127

beslissing van de kamer voor het notariaat van 14 april 2017

op de klacht van

1.[…],

wonende te […],

2.[…],

wonende te […],

3.[…],

wonende te […], gemeente […],

4.[…],

wonende te […],

klagers,

gemachtigde: mr. M.T. Derks-Halman, advocaat te Zwolle,

tegen

mr. [A]

notaris te […],

gemachtigde: mr. H.J. Delhaas, advocaat te Amsterdam.

Partijen worden hierna respectievelijk klagers en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 15 november 2016;

-          het verweer van de notaris, met bijlagen, van 22 december 2016.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 17 februari 2017 behandeld, waarbij zijn verschenen klagers sub 2, 3 en 4, vergezeld door hun gemachtigde, enerzijds en de notaris, vergezeld door haar gemachtigde, anderzijds.

2. De feiten

2.1 Mevrouw […] (hierna: erflaatster) is op 8 december 2013 overleden.

De echtgenoot van erflaatster, de heer [Z], was reeds in 1999 overleden. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren. De heer [Z] had twee kinderen uit een eerder huwelijk, mevrouw […] en mevrouw […] (hierna ook: de stiefdochters [Z]).

2.2 Klagers sub 1 t/m 3 zijn de kinderen van de heer [Y]. De heer [Y] was een oude vriend van erflaatster en tevens tot 2007 haar boekhouder.

2.3 Klaagster sub 4 is de dochter van de heer […], broer van erflaatster.

2.4 Bij beschikking van 11 juli 2007 heeft de kantonrechter in de rechtbank Leeuwarden, locatie Sneek, bewind ingesteld over de goederen en gelden van erflaatster en de heer mr. [B], notaris te […], benoemd tot bewindvoerder.

2.5 Erflaatster heeft laatstelijk beschikt over haar nalatenschap in haar testament van 2 maart 2009, verleden voor de notaris. Erflaatster was op dat moment 84 jaar.

In haar testament heeft erflaatster haar stiefdochters [X] tot haar enige erfgenamen benoemd.

2.6 De heer [Y] is op 5 juni 2014 overleden. Na zijn overlijden hebben zijn kinderen, klagers sub 1 t/m 3, een testament gevonden van erflaatster van 18 december 2006. Dit testament is door notaris [B] te […] gepasseerd. In het aangetroffen testament was [Y] tot enig erfgenaam benoemd. Hieraan is toegevoegd dat zijn kinderen tot enig erfgenamen zouden worden benoemd, indien [Y] niet haar erfgenaam zou zijn. Verder was aan klaagster sub 4 een bedrag van € 50.000,00 gelegateerd en aan haar stiefdochters [X] ieder een bedrag van € 5.000,00.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klagers verwijten de notaris dat zij onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het vaststellen van de wilsbekwaamheid van erflaatster voorafgaand aan het passeren van het (gewijzigde) testament op 2 maart 2009.

Erflaatster ging sinds medio 2007 cognitief achteruit en kort na het passeren van het testament, op 11 maart 2009, is door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een indicatiebesluit afgegeven voor zorg in verband met een psychogeriatrische aandoening. Amper een jaar na het passeren van het testament is bij erflaatster gevorderde dementie vastgesteld. In het kader van een civielrechtelijke procedure is een medisch rapport opgesteld, waarin de conclusie is opgenomen dat de onderzoekers de sterke overtuiging hebben dat erflaatster ten tijde van de laatste testamentwijziging op 2 maart 2009 wilsonbekwaam was ten aanzien van de beslissing tot de wijziging van het testament.

De notaris was er in maart 2009 van op de hoogte dat meerdere indicatoren van toepassing waren, die tot nader onderzoek hadden moeten leiden; de hoge leeftijd, de onderbewindstelling van het vermogen van erflaatster, het feit dat zij niet zelfstandig woonde en niet woonde in de omgeving van de vestigingsplaats van de notaris. Daarnaast is de afspraak met de notaris gemaakt door een stiefdochter van erflaatster en is erflaatster door deze stiefdochter naar het notariskantoor gebracht, terwijl het testament van erflaatster ten gunste van beide stiefdochters [X] is gewijzigd. Verder was extra alertheid geboden, omdat het een ingrijpende wijziging van het testament betrof en erflaatster al regelmatig haar testament heeft laten wijzigen.

Gelet op de aanwezigheid van al deze indicatoren had de notaris niet mogen afgaan op haar eigen korte waarneming, maar had zij het Stappenplan Beoordeling Wilsbewaamheid moeten volgen.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De notaris heeft het volgende als verweer aangevoerd.

