ECLI:NL:TGZRZWO:2015:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 191/2014

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2015:54
Datum uitspraak: 22-05-2015
Datum publicatie: 22-05-2015
Zaaknummer(s): 191/2014
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts. Verweerder heeft onvoldoende onderzoek gedaan en onvoldoende oog gehad voor de oorzaak van klaagsters pijnklachten. Verweerder heeft onvoldoende informatie gegeven over de behandeling en verweerders dossiervoering is onvoldoende. Gelet op de omstandigheden wordt de beëindiging van de behandelovereenkomst verweerder minder zwaar aangerekend. Berisping.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 22 mei 2015 naar aanleiding van de op 10 oktober 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door Y.P.J. Drost te Hengelo,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , tandarts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. A.C.J. Jansen, advocaat te Wijchen,

v e r w e e r d e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 31 maart 2015, alwaar zijn verschenen partijen met hun gemachtigden. Als getuigen zijn verschenen E en F.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1963, heeft in verband met aanhoudende tand- en kiespijn verweerder geconsulteerd op 2 juni 2008.

Verweerder is geregistreerd als tandarts in het BIG-register en heeft een tandartspraktijk in G te H. Verweerder had tot 2012 een (neven)vestiging in I.

Op 2 juni 2008 heeft de intake en het eerste onderzoek plaatsgevonden en is klaagster behandeld door verweerder. Er heeft een wortelkanaalbehandeling plaatsgevonden.

Verweerder heeft in de periode daarna bij klaagster op diverse elementen kronen geplaatst en diverse wortelkanaalbehandelingen hebben plaatsgevonden.

Uit het tandheelkundig dossier blijkt dat een aantal aantekeningen (Seite 0006) door J is opgetekend. Klaagster werd in oktober 2010 door J behandeld, waarbij een knarsplaat is aangemeten. J is niet als tandarts geregistreerd in het BIG-register.

Klaagster heeft tweemaal een knarsplaat aangemeten gekregen die per post is verzonden.

Verweerder heeft op 12 mei 2011 twee implantaten met een sinuslift in de bovenkaak links aangebracht.

Drie maanden na het plaatsen van de implantaten bleek dat geen osseointegratie van de implantaten had plaatsgevonden.

Op 26 augustus 2011 verwees verweerder klaagster vanwege aanhoudende pijnklachten in de linker sinus naar een KNO-arts.

Op 12 september 2011 heeft verweerder klaagster verwezen naar K en L. L heeft klaagster terugverwezen naar verweerder voor aanvullende gnathologische behandeling in verband met bij klaagster vastgestelde uitgebreide temporo-mandibulaire dysfunctie. Geadviseerd werd om bij klaagster langdurige tandheelkundige behandelingen te vermijden.

Op 23 september 2011 werd door kaakchirurg M, voor zover thans van belang, geschreven aan verweerder:

Alles bijeen is het enigszins wel waarschijnlijk, dat de klachten te maken hebben met de in de bovenkaak links uitgevoerde implantologische behandelingen. Anderzijds heb ik nu geen suggestie voor eventueel verder aanvullend diagnostisch onderzoek en helaas ook niet voor een behandeling die tot de oplossing van het probleem zou leiden. In tegendeel, ik ben bang dat ieder hernieuwde ingreep tot een verergering van de situatie zal leiden.

Verweerder heeft op verzoek van klaagster het tandheelkundig dossier overhandigd aan N, partner van klaagster, waarvoor zij telefonisch toestemming had gegeven.

