ECLI:NL:TGZRSGR:2016:78 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2015-265a

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2016:78
Datum uitspraak: 12-07-2016
Datum publicatie: 12-07-2016
Zaaknummer(s): 2015-265a
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wetenschappelijk onderzoek door gynaecoloog. Verzending mailing aan vrouwen, onder wie klaagster, die aan MRKH-syndroom lijden, met verzoek om mee te doen aan het onderzoek. Ernstige bezwaren van klaagster tegen confrontatie met mailing. Geen arts-patiëntrelatie, dus eerste tuchtnorm niet van toepassing. Tweede tuchtnorm evenmin. Onvoldoende weerslag op individuele gezondheidszorg. Klaagster niet-ontvankelijk verklaard

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C , gynaecoloog,

werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde: mr. W.R. Kastelein, werkzaam te Zwolle.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 9 november 2015

- een klaagschrift/aanvulling van de echtgenoot van klaagster op het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 9 november 2015

- een aanvulling op het klaagschrift, ontvangen op 27 november 2015

- het verweerschrift met bijlagen

- de brieven d.d. 12 januari, 26 januari, 28 januari, 1 februari, 6 februari en 3 maart 2016 van klaagster

- de brief d.d. 8 maart 2016 van de echtgenoot van klaagster

- (overige) correspondentie ter zake van het mondelinge vooronderzoek.

1.2       Verweerster heeft kenbaar gemaakt gehoord te willen worden in het vooronderzoek in aanwezigheid van klaagster. Klaagster heeft niet willen deelnemen aan een verhoor in het vooronderzoek waarbij verweerster aanwezig zou zijn. Wel wilde zij gehoord worden buiten de aanwezigheid van verweerster. Verweerster heeft bezwaar gemaakt tegen een dergelijk eenzijdig verhoor. Onder deze omstandigheden heeft de vooronderzoeker - uiteindelijk – vanwege het belang van hoor en wederhoor met het oog op een goede procesorde besloten dat partijen in het vooronderzoek niet  mondeling worden gehoord.

1.3       Het College heeft de klacht in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

2.1       Klaagster, geboren in 1965, is bekend met het aangeboren Mayer-Rokitansky-Küster-Hauser-syndroom (MRKH). In het verleden is zij in verband daarmee behandeld in het E te F.

2.2       Eind mei 2015 heeft de Commissie Medische Ethiek alsook de Raad van Bestuur van het G te D een wetenschappelijk onderzoek naar het seksueel functioneren van vrouwen met het MRKH-syndroom goedgekeurd. Verweerster, werkzaam in het G, is de hoofdonderzoeker van dit onderzoek.

2.3       Op 21 oktober 2015 heeft klaagster een uitnodiging ontvangen waarin haar werd verzocht om deel te nemen aan het hierboven vermelde wetenschappelijke onderzoek.

3.         De klacht

Klaagster verwijt verweerster dat klaagster een uitnodiging met daarbij informatie heeft ontvangen om deel te nemen aan het onderzoek naar het seksueel functioneren van vrouwen met het MRKH-syndroom, wat zij als ongevraagd, ongewenst, intimiderend en een ongewenste inbreuk op haar privacy en intimiteit heeft ervaren. In verband daarmee verwijt klaagster verweerster voorts dat de enveloppe niet (goed) dichtgeplakt bleek, terwijl de uitnodiging zeer persoonlijke en intieme informatie bevatte. Klaagster vindt het onderzoek ontactisch en onethisch omdat het geen aandacht heeft voor de sociale en/of psychische aspecten van het MRKH-syndroom.

 4.        Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft primair een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van klaagster en haar echtgenoot en subsidiair de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       Allereerst begrijpt het College uit de brieven van de echtgenoot van klaagster dat hij met zijn inbreng kenbaar heeft willen maken de klacht van klaagster te ondersteunen en daar waar nodig een verduidelijking heeft gegeven. Het College zal de echtgenoot van klaagster dan ook niet als afzonderlijke klager aanmerken.

5.2       In deze is het meest verstrekkende verweer dat het handelen, dan wel nalaten van verweerster niet enig handelen of nalaten betreft dat kan worden getoetst aan de tuchtnormen van artikel 47, lid 1 onder a of b van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en derhalve niet onder het tuchtrecht valt. Deze tuchtnormen betreffen niet alleen handelen of nalaten in strijd met de zorg die een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar ten opzichte van de patiënt dient te betrachten (de eerste tuchtnorm) maar ook enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (de tweede tuchtnorm). Indien het verweer doel treft, is klaagster niet-ontvankelijk en komt het College niet toe aan de beantwoording van de vraag of klaagsters klacht al dan niet terecht is.

5.3       Van een zorg-/behandelrelatie tussen verweerster en klaagster is geen sprake (geweest), zodat de eerste tuchtnorm niet van toepassing is.

5.4       Het verwijt aan verweerster volgens klaagsters stellingen betreft voorts geen ander  handelen dat de individuele gezondheidszorg raakt en dat op die grond zou kunnen worden getoetst aan de tweede tuchtnorm. De redenen zijn als volgt.

5.5       Wetenschappelijk onderzoek valt in beginsel niet onder de individuele gezondheidszorg, omdat dat onderzoek niet rechtstreeks betrekking of weerslag heeft op een persoon met het doel de gezondheid van deze persoon te bevorderen of te bewaken. Het (doen) uitsturen van een uitnodiging aan een groep personen, onder wie klaagster, voor deelname aan het onderhavige wetenschappelijke onderzoek is een onderdeel van dit onderzoek. Daarom valt ook de verzending van die brief in beginsel niet onder de individuele gezondheidszorg. In dit verband dient ook het verwijt gezien te worden dat de enveloppe niet (goed) dichtgeplakt bleek. Dat het in casu niet gaat om individuele gezondheidszorg blijkt ook uit de informatiefolder die bij de uitnodiging tot deelname aan het onderzoek is gevoegd waarin onder “Mogelijke voordelen” onder meer is vermeld: “… Voor u is er niet direct voordeel te behalen. Uw deelname helpt ons meer inzicht te krijgen …….. Met de uitkomsten van dit onderzoek hopen we een betere voorlichting en behandeling te kunnen geven aan vrouwen met het MRKH syndroom … “.

5.6        Anders kan het zijn, indien een persoon reeds heeft besloten tot deelname aan een wetenschappelijk onderzoek en deze persoon tijdens de uitvoering daarvan (als proefpersoon) wordt begeleid, onderzocht of behandeld door een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar. Dan kan sprake zijn van handelen of nalaten van deze beroepsbeoefenaar op het gebied van de individuele gezondheidszorg dat tuchtrechtelijk getoetst kan worden. Maar daarvan is in casu geen sprake.  

5.7       Nu de verweten handeling geen handeling is waarover overeenkomstig artikel 47, lid 1 onder a of b Wet BIG kan worden geklaagd, kan klaagster niet worden ontvangen in haar klacht.

6.         De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 17 mei 2016 door mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, dr. J.W. de Leeuw en dr. N.G. Hartwig, leden-artsen, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.