ECLI:NL:TNORAMS:2016:20 Kamer voor het notariaat Amsterdam 602446/NT 16-18 OJ

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2016:20
Datum uitspraak: 14-07-2016
Datum publicatie: 15-08-2016
Zaaknummer(s): 602446/NT 16-18 OJ
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:         Gelet op haar verantwoordelijkheid voor de kantoororganisatie, kandidaat-notarissen en medewerkers stelt da kamer vast dat de notaris niet de regie, zeggenschap en het toezicht had over de te verrichten dossierwerkzaamheden en de invulling van de notariële verplichtingen. Mede gelet op de reeks van akten en de hoeveelheid van akten over een periode van twee maanden had het op de weg gelegen van de notaris om nader onderzoek te (laten) verrichten. De klacht is dus gegrond. De kamer ziet reden om aan de notaris de maatregel van berisping op te leggen, mede omdat de kamer niet gebleken is van haar inzicht (ook niet achteraf) in de laakbaarheid van de handelingen ten aanzien van de op haar kantoor gepasseerde akten.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 14 juli 2016 in de klacht met nummer 602446/NT 16-18 OJ van:

Bureau Financieel Toezicht,

gevestigd te Utrecht,

hierna: het BFT;

tegen:

[de notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

raadsvrouw: mr. M.A. Jansen,

hierna: de notaris.

1. Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-        klacht met bijlagen van 1 februari 2016;

-        verweer van 10 maart 2016.

Bij brief van 1 februari 2016 heeft het BFT de kamer vier klachten, waaronder de onderhavige, gezonden. De andere klachten zijn gericht tegen kandidaat-notarissen [mr. A] en [mr. B] en notaris [mr. C]. Het BFT heeft de kamer verzocht om deze vier klachten, gebaseerd op de rapportage van het onderzoek door het BFT ingesteld op het notariskantoor [naam kantoor] , gezamenlijk te behandelen.

De kamer heeft het verzoek van het BFT ten aanzien van mrs. [B] en [C] afgewezen, omdat beiden niet (meer) in het ressort Amsterdam werkzaam zijn en deze kamer daarom niet bevoegd is de klachten tegen hen te beoordelen. Die klachten zijn vervolgens doorgezonden aan de rechtsbevoegde kamers voor het notariaat, respectievelijk Den Haag en Arnhem. De klacht tegen kandidaat-notaris [mr. A], met nummer 602447/NT 16-19 OJ, is wel gezamenlijk met de onderhavige klacht door de kamer behandeld.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 2 juni 2016 zijn verschenen: mrs. A.T.A. Tilleman en A.M. Drenth namens het BFT, en de notaris, bijgestaan door haar raadsvrouw. Partijen hebben het woord gevoerd, het BFT aan de hand van pleitaantekeningen. Uitspraak is bepaald op 14 juli 2016.

2.  De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

  1. Het BFT heeft ingevolge artikel 110 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) op 23 mei, 30 juni en 10 september 2014 een onderzoek ingesteld op het notariskantoor [naam] (hierna: het notariskantoor), met vestigingen te [plaats] (vestigingsplaats van de notaris) en [plaats] (vestigingsplaats van notaris [C]) en een bijkantoor in [plaats]. Er is sprake van een gezamenlijke kantooradministratie en kantoororganisatie.
  2. De onderzoeksresultaten van voornoemd onderzoek zijn verwerkt in een definitieve rapportage van 26 februari 2015 (bijlage 1 bij de klacht).
  3. Het onderzoek betreft de invulling van de notariële verplichtingen door de notarissen en kandidaat-notarissen, werkzaam op het notariskantoor, uitsluitend ten aanzien van het adviseren, voorbereiden en passeren van een reeks van veertien gepasseerde vaststellingsovereenkomsten ten behoeve van Uw Advies BV, in een periode van 29 januari 2014 tot en met 28 maart 2014.
  4. Van de veertien vaststellingsovereenkomsten zijn er drie gepasseerd door kandidaat-notarissen mrs. [B], [en twee andere kandidaat-notarissen] als waarnemers voor de notaris, op respectievelijk 10 maart 2014, 24 maart 2014 en 26 maart 2014.
  5. Notarisklerk de heer [X] (hierna: [X]) heeft op 2 december 2013 een e-mailbericht van Uw Advies bv ontvangen, met als onderwerp ‘eerste akte’, dat als volgt luidt: “Hierbij de gegevens voor de eerste akte: schuldbekentenis € 75.000,. Geen onderpand. Beste man heeft elders 60.000 schuld en wij gaan garant staan voor deze terugbetaling richting derden. (..) Particulier. Ik zal je z.s.m. paspoort scannen en mailen. Heb je nog meer gegevens nodig?”
  6. Uw Advies BV presenteerde zich op de website www.minderloonbeslag.nl als “ een adviesbureau dat er voor zorgt dat uw loonbeslag verminderd wordt. Hierdoor heeft u een hoger besteedbaar inkomen beschikbaar voor uzelf”.
  7. De eerste akte, verleden op 29 januari 2014, is door [X] voorbereid in overleg met mr. [B] (hierna: [mr. B]). Voor de akte was aanvankelijk een geldleningsovereenkomst opgesteld, maar op verzoek van Uw Advies BV vervolgens gewijzigd in een vaststellingsovereenkomst. Deze vaststellingsovereenkomst heeft model gestaan voor alle daarop volgende akten.
  8. De vaststellingsovereenkomst van 10 maart 2014, verleden door [mr. B] als waarnemer voor de notaris, vermeldde onder meer:

    “INLEIDING

    De opdrachtgever heeft de opdrachtnemer op achtentwintig februari tweeduizendveertien, mondeling een opdracht gegeven met betrekking tot advieswerkzaamheden. In verband met de door de opdrachtnemer reeds uitgevoerde werkzaamheden heeft de opdrachtnemer reeds een declaratie verzonden, in totaal belopen een bedrag van (..) (€ 20.156,18). Gemelde declaratie is tot op heden nog niet voldaan. De opdrachtnemer wenst met deze overeenkomst vast te stellen dat de opdrachtgever akkoord gaat met de hoogte van gemelde declaratie en dat de opdrachtgever in verband met deze declaratie schuldig erkent aan de opdrachtnemer een bedrag in hoofdsom groot (..) (€ 20.156,18).

    VASTSTELLING

    In verband met het in de inleiding gemelde verklaart de opdrachtgever dat zij akkoord gaat met de totale hoogte ad (..) (€ 20.156,18) van de aan deze akte nog te hechten declaratie, welke de opdrachtnemer aan de opdrachtgever heeft verstrekt in verband met de door hem voor de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden. Tevens verklaart de opdrachtgever in verband met de hierboven gemelde akkoordverklaring schuldig te erkennen aan de opdrachtnemer een bedrag ter grote van het totale bedrag van vermelde declaratie ad (..) (€ 20.156,18), hierna dit bedrag ook wel te noemen “de hoofdsom”.”

  9. Op de aan de akte gehechte declaratie, een factuur van 8 maart 2014, is een totaalbedrag van € 20.156,18, inclusief BTW vermeld, met de omschrijving: “Betreft factuur tbv betalingsgarantie minderloonbeslag”.
  10. De aanleiding voor het onderzoek van het BFT was de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2014 in een (deurwaarders)kortgeding (ECLI:NL:RBAMS:2014:2409).  
  11. De deurwaarder legde de voorzieningenrechter de vraag voor of hij op grond van de akte, verleden op 10 maart 2014, tot verdeling van de netto-opbrengst van het loonbeslag tussen Uw Advies BV en de eerste beslaglegger, ING (cliënt van de deurwaarder) moest overgaan, omdat er volgens hem sprake was van een (schijn)constructie om via de werking van artikel 3:277 BW een deel van de inhoudingen ingevolge het beslag terug te sluizen naar de schuldenaar, waarbij Uw Advies een niet onaanzienlijke maandelijkse fee incasseerde.
  12. De voorzieningenrechter, oordelende dat de deurwaarder zijn ministerie moest weigeren, overwoog onder meer als volgt:

