ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2290 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2011-168

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG2290
Datum uitspraak: 07-08-2012
Datum publicatie: 07-08-2012
Zaaknummer(s): 2011-168
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de orthopedisch chirurg  dat hij de operatie van de voet niet goed heeft uitgevoerd en te laat heeft ontdekt dat de schroef los was geraakt en voorts dat hij onvoldoende zijn best heeft gedaan om tijdig afspraken met klaagster te maken. Klacht ongegrond.  

Datum uitspraak: 7 augustus 2012

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A en B,

echtelieden,

beiden wonende te C,

klagers,

tegen:

D, orthopedisch chirurg,

wonende te E,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 22 augustus 2011. De arts heeft op de klacht gereageerd, waarna partijen hebben gerepliceerd, respectievelijk gedupliceerd. Klagers hebben voorts bij brief van 21 maart 2012 een foto in het geding gebracht.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 12 juni 2012. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De arts werd bijgestaan door mr. S.J. Berkhoff-Muntinga (Stichting VvAA Rechtsbijstand).

2. De feiten

2.1     B (hierna: klaagster) bezocht op 13 mei 2008 de polikliniek van het F te C in verband met klachten aan de rechter voet. De dienstdoende orthopedisch chirurg stelde de diagnose ‘pijnlijke hallux valgus bij een tevens milde doorgezakte voorvoet rechts’. De orthopedisch chirurg achtte een operatie (correctie osteotomie met het plaatsen van schroeven) geïndiceerd en heeft uitleg gegeven over de methoden van operatie (chevron en scarf methode). Omdat de operatie door de arts - die eveneens als orthopedisch chirurg verbonden is aan het F - zou worden verricht, heeft klaagster diezelfde dag kennis gemaakt met de arts.

2.2     Besloten is tot het uitvoeren van een correctie osteotomie met behulp van de chevron methode. Deze operatie heeft de arts op 11 juni 2008 bij klaagster uitgevoerd. Tijdens de operatie bleek van opvallend zacht bot, maar de arts had afdoende mate van grip met de schroeven en zag daarom geen aanleiding om af te zien van de osteotomie. Deze is dan ook voltooid.

2.3     Bij de daarop volgende controles bleef klaagster klachten van de voorvoet uiten. De arts vond deze klachten passen bij ‘metatarsalgie’ (pijn onder de middenvoetsbeentjes) als gevolg van de doorgezakte voorvoet. De arts heeft op 3 september 2008 besloten om klaagster een voetzool aan te laten meten.

2.3     Omdat klaagster ondanks de steunzool klachten bleef houden, heeft de arts de schroef, als mogelijke oorzaak van de klachten, op 16 april 2009 operatief verwijderd. Bij de laatste controle op 17 juni 2009 heeft de arts in het medisch dossier genoteerd: ‘Gaat goed !’. Klaagster ontwikkelde vervolgens (opnieuw) een hallux valgus stand van de grote teen waarbij de tweede teen in ernstige mate over de grote teen kwam te staan. Klaagster is hiervoor inmiddels met goed resultaat geopereerd in het G.

3. De klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat de arts de operatie op 11 juni 2008 onjuist heeft uitgevoerd en te laat heeft ontdekt dat de schroef los was geraakt en/of uitstak. De arts heeft voorts onvoldoende zijn best gedaan om tijdig afspraken met klaagster te maken.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1     Ter toetsing staat of de arts bij het beroepsmatig handelen jegens klaagster is getreden buiten de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

  5.2    Daartoe overweegt het College ten eerste dat een hallux valgus stand van de grote teen (x-stand) een indicatie vormt voor het uitvoeren een correctie osteotomie. Een osteotomie door middel van de chevron methode wordt als gangbaar en gebruikelijk aangemerkt. Bij deze methode wordt een osteotomie van het eerste middenvoetsbeentje verricht en gefixeerd met een schroef ter correctie van de stand van de grote teen. De schroef blijft normaal gesproken in de voet aanwezig totdat de boteinden aan elkaar zijn gegroeid. Het alternatief voor het verhelpen van het probleem van klaagster was een artrodese. Deze methode heeft echter als nadeel dat de teen wordt vastgezet en dat de functie verloren gaat. Al met al beoordeelt het College de indicatie voor de osteotomie dus als juist.

5.3     Het College overweegt ten tweede dat ter uitvoering van de operatie, en meer in het bijzonder ter plaatsing van de schroef, een bepaalde hardheid van het bot vereist is. Te zacht bot heeft het gevaar in zich dat het bot niet bij elkaar blijft staan. Vast staat dat de arts tijdens de operatie opmerkte dat het bot van klaagster zacht was. Desalniettemin heeft het College geen aanwijzingen om te veronderstellen dat het bot te zacht was. In het operatieverslag is immers ook genoteerd dat de arts zag dat de schroeven voldoende grip hadden. Om die reden wordt ook de uitvoering van de operatie als juist beoordeeld, althans kan niet worden gezegd dat de uitvoering ervan onder de maat was.

5.4     Het College overweegt ten derde dat de aard van de resterende klachten van de voorvoet aanvankelijk aangemerkt mochten worden als klachten behorend bij metatarsalgie wat een indicatie vormt voor het aanmeten van een steunzool. Dat de steunzool niet meteen goed paste, is vervelend voor klaagster, maar kan de arts niet worden verweten. Uit het medisch dossier blijkt dat de arts adequaat heeft gereageerd door een aanpassing van de steunzool te verlangen. Toen de klachten bleven, is de arts terecht verder gaan zoeken naar de oorzaak van de klacht. Omdat een voor de hand liggende oorzaak van de inmiddels specifieke - scherpe - pijn de schroef kon zijn en de foto van de voet uitwees dat de schroef inderdaad enigszins uitstak, wordt de indicatie om de schroef uit de voet te verwijderen als juist beoordeeld. Een bijkomend nadeel van de behandelingen kan echter zijn dat de valgus stand van de hallux kan terugkeren (recidiveren). Helaas is dat ook gebeurd bij klaagster en in een ernstiger mate dan voor de eerste operatie. Begrijpelijk is dat dit vele vragen bij klaagster heeft opgeroepen en veel last heeft veroorzaakt. Toch kan de arts van het optreden van dit recidief geen verwijt worden gemaakt, nu een dergelijk risico in een geval als dit niet uitgesloten kan worden geacht en nu de arts blijkens het voorgaande voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Daar komt bij dat ter zitting vast is komen te staan dat de arts klaagster op 17 juni 2009 voor het laatst heeft gezