ECLI:NL:TGZRZWO:2015:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 003/2014CMT

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2015:56
Datum uitspraak: 22-05-2015
Datum publicatie: 22-05-2015
Zaaknummer(s): 003/2014CMT
Onderwerp: Alcoholisch misbruik
Beslissingen: Gegrond, doorhaling inschrijving register
Inhoudsindicatie: College van Medisch Toezicht. Voordracht van de IGZ betreffende fysiotherapeut wegens diens gewoonte van drankmisbruik. Het CMT concludeert dat er na twintig jaar nog steeds sprake is van alcoholmisbruik door de fysiotherapeut en dat hij de geschiktheid tot het uitoefenen van zijn beroep wegens zijn gewoonte van drankmisbruik mist. Het CMT haalt de inschrijving van de fysiotherapeut door en schorst deze bij wijze van voorlopige voorziening met onmiddellijke ingang. In het geval de fysiotherapeut zich zelf heeft uitgeschreven uit het BIG-register wordt het recht op herinschrijving in het BIG-register opgelegd.

COLLEGE VAN MEDISCH TOEZICHT

Beslissing d.d. 22 mei 2015 naar aanleiding van de op 4 augustus 2014 bij het College van Medisch Toezicht ingekomen voordracht van

P.J. ZWIETERING en I. DE GROOT,

beiden in hun hoedanigheid van Inspecteur voor de Gezondheidszorg,

kantoorhoudende te Utrecht,

hierna ook te noemen: de IGZ,

-tegen-

A , fysiotherapeut, wonende te B,

hierna ook te noemen: de fysiotherapeut

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- de voordracht;

- de aanvulling daarop, met de bijlagen;

- het verweerschrift;

- informatie betreffende de fysiotherapeut van C centrum voor

verslavingszorg, ontvangen op 28 november 2014;

- informatie betreffende de fysiotherapeut, ontvangen van D verslavingszorg op

30 oktober 2014;

- informatie van het CBR betreffende klager, van klager ontvangen op 16 januari 2015;

- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek dat gehouden is op 30 januari

2015 met de bijlage.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 1 april 2015 te Den Haag, alwaar is verschenen de IGZ. De fysiotherapeut had op 30 maart 2015 telefonisch laten weten niet te zullen komen. De IGZ heeft een toelichting gegeven aan de hand van pleitaantekeningen die aan het college zijn overgelegd.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de voordracht, van het volgende te worden uitgegaan.

De fysiotherapeut is geboren in 1959. In 1983 heeft hij zijn opleiding als fysiotherapeut afgerond. Hij is daarna in een commerciële functie in de farmaceutische industrie terechtgekomen.

De fysiotherapeut heeft sinds 1994 te kampen met alcoholafhankelijkheid. Er is sprake van bingedrinking. Hij is op 4 januari 2007 bij C verslavingszorg in behandeling gekomen. Ook in 2009 is hij behandeld wegens alcoholmisbruik. In 2010 is hij in verband met dezelfde problemen opgenomen geweest bij E verslavingszorg.

De fysiotherapeut is in 2010 als herintreder gestart. Hij heeft in dat kader diverse cursussen gevolgd en onder supervisie gewerkt. Van 2010 tot 2012 is hij als waarnemer werkzaam geweest. Op 1 maart 2012 heeft hij een solopraktijk overgenomen.

Op 11 september 2013 is bij het meldpunt IGZ de volgende melding binnengekomen van de secretaris van de huisartsengroep (HAGRO) F:

“Er zijn vanaf mei 2013 bij meerdere huisartsen in de huisartsengroep F incidenten gemeld door patiënten over vrijgevestigd fysiotherapeut A te F: “hij leek zwaar onder invloed van alcohol zijn werk uit te oefenen. Op 16 mei hebben de voorzitter van de HAGRO, G en de secretaris (ondergetekende H) een gesprek met A gehad, om deze signalen te verifiëren. Betreffende fysiotherapeut heeft bevestigd dat er sprake was van een drankprobleem, en deelde ons mee dat hij ervoor in behandeling was. Nadien is hij meerdere malen op zijn praktijk waargenomen, in kennelijke staat. Er is een nieuw gesprek geweest, waarbij G erop aangedrongen heeft dat A de uitoefening van zijn beroep zou staken, totdat hij zijn drankprobleem volledig onder controle zou hebben.