De notaris was er niet van op de hoogte dat erflaatster dementerend zou zijn. De notaris heeft een tweetal gesprekken met erflaatster gevoerd van elk ongeveer een uur. Tussen de twee gesprekken is een maand verstreken. Beide keren is erflaatster naar het notariskantoor gebracht door een stiefdochter [X], maar de gesprekken hebben buiten aanwezigheid van deze stiefdochter plaatsgevonden. De notaris heeft in het eerste gesprek de algemene vraag gesteld waarmee zij erflaatster van dienst kon zijn, waarop erflaatster heeft geantwoord dat zij haar testament wilde wijzigen en wat de reden van deze wijziging was. In beide gesprekken was erflaatster duidelijk en consistent in wat zij wilde.

De notaris was niet bekend met het feit dat erflaatster al regelmatig haar testament had laten wijzigen. Erflaatster heeft haar dit niet verteld en inzage in het Centraal Testamentenregister is pas na overlijden mogelijk. De notaris was wel op de hoogte van de onderbewindstelling en zij heeft deze dan ook met erflaatster besproken. Erflaatster heeft in reactie hierop aangegeven dat haar vermogen om praktische redenen onder bewind was gesteld. De notaris wist dat erflaatster in een serviceflat woonde, maar daarmee is in de optiek van de notaris dan geen sprake van ‘niet zelfstandig wonen’.  

Tijdens beide gesprekken heeft de notaris geen enkele twijfel gekregen omtrent het vermogen van erflaatster om haar wil te bepalen. Aangezien de notaris zich realiseerde dat een aantal indicatoren op de situatie van dat moment van toepassing was – zoals de onderbewindstelling van het vermogen van erflaatster en het feit dat zij naar het kantoor werd gebracht door een stiefdochter die zou profiteren van de wijziging van het testament - heeft zij voor de zekerheid besloten om twee ervaren medewerkers van het kantoor te laten optreden als getuigen. Nadat de getuigen zich bij het gesprek hadden gevoegd, heeft de notaris erflaatster verzocht nog een keer te vertellen wat zij in haar testament wenste te regelen. De getuigen hebben na afloop hiervan aan de notaris meegedeeld dat zij geen bijzonderheden hadden opgemerkt en ervan overtuigd waren dat erflaatster haar wil kon bepalen. Pas daarna is de notaris overgegaan tot het passeren van het testament.

De notaris heeft het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid niet gehanteerd omdat bij haar noch bij de twee getuigen enige twijfel was gerezen over het vermogen van erflaatster om haar wil te bepalen.

4.3 De kamer neemt tot uitgangspunt dat een cliënt die handelingsbekwaam is, moet worden geacht zijn belangen te kunnen behartigen. Dit is ook het wettelijk uitgangspunt. Pas indien aanleiding bestaat om daaraan te twijfelen, dient volgens vaste rechtspraak van de Notariskamer van het Gerechtshof te Amsterdam een notaris de geestesgesteldheid van zijn cliënt nader te onderzoeken aan de hand van het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid.

4.4 In het onderhavige geval bestond onder meer gezien de hoge leeftijd van erflaatster en de onderbewindstelling van haar vermogen, aanleiding om de geestesgesteldheid van erflaatster extra zorgvuldig te onderzoeken. Blijkens het verweer van de notaris heeft zij dit gedaan door met erflaatster twee lange gesprekken met een maand ertussen te voeren. Tevens deed zij dit door tijdens het tweede gesprek twee medewerkers van kantoor als getuigen te laten optreden, deze bij het gesprek met erflaatster te betrekken en naar hun oordeel te vragen, nadat erflaatster nog een keer in eigen woorden had verteld welke wijziging zij in haar testament wilde aanbrengen.

De notaris heeft naar het oordeel van de kamer voldoende kunnen onderbouwen hoe zij vervolgens tot de overtuiging is gekomen dat erflaatster haar wil kon bepalen.

Klagers hebben onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat het voor de notaris duidelijk moet zijn geweest dat erflaatster aan dementie leed, waardoor de notaris het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid had moeten toepassen. De door klagers beschreven rol van één van de stiefdochters van erflaatster leidt niet tot een ander oordeel. Deze stiefdochter is immers niet bij de twee gesprekken aanwezig geweest en de notaris heeft onderzocht of erflaatster in staat was om zelf haar wil te bepalen. De woonplaats van erflaatster en het kantooradres van de notaris waren niet dusdanig ver van elkaar verwijderd, dat dit vragen had moeten oproepen bij de notaris. De andere door klager aangevoerde feiten en omstandigheden leiden evenmin tot een andere conclusie.

De notaris heeft naar het oordeel van de kamer voldoende en zorgvuldig de wilsbekwaamheid van erflaatster onderzocht. Nu daarbij geen twijfel was ontstaan over de wilsbekwaamheid van erflaatster was er ook geen aanleiding voor toepassing van het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid.

De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. C.J.M. Hendriks, voorzitter, mr. J.G.T.M. Castrop,

mr. J.T.J. Heijstek, A. Roesink-Kragt en mr. A.M.S. Kuipers, leden, en in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op

14 april 2017.

De secretaris

De voorzitter