Over de in rekening gebrachte behandelingen hebben klaagster en verweerder discussie gehad hetgeen ertoe heeft geleid dat een aantal facturen door verweerder is aangepast, waarbij ook wijzigingen in het tandheelkundig dossier hebben plaatsgevonden.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster heeft bij klaagschrift achttien verwijten in de richting van verweerder geformuleerd. Ter zitting zijn deze klachten, met toestemming van klaagster en gemachtigde als volgt onderverdeeld:

1.    Verweerder heeft zijn werk als tandarts niet goed gedaan: er was sprake van  gebrekkige diagnostiek, te weinig aandacht voor achterliggende problematiek, de gnathologische problemen zijn door verweerder onvoldoende erkend. Daarbij had verweerder onvoldoende aandacht voor de parodontologische aspecten en is hij te veel gericht geweest op een cosmetische behandeling en te weinig op de pijnklachten van klaagster. Het plaatsen van kronen heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een onjuiste indicatie.

2.    Verweerder heeft niet professioneel gehandeld nu hij pas in een laat stadium klaagster heeft verwezen en daarbij onvoldoende informatie aan de opvolgend specialist gegeven. Verweerder heeft geen operatiekleding gedragen tijdens een operatie in mei 2011 en heeft klaagster door J laten behandelen in Nederland, terwijl deze niet BIG-geregistreerd is als tandarts.

3.    Verweerders dossiervoering was ondeugdelijk, er vond onvoldoende verslaglegging plaats. Verweerder maakte geen deugdelijke behandelplannen en begrotingen. De facturen van verweerder waren incorrect hetgeen leidde tot herstelfacturen.

4.    Verweerder heeft klaagster onvoldoende ingelicht over de te verrichten behandelingen en er was geen sprake van ‘informed consent’. Klaagster werd geen bedenktijd gegeven voor te verrichten behandelingen en de risico’s, complicaties en alternatieven werden onvoldoende besproken.

5.    Verweerder heeft zijn beroepsgeheim geschonden door zonder schriftelijke machtiging van klaagster haar tandheelkundig dossier aan een rechtsbijstandverlener te geven. Verweerder heeft met anderen over klaagster gesproken en er waren derden aanwezig in de behandelkamer tijdens een behandeling van klaagster. Ter zitting is de klacht wat betreft de verstrekking van een afschrift van het tandheelkundig dossier aan klaagsters partner ingetrokken.

6.    Verweerder heeft zonder geldige reden de behandelovereenkomst opgezegd.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder heeft  -zakelijk weergegeven- het navolgende aangevoerd ten aanzien van de klachtonderdelen:

1.    Gelet op de aanhoudende pijnklachten van klaagster heeft verweerder onderzoek gedaan en kronen voorgesteld. Klaagster had naast pijnklachten ook klachten wat betreft esthetiek;

2.    Verweerder heeft klaagster viermaal verwezen in verband met de aanhoudende klachten. Daarbij heeft hij niet alleen verwijsbrieven geschreven, maar ook telefonisch de specialist van de situatie van klaagster op de hoogte gesteld. Verweerder voert aan dat hij bij iedere operatie operatiekleding draagt. Dat J klaagster heeft behandeld terwijl hij niet in het BIG-register staat ingeschreven kan niet aan verweerder worden verweten nu J partner is in de praktijk van verweerder en hij daar zelf voor verantwoordelijk is;

3.    Verweerder erkent dat sprake is van een gebrekkige dossiervoering in de periode waarover de klacht handelt. De praktijk was snel gegroeid en vanaf 2012 is aandacht geweest voor betere verslaglegging. Daartoe is de praktijkvoering veranderd. Verweerder geeft aan dat zijn kostenbegroting tevens het behandelplan is;

4.    Klaagster is altijd uitgebreid voorgelicht door verweerder, zoals ook blijkt uit de door haar geschreven review. Ook de assistente van verweerder heeft daaromtrent verklaard;

5.     Nu het verzoek van klaagsters rechtsbijstandverlener is gekomen mocht verweerder uitgaan van toestemming van klaagster;

6.    Naar aanleiding van de bedreiging door de echtgenoot van klaagster heeft verweerder wel een dringende reden gehad tot onmiddellijke beëindiging, maar hij had dit beter aan klaagster zelf kunnen meedelen. Overigens stelt verweerder zich op het standpunt dat indien klaagster initiatief had genomen tot contact hij daar bereid toe zou zijn geweest.