In de week van 26 augustus zijn er bij een lokale huisarts weer 2 gevallen gemeld, waarbij A zich vreemd gedroeg, huilde tijdens een behandeling van een patiënte, en haar over het bovenbeen aaide en haar “lief” noemde; ook toen was er een sterk vermoeden van drankmisbruik.”

De IGZ heeft naar aanleiding van deze melding een onderzoek ingesteld. Zij heeft genoemde HAGRO per brief van 23 september 2013 verzocht om nadere informatie en om de betrokken patiënten hun ervaringen op papier te laten zetten en deze aan de IGZ te sturen. De IGZ heeft van drie patiënten brieven ontvangen en heeft een signaal op internet gevonden dat betrekking bleek te hebben op de fysiotherapeut.

Op 9 oktober 2013 heeft de IGZ aan de fysiotherapeut een bevel ex artikel 87a Wet BIG opgelegd, met de bevoegdheidsbeperking dat hij geen werkzaamheden als fysiotherapeut mag verrichten totdat hij de IGZ blijk heeft gegeven in staat te zijn verantwoorde zorg te verlenen.

De fysiotherapeut heeft zich weer onder behandeling gesteld voor zijn drankprobleem. Eind 2013 is hij klinisch opgenomen bij D verslavingszorg en daarna naar C verslavingszorg verwezen. Per 1 juni 2014 is die behandeling gestopt. De fysiotherapeut heeft tijdens het verhoor op 30 januari 2015 verklaard “nu” twee keer per week naar de Anonieme Alcoholisten te gaan en bezig te zijn met het zoeken van werk in de werving- en selectiebranche. Het is de bedoeling dat hij medisch personeel gaat werven.

Hij heeft zijn praktijk per 1 januari 2014 verkocht. Hij zegt tussen 22 mei en 28 juli 2014 uiteindelijk het besluit te hebben genomen definitief niet meer naar de fysiotherapie of enig ander paramedisch beroep terug te willen.

3. HET STANDPUNT VAN de IGZ

De IGZ acht patiëntgebonden zorgverlening door de fysiotherapeut een onverantwoord risico voor de patiëntveiligheid en doet een voordracht om de navolgende voorzieningen te treffen. Deze komen hier op neer dat in het uiterste geval de inschrijving van de fysiotherapeut in het BIG-register wordt doorgehaald met de bijkomende voorlopige voorziening van schorsing van zijn inschrijving. Ter zitting van 1 april 2015 heeft de IGZ ten slotte gevraagd om aanstonds de doorhaling van de fysiotherapeut te bevelen.

4. HET STANDPUNT VAN DE FYSIOTHERAPEUT

De fysiotherapeut erkent dat hij een drankprobleem heeft en dat hij, terwijl hij onder invloed van alcohol was, patiënten heeft behandeld. Hij wil niet meer als fysiotherapeut werken. Het klopt dat hij over het al dan niet hervatten van zijn werkzaamheden wisselende signalen heeft gegeven maar nu staat zijn besluit daartoe vast. Hij staat er achter dat het CMT hem de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in het register oplegt.

5. DE BEOORDELING VAN HET COLLEGE

5.1.

Aan de orde is de vraag of de fysiotherapeut wegens zijn gewoonte van drankmisbruik moet worden geacht de geschiktheid tot het uitoefenen van het beroep te missen en of er voldoende grond is de door de IGZ gevraagde voorziening zoals hiervoor samengevat te treffen.

5.2.