    “4.2 Uw Advies heeft loonbeslag gelegd op basis van de onder 2.5 weergegeven vaststellingsovereenkomst, die in een notariële akte is neergelegd. Vast staat dat Uw Advies van de gelden die zij onder het loonbeslag ontvangt 80% uitbetaalt aan de beslagdebiteur, die daardoor per saldo ‘minder loonbeslag’ heeft. Dat betekent dat de omschrijving van de vordering in de vaststellingsovereenkomst afwijkt van de werkelijke bedoelingen van partijen. Immers is niet het genoemde bedrag de werkelijke tegenprestatie voor de geleverde diensten, maar slechts 20% van dit bedrag. Er is dan ook sprake van een schijnhandeling. Op een wijze die niet uit de vaststellingsovereenkomst blijkt is de rechtsverhouding tussen partijen anders geregeld dan in de akte staat vermeld. Indien in de vaststellingsovereenkomst de werkelijke bedoelingen van partijen zouden zijn opgenomen, te weten dat van het onder het loonbeslag geïncasseerde bedrag weer 80% aan de schuldenaar terugvloeit, is aannemelijk dat de notaris gezien zijn taak als openbaar ambtenaar, die ook met de belangen van derden rekening behoort te houden, de akte niet zou hebben verleden. (…)

    4.4 Voorshands is aannemelijk dat partijen (Uw Advies BV en “de opdrachtgever”, KvN) valsheid in geschrifte (..) hebben gepleegd. Zij hebben immers in de notariële vaststellingsovereenkomst, een geschrift dat is opgesteld om tot bewijs van een enig feit te dienen, met het oogmerk dat als echt en onvervalst te gebruiken, een verklaring opgenomen waarvan zij wisten dat deze onjuist was, te weten dat Uw Advies een vordering van (..) heeft op [schuldenaar], terwijl die vordering in werkelijkheid slechts 20% van dat bedrag bedraagt. Er moet dan ook vanuit worden gegaan dat de vaststellingsovereenkomst nietig is op grond van strijd met de openbare orde nu deze dwingendrechtelijke bepalingen van beslagrecht ondergraaft (artikel 3:40 lid 1 BW). Ook moet er vanuit worden gegaan dat de vaststellingsovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW nietig is wegens strijd met een dwingende rechtsbepaling (te weten artikel 225 Wetboek van Strafrecht). (…)

    4.8 Nu in dit geval voorshands niet aannemelijk is geworden dat een betalingsgarantie is verstrekt, kan reeds op die grond in dit geval het verweer van Uw Advies niet slagen. Maar ook als het feit dat de notariële akte vals is buiten beschouwing wordt gelaten en een dergelijke betalingsgarantie aan de eerste beslaglegger wel zou zijn verstrekt, is dat geen omstandigheid die ertoe kan leiden dat de constructie zoals Uw Advies die toepast toelaatbaar is. Weliswaar is het toegestaan met een schuldeiser de afspraak te maken dat deze met een lagere afdracht genoegen neemt dan hem volgens de wettelijk regels zou toekomen in ruil voor een betalingsgarantie, maar als een dergelijke afspraak wordt gemaakt is het leggen van een loonbeslag voor een (grotendeels) niet bestaande vordering niet nodig. In die situatie zal een nieuwe beslaglegger ook niet worden benadeeld door de genoemde afspraak, omdat de nieuwe beslaglegger immers daaraan niet gebonden is en mag eisen dat het gehele loon -voor zover dit het vrij te laten bedrag overtreft – wordt verdeeld. Met andere woorden een latere beslaglegger is aan een dergelijke afspraak niet gebonden en wordt daardoor ook niet benadeeld. De tweede beslaglegging zoals Uw Advies die toepast op basis van de door haar gesloten vaststellingsovereenkomst, heeft jegens latere beslagleggers wel nadelige gevolgen.(..)”