Ten aanzien van een eventueel op te leggen maatregel heeft verweerder aangegeven dat er verbeteringen zijn aangebracht in de praktijkvoering en de praktijk van verweerder thans een schoolvoorbeeld is qua dossiervoering. Daarnaast verzoekt verweerder rekening te houden met de impact voor verweerder van de bedreiging door de partner van klaagster en de mishandeling en scheldpartij door klaagster en haar dochters.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerder heeft klaagster op 2 juni 2008 voor het eerst gezien. Klaagster kwam blijkens het ter zitting overgelegde intakeformulier en zoals klaagster ook zelf heeft verklaard met een hulpvraag in verband met aanhoudende pijnklachten op diverse plekken in het gebit. Ter zitting heeft klaagster aangegeven dat zij haar tanden en kiezen getrokken wilde hebben en een kunstgebit wenste. Wat betreft de cosmetische wensen van klaagster heeft verweerder geen aantekeningen gemaakt in het patiëntendossier en is op het intakeformulier niets vermeld.

Verweerder had de tandheelkundige voorgeschiedenis van klaagster nader moeten uitvragen tijdens de anamnese. Nu klaagster bij het eerste contact melding maakte van jarenlange aanhoudende pijnklachten bij diverse tanden en kiezen had verweerder, voordat hij haar ging behandelen, meer onderzoek moeten doen naar de oorzaak van klaagsters pijnklachten. Verweerder heeft bij zijn beperkte onderzoek onvoldoende aandacht geschonken aan gnathologische aspecten als één van de mogelijke oorzaken van de pijnklachten van klaagster. Dit onderzoek behoorde bij aanvang van de behandeling plaats te vinden gelet op klaagsters klachten. Uit het dossier blijkt evenmin dat parodontale screening heeft plaatsgevonden zoals gebruikelijk bij een intake en bij een periodieke controle.

Verweerder heeft die dag het gebit van klaagster bekeken, een OPT gemaakt en modellen. Daarmee heeft verweerder te beperkt diagnostisch onderzoek verricht gelet op de hulpvraag. Verweerder heeft direct tijdens het eerste consult het plan gemaakt om kronen te maken, eerst in de bovenkaak en later in de onderkaak en is meteen begonnen met behandelen.

De indicatiestelling voor het, in mei 2011, plaatsen van implantaten is eveneens onjuist. Een patiënt dient pijnvrij te zijn voordat een irreversibele behandeling wordt uitgevoerd. Bij een patiënte die meer dan tien sigaretten per dag rookt, chronische pijnklachten heeft in haar linkerbovenkaak en een uitgebreide voorgeschiedenis heeft ten aanzien van kaakholteproblematiek is het voorstellen van implantaten niet verstandig. Implantaten dienen ook niet ter bestrijding van chronische pijnklachten, zoals klaagster ervoer, te worden aangebracht.

Bij de door verweerder voorgestelde knarsplaten dient bij plaatsing van de plaat een consult plaats te vinden en een controle te geschieden of de plaat goed past en of de plaat het beoogde effect sorteert. Bij het toezenden van deze knarsplaten per post, ook al zou dat op verzoek van klaagster zijn gebeurd, zou verweerder in ieder geval een controle op heel korte termijn hebben moeten afspreken. Daarvan is het college niet gebleken.

De handelwijze van verweerder, zowel ten aanzien van de kronen en de implantaten, is niet zorgvuldig en gebruikelijk en niet binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.

Deze klacht is gegrond.