Zoals hiervoor onder de feiten is weergegeven, is de fysiotherapeut reeds meer dan

20 jaar met alcoholafhankelijkheid bekend. Hij is inmiddels al jaren verslaafd aan alcohol te noemen. In elk geval sinds 2013 heeft hij daarvoor behandelingen ondergaan, maar deze hebben geen, en zeker geen blijvend effect gehad. In de laatste jaren heeft hij een aantal malen een terugval meegemaakt die, voor zover is te beoordelen, verband hield met tegenslagen in zijn dagelijkse leven (echtscheiding, ontslag door zijn werkgever). Er is nog steeds sprake van alcoholmisbruik getuige het feit dat hij twee dagen voor de behandeling ter zitting heeft afgezegd met de motivering dat hij “ totaal bezopen” was en dat het hem gewoon niet lukte om op 1 april 2015 te komen.

5.3.

Het college neemt voorts in aanmerking dat de fysiotherapeut ondanks herhaalde pogingen van de kant van de IGZ en het college om met hem contact te krijgen en afspraken te maken zich hierin zeer terughoudend heeft opgesteld. Weliswaar heeft hij een verweerschrift ingediend maar daarin vallen geen signalen waar te nemen voor een reële kans op verbetering van de situatie. Tijdens het mondeling vooronderzoek heeft hij opmerkingen gemaakt over de actuele situatie, maar ook daaraan valt niet een argument te ontlenen die voor de toekomst voldoende hoop geeft.

5.4.

De fysiotherapeut had in een eerder stadium geweigerd om een expertise-onderzoek te ondergaan. Nu hij niet ter zitting is verschenen heeft hij zichzelf de mogelijkheid ontnomen om inzicht te geven in zijn actuele situatie en zijn standpunt nader toe te lichten. De conclusie moet zijn dat hij wegens zijn gewoonte van drankmisbruik moet worden geacht de geschiktheid tot het uitoefenen van zijn beroep te missen. Gelet op het bovenstaande zal conform de uiteindelijk geformuleerde voordracht tot doorhaling van de fysiotherapeut worden besloten. Dat is ook daarom noodzakelijk omdat hij ondanks zijn herhaalde mededeling dat hij niet langer als fysiotherapeut wil werken daaraan niet de consequentie heeft verbonden om zich als zodanig te laten uitschrijven. Zekerheidshalve zal, voor zover de uitschrijving inmiddels wel heeft plaatsgevonden dan wel dit tijdens de beroepstermijn zal geschieden, de nadere voorziening van verbod tot wederinschrijving worden gegeven.

5.5.

De maatschappij dient te worden beveiligd tegen de beroepsuitoefening door de fysiotherapeut gedurende de termijn, dat de onderhavige beslissing niet onherroepelijk is en de doorhaling nog niet ten uitvoer wordt gelegd. Het college zal dan ook, zoals de IGZ heeft verzocht, bij wijze van voorlopige voorziening zijn inschrijving in het BIG-register schorsen.

6. DE BESLISSING

Het College van Medisch Toezicht:

- haalt de inschrijving van de fysiotherapeut in het BIG-register door;

- voor zover die inschrijving inmiddels zou zijn doorgehaald of binnen de beroepstermijn wordt doorgehaald:

ontzegt de fysiotherapeut het recht om wederom in het BIG-register te worden ingeschreven;

- schorst bij wijze van voorlopige voorziening, de inschrijving van de fysiotherapeut in het BIG-register, zulks met onmiddellijke ingang totdat deze beslissing onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter,

mr. A.L. Smit, lid-jurist, P.A.M. Beker, L.M. Gualthérie van Weezel en R. Vogelenzang, leden-arts, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2015 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.

Het beroepsschrift moet binnen de termijn van zes weken na de dag van verzending van de beslissing zijn ontvangen.

Het beroepschrift dient gericht te zijn aan de secretaris van het Centrale Tuchtcollege te ’s-Gravenhage maar dient gezonden te worden aan de secretaris van het College voor Medisch Toezicht,

Postbus 10067, 8000 GB te Zwolle.