  13. Uit de (overige) overwegingen van de voorzieningenrechter blijkt dat in werkelijkheid waarschijnlijk nooit sprake is geweest van een betalingsgarantie van Uw Advies BV ten gunste van haar wederpartij in de litigieuze akten en evenmin van een vordering van Uw Advies BV op dezen ten belope van de in de akten genoemde bedragen.

3 . De klacht

3.1 Het BFT stelt dat de notaris (mede-)verantwoordelijk is voor de handelswijze van haar waarnemers en notarieel medewerkers; die handelingen zijn de notaris aan te rekenen. Op grond van artikel 3 lid 2 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 (hierna: Vbg) kan de notaris bij een aan hem gegeven opdracht onder zijn verantwoordelijkheid werkzaamheden uitbesteden (aan iemand binnen zijn kantoor of daarbuiten), mits hij de regie, zeggenschap en het toezicht daarop volledig behoudt. De notaris is daarnaast ook verantwoordelijk voor de kantoororganisatie en dient op grond van artikel 14 Vbg te voldoen aan de eisen van een goede praktijkuitoefening.

Het BFT verwijt de notaris dat zij niet heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht ex artikel 17 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna). De notaris heeft een zorgplicht ter zake van hetgeen nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen welke zijn beoogd met de in zijn notariële akte opgenomen rechtshandelingen. Gelet op de reeks en hoeveelheid akten had de notaris (in een eerder stadium) nader onderzoek dienen te verrichten naar onder meer de aard en de achtergrond van de transactie en de onderliggende onderbouwing van het vast te stellen bedrag, bij voorbeeld door opvraging bij Uw Advies BV van onderliggende onderbouwing van het vast te stellen bedrag (met verzoek tot specificatie van de bedragen) en door de onderliggende bedragen bij de schuldenaar te verifiëren.

3.2 Er was, gelet op de volgende omstandigheden, volgens het BFT reden voor de notaris om (op grond van artikel 21 lid 2 Wna) haar ministerie te weigeren:

-        de aard van de overeenkomst (vaststellingsovereenkomst);

-        de inschakeling van een notaris daartoe die bij uitstek juridisch deskundig wordt geacht;

-        het feit dat de notaris noch haar medewerkers wisten hoe het in de overeenkomst vast te stellen bedrag precies was samengesteld (onderverdeling in over te nemen schulden en advieskosten);

-        het feit dat grossen op zeer korte termijn of op dezelfde dag werden afgegeven (een executoriale titel was kennelijk relevant);

-        het feit dat het om een reeks van akten ging.

4. Het verweer

4.1 De notaris heeft zich als volgt verweerd. De bij de vaststellingsovereenkomst betrokken partijen hebben aan de notaris bewust onjuiste informatie verstrekt, hetgeen pas achteraf is gebleken. De betrokken partijen hebben de notaris voorgelogen over het bestaan van de vordering en over het afgeven van een betalingsgarantie aan de schuldenaren. Uw Advies BV had [X] meegedeeld dat zij schulden overnam en daarvoor een betalingsgarantie gaf aan de schuldenaren. Voor deze werkzaamheden werd een vergoeding berekend. Het totaalbedrag en de vergoeding werd door partijen gepresenteerd als schuld aan Uw Advies BV. Het overnemen van schulden is legaal en indien dat bedrijfsmatig gebeurt, is het legaal om daar een vergoeding voor te vragen en in beginsel geen constructie waar op voorhand een vraagteken bij gezet moest worden, aldus de notaris.

4.2 Partijen hebben de notaris nadrukkelijk en herhaaldelijk verklaard dat de door hen aan de notaris getoonde factuur met het verschuldigde bedrag, die als basis voor de vaststellingsovereenkomst diende, correct was. Op het moment dat er een eerste aanwijzing was dat partijen niet de juiste weergave van de feiten gaven (dat was naar aanleiding van het passeren van de akte op 28 maart 2014, toen de schuldenaar geen duidelijkheid kon verstrekken over de hoogte van de vordering), heeft het notariskantoor direct geweigerd medewerking te verlenen. Op 3 april 2014 is besloten om geen verdere akten te passeren totdat meer informatie verstrekt zou worden.