5.3

Verweerder heeft, nadat de pijnklachten in de zomer van 2011 verergerden na het plaatsen van de implantaten, klaagster meerdere malen verwezen. Het college is van oordeel dat verweerder klaagster eerder had moeten verwijzen met het oog op de aanhoudende pijnklachten. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij niet gespecialiseerd is in gnathologisch onderzoek. De door verweerder opgestelde verwijsbrieven zijn zeer summier qua inhoud en voldoen niet aan de daaraan te stellen eisen. Dat verweerder de specialisten naast de verwijsbrief telefonisch geïnformeerd heeft over de situatie van klaagster is mogelijk, maar staat niet vast nu dit contact niet in het patiëntendossier is opgetekend. Een verticale verwijzing vraagt om een schriftelijke hulpvraag en toelichting in de verwijsbrief. Daarbij valt te verwachten dat de aard van de aandoening, initiële diagnose en indicatiestelling, reden van verwijzing en de aard van de verwijzing worden opgenomen in de brief (KNMT-richtlijn verticale verwijzing). Bij een second opinion is het gebruikelijk om geen aanvullende informatie betreffende een patiënt op te nemen in de verwijsbrief nu het de bedoeling is dat de specialist zijn eigen onafhankelijke mening geeft over een gebitssituatie of een behandelplan waarover reeds een eerste mening bekend is.

Het klachtonderdeel betreffende de operatiekleding wordt afgewezen. Verweerder heeft ontkend dat hij tijdens operaties geen operatiekleding draagt hetgeen ter zitting door getuige E is bevestigd.

Dat klaagster in Nederland is behandeld door J, die in Nederland niet geregistreerd is als tandarts kan in de onderhavige situatie niet leiden tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt in de richting van verweerder. Nu, voor zover aan de orde is geweest ter zitting, J enkel een splint (opbeetplaat) heeft vervaardigd en passend heeft gemaakt voor klaagster is geen sprake van aan een tandarts voorbehouden tandheelkundige handelingen conform artikel 36 van de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg door J. Daarom was toezicht en tussenkomst door een BIG-geregistreerde niet vereist. Dat J niet bekwaam was ten aanzien van de door hem verrichte handelingen is gesteld noch gebleken. Daarmee is dit klachtonderdeel eveneens ongegrond.

5.4

Ten aanzien van de derde klacht overweegt het college als volgt.

Met partijen is het college van oordeel dat de dossiervoering van verweerder niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Een zorgvuldige dossiervorming is van belang in het kader van de kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening en het inzichtelijk maken daarvan. Verweerder dient zich te kunnen verantwoorden aan de hand van het dossier en het dossier maakt het handelen van verweerder toetsbaar. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (hierna: de KNMT) heeft in de  praktijkrichtlijn Patiëntendossier onder andere aanbevolen de navolgende gegevens op te nemen in het patiëntendossier: persoonsgegevens, achtergrondgegevens, basisgegevens zoals de medische anamnese, de tandheelkundige historie en anamnese, de status praesens, röntgenfoto’s. Daarnaast wordt aanbevolen om de klacht en de hulpvraag te noteren, het uitgevoerde onderzoek, de diagnose en de indicatiestelling alsmede het behandelplan. Het dossier zoals verweerder heeft overgelegd voldoet zeer zeker niet aan de daaraan te stellen eisen. Op het intakeformulier van verweerder staat niets vermeld omtrent de tandheelkundige historie van klaagster en het tandheelkundig dossier bevat evenmin informatie omtrent de tandheelkundige voorgeschiedenis. Er zijn geen behandelplannen overgelegd en enkel verrichtingen zijn opgenomen in het patiëntendossier. Verweerder heeft ter zitting nog een tweetal kostenplannen van 2 juni 2008 overgelegd. Voor zover verweerder daarmee heeft willen aangeven dat dit behandelplannen betreffen is het college van oordeel dat daarvan geenszins sprake is. In dit plan zijn enkel verrichtingen gekoppeld aan bedragen en is niet te herleiden wat het behandelplan is ten aanzien van het gebit van klaagster. Met deze kostenplannen is geen inzicht gegeven in de verstrekte tandheelkundige adviezen, de risico’s en mogelijke complicaties bij de voorgestelde behandeling en de eventuele alternatieven. De gegevens uit het dossier dienen helder te worden weergegeven en zodanig bij elkaar aan te sluiten dat duidelijk inzicht in het gevolgde denkproces mogelijk is. Daarvan is in de onderhavige situatie geen sprake.