5.  De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van diegenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van voornoemd artikel oplevert.

5.2 Volgens de ter zitting afgelegde verklaringen zijn de werkzaamheden inzake de veertien akten voorbereid door notarisklerk [X], die contacten heeft onderhouden met vertegenwoordigers van Uw Advies BV en wederpartijen en samen met [mr. B] de eerste akte heeft voorbereid, welke als sjabloon voor de daarop volgende akten heeft gefungeerd. Drie van de veertien akten zijn door waarnemers van de notaris gepasseerd.

Een notaris is in het algemeen verantwoordelijk voor de gang van zaken op zijn kantoor, waaronder begrepen de werkzaamheden van de onder zijn gezag werkzame kandidaat-notarissen. Blijkens artikel 1 lid 1 sub c Wna verricht een kandidaat-notaris zijn notariële werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de notaris. De waarnemer van de notaris heeft weliswaar een eigen verantwoordelijkheid voor hetgeen hij als waarnemer verricht (onverminderd de kwalitatieve (civielrechtelijke) aansprakelijkheid van de notaris ingevolge artikel 29 lid 9 Wna), maar bij de aanvang van de waarneming start de waarnemer zijn werkzaamheden binnen de kantoororganisatie waarvoor de notaris de verantwoordelijkheid draagt.

5.3 Ter zitting heeft de notaris verklaard dat zij niet van de van de opdracht van Uw Advies BV aan het notariskantoor op de hoogte was. Zij heeft voorts uitdrukkelijk verklaard dat zij geen enkel aandeel heeft gehad bij de intake van de onderhavige cliënt Uw Advies BV of bij de voorbereiding van de werkzaamheden, evenmin als bij het bedingen van een honorarium daarvoor. Zij stelt niet te hebben geweten dat het een reeks van akten zou betreffen en kon evenmin verklaren of dit een rol heeft gespeeld bij de honorariumafspraak, waarover zij niet anders kon verklaren dan dat per akte een redelijk honorarium in rekening werd gebracht. Daarom kon de notaris ook geen antwoord geven op vragen van de kamer om stap voor stap te beschrijven, hoe het cliëntencontact tot stand was gekomen en hoe dit verder is gegaan tot en met het verlijden van de akten. Haar kantoor beschikte over bekwame en zelfstandige kandidaten en andere werknemers, die uitstekend in staat zijn dit alles zelfstandig te doen en daartoe ook bevoegd zijn, zo verklaarde zij. De kamer acht het aannemelijk dat bij de intake van de opdracht van Uw Advies BV van meerdere akten sprake was, gelet op het feit dat in het e-mailbericht van 2 december 2013 van Uw Advies BV aan [X] wordt gesproken van “eerste akte”.

Kort voordat de waarneming plaatsvond wist de notaris dat de akten onder handen waren van de kandidaat-notarissen. Dat bijvoorbeeld de door Uw Advies BV verstrekte factuur een andere omschrijving vermeldt dan in de akten is opgenomen, is aan de notaris niet gemeld. Wel heeft de notaris de interne notitie van 3 april 2014 met haar broer,[mr. C], besproken.

De notaris betreurt het dat de deurwaarder, die kennelijk al op 21 maart 2014 vermoedens had over de (schijn)constructie, niet de moeite heeft genomen om de notaris in te lichten.

5.4 Omdat de notaris geen duidelijkheid kon verschaffen over de gang van zaken bij en na binnenkomst van de opdracht van Uw Advies BV, heeft de kamer aanvankelijk overwogen om [mr. B] als getuige in de klacht te horen, maar daarvan afgezien omdat hij in zijn rol als beklaagde in de door het BFT tegen hem ingediende klacht ingevolge artikel 104 lid 4 Wna niet verplicht zou zijn om een verklaring omtrent zijn onderzochte handelen of nalaten af te leggen.