Wat betreft het aanbrengen van wijzigingen in het medisch dossier is het college van oordeel dat op verweerder de plicht rust om zorg te dragen voor juiste gegevens in het dossier. Indien daartoe wijzigingen in het dossier dienen te worden aangebracht dient verweerder dit op inzichtelijke wijze te doen met vermelding van de reden van wijziging en de datum van wijzigingen. Het college volgt verweerder niet dat enkel met het oog op de facturering wijzigingen zijn aangebracht. De door het college geconstateerde wijzigingen, welke op zitting zijn besproken en door verweerder erkend, zien mede op het ‘informed consent’. Bovendien behoort de facturering ook tot het dossier en zouden wijzigingen met betrekking tot de facturering ook zichtbaar in het dossier moeten worden aangetekend.

Deze klacht is eveneens terecht voorgesteld.

5.5

Wat betreft het informed consent is het college van oordeel dat verweerder op 2 juni 2008 wat betreft de zenuwbehandelingen klaagster voldoende heeft voorgelicht en deze (voorbereidende) behandelingen mocht uitvoeren. Ten aanzien van de te plaatsen kronen en implantaten is niet gebleken van een correcte voorlichting van klaagster. In het dossier bevinden zich geen behandelplannen waarin op correcte wijze melding is gemaakt van de risico’s, complicaties, alternatieven. Verweerder heeft ter zitting niet kunnen herhalen wat hij aan klaagster heeft verteld. Dat klaagster, naar het college aanneemt op verzoek vanuit de praktijk van verweerder, een positieve review heeft geschreven kan niet tot een ander oordeel leiden. Hoewel klaagster op het moment van schrijven van de review, korte tijd na de behandeling, tevreden was over de behandeling zegt dat niets over de wellicht later terugkerende pijnklachten en het verdere verloop van de behandelingen door verweerder. Dat klaagster zich blijkens deze review voldoende voorgelicht heeft gevoeld doet niets af aan de eisen die verweerder worden gesteld wat betreft de informatieverstrekking aan klaagster. Daarbij overweegt het college dat de informatieverstrekking waarover klaagster zich positief uit, ziet op het verloop van de voorgestelde en uitgevoerde behandeling zelf. “Informed consent” ziet op het proces waarin een patiënt in volle omvang wordt geïnformeerd over de keuze voor een behandeling, de afweging van alternatieven, bespreking van risico’s en complicaties, zodat de patiënt hierin een weloverwogen keuze kan maken. Dat klaagster deze meeromvattende wetenschap had blijkt uit de positieve review niet en is, zoals hiervoor reeds is overwogen, niet uit het tandheelkundig dossier te destilleren.

Dit klachtonderdeel is gegrond.

5.6

Wat betreft de schending van het beroepsgeheim door verweerder is het college van oordeel dat klaagster dit klachtonderdeel onvoldoende heeft onderbouwd. De feitelijke gang van zaken rondom de verstrekking van een kopie van het tandheelkundig dossier van klaagster op verzoek van haar rechtsbijstandverlener/belangenbehartiger destijds is onduidelijk gebleven, zodat schending van het beroepsgeheim niet zonder meer kan worden vastgesteld.