5.5 Op grond van artikel 21 lid 2 Wna (nader uitgewerkt in artikel 6 Vbg) is een notaris verplicht zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem verlangd wordt, leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft.

5.6 Naar aanleiding van de summiere omschrijving op de factuur van Uw Advies BV ‘conform afspraak i.v.m. betalingsgarantie’ respectievelijk ‘betreft factuur tbv betalingsgarantie minderloonbeslag’ hadden naar het oordeel van de kamer de kandidaat-notarissen, althans in ieder geval kandidaat-notaris [mr. A] (de verweren van de andere betrokken kandidaten kent de kamer niet) dienen dóór te vragen naar de aard van dat bedrag, omdat hetzelfde bedrag dat op die factuur werd vermeld in de desbetreffende vaststellingsovereenkomst is omschreven als ‘declaraties met betrekking tot (mondeling overeengekomen) advieswerkzaamheden’ en het bedrag ‘schuldig wordt erkend’ als ‘hoofdsom’, opeisbaar zonder daaraan voorafgaande ingebrekestelling.

Naast deze discrepantie hadden ook de in de (concept-)akten genoemde, voor particulieren toch ongebruikelijke (zeer) hoge bedragen verschuldigd voor adviesdiensten aanleiding moeten zijn voor nadere vragen, evenals het feit dat het toch hoogst ongebruikelijk is dat een dienstverlener een vordering op grond van een onbetaald gebleven declaratie notarieel laat vastleggen in een vaststellingsovereenkomst.

Ter zitting heeft de notaris verklaard dat [X] en [mr. B] de website van Uw Advies BV “www.minderloonbeslag.nl” hadden bekeken. Naar het oordeel van de kamer had dat bij hen reeds de nodige vragen kunnen en moeten oproepen.

5.7 De kamer is van oordeel dat geen genoegen had mogen worden genomen met de enkele verklaring van Uw Advies BV en de schuldenaar dat het bedrag dat in de vaststellingsovereenkomst werd opgenomen juist was, maar tenminste had moeten worden nagegaan of de akte(n) een ongeoorloofd doel dienden, op grond waarvan ministerie had moeten worden geweigerd. In het bijzonder de uitdrukkelijke instemming van de particuliere wederpartij en Uw Advies BV met het in de akte genoemde bedrag had geen aanleiding mogen zijn geen verdere vragen te stellen. Een (kandidaat-)notaris behoort immers erop bedacht te zijn dat hij of zij kan worden gebruikt voor een opzetje en bij de opzet als de onderhavige had de particuliere wederpartij geen belang het bedrag in twijfel te trekken. Het is pas “misgegaan” toen een van deze particulieren zich blijkbaar realiseerde dat hij door te tekenen voor het genoemde bedrag ook instemde met een in werkelijkheid niet bestaande schuld aan een derde, naast de schulden die hij al had.

5.8 Gelet op de verantwoordelijkheid die de notaris heeft voor de kantoororganisatie, kandidaat-notarissen en medewerkers is de kamer met het BFT van oordeel dat de notaris niet de regie, zeggenschap en het toezicht had over de te verrichten dossierwerkzaamheden en invulling van de notariële verplichtingen. Mede gelet op de reeks van akten en de hoeveelheid van akten over een periode van twee maanden had het op de weg gelegen van de notaris om nader onderzoek te (laten) verrichten.

5.9 De klacht van het BFT wordt daarom gegrond geacht. De kamer ziet reden om aan de notaris de maatregel van berisping op te leggen, mede omdat de kamer niet gebleken is van haar inzicht (ook niet achteraf) in de laakbaarheid van de handelingen ten aanzien van de op haar kantoor gepasseerde akten.

Beslissing

De kamer voor het notariaat:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de notaris een berisping op.

Deze beslissing is gegeven door mrs. O.J. van Leeuwen, voorzitter, J.J. Dijk,

R.H. Meppelink, Th.W. van Grafhorst en N.T. Vink, leden, in tegenwoordigheid van

mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2016.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden

kennisgeving.