Dat verweerder met anderen over patiënte heeft gesproken en welke (tandheelkundige) gegevens over klaagster daarbij aan die derden zouden zijn verstrekt is niet onderbouwd en het college niet gebleken. Klaagster en verweerder staan lijnrecht tegenover elkaar betreffende het al dan niet aanwezig zijn van derden in de behandelkamer tijdens behandelingen van klaagster door verweerder. Nu de standpunten niet nader zijn onderbouwd brengt dat mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Dit berust er niet op dat aan het woord van klaagster minder waarde wordt gehecht dan aan dat van verweerder, maar op het uitgangspunt dat het handelen dat door een klager ter toetsing aan het college wordt voorgelegd eerst met voldoende mate van zekerheid moet kunnen worden vastgesteld, alvorens kan worden beoordeeld of dit al dan niet tuchtrechtelijk door de beugel kan.

Gelet op het voorgaande faalt deze klacht.

5.7

Wat betreft de beëindiging van de behandelovereenkomst overweegt het college als volgt.

De KNMT heeft met betrekking tot het beëindigen of het niet-aangaan van een behandelingsovereenkomst een notitie opgesteld. Wat betreft de beëindiging van een behandelingsovereenkomst kan alleen in ernstige gevallen een eenmalige onheuse bejegening reden zijn voor beëindiging van de behandelingsovereenkomst door de tandarts. Hieronder vallen grensoverschrijdend gedrag, lichamelijk geweld zoals slaan/spugen, dreigen met geweld om een behandeling af te dwingen.

In casu was de partner van klaagster in augustus 2011 bij verweerder geweest omdat klaagster ontevreden was. Hoe dat gesprek precies is verlopen staat niet vast. Verweerder heeft aangegeven dat hij zich bedreigd voelde. Ook in het geval dit zo zou zijn geweest, had verweerder de opzegging van de behandelingsovereenkomst aan klaagster zelf moeten melden en zorg moeten dragen voor continuïteit van de mondzorg. Daarmee is deze klacht gegrond. Verweerder heeft ter zitting erkend dat de gang van zaken zoals in augustus 2011 plaatsvond niet de schoonheidsprijs verdient.

5.8

Nu de klachten in de omvang zoals hiervoor omschreven gegrond zijn dient een maatregel te worden opgelegd aan verweerder. Verweerder heeft de door hem uitgevoerde behandelingen technisch wel correct verricht, echter zijn voorafgaand onderzoek, verrichte diagnostiek en de indicatiestelling onvoldoende geweest. Verweerder is naar het oordeel van het college gestart met behandelen van klaagster zonder onderzoek te doen naar de persisterende pijnklachten van klaagster, zonder zich voldoende rekenschap te geven van de achterliggende (gnatologische) problematiek bij klaagster en zonder een duidelijke tandheelkundige visie op een behandeling die klaagsters klachten zou verhelpen, hetgeen raakt aan de basis van tandheelkundige goede en zorgvuldige zorg.

Het opzeggen van de behandelovereenkomst wordt verweerder minder zwaar aangerekend dan te doen gebruikelijk gelet op de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden.

Verweerder heeft erkend dat zijn dossiervoering onder de maat was en veranderingen aangebracht in zijn praktijk. Het siert verweerder dat hij zijn dossiervoering heeft verbeterd, echter de veranderingen in de praktijk van verweerder zoals deze ter zitting nog nader zijn toegelicht lijken met name te zijn ingegeven door de wens tot meer ondersteuning van de tandarts en een beter verlopende bedrijfsvoering maar niet tandheelkundig inhoudelijk te zijn gericht op meer onderzoek, uitgebreidere diagnostiek en zorgvuldige indicatiestelling. Daarmee heeft verweerder slechts deels de knelpunten in zijn beroepsuitoefening aangepast.

Gelet op het voorgaande acht het college na te noemen maatregel passend en geboden.

6.    DE BESLISSING

Het college berispt verweerder.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. E.W.M. Meulemans, lid-jurist, dr. Th.J.M. Hoppenreijs, dr. R.H. Groot en R. Rowel, leden-tandartsen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2015 door mr. F van der Maden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

  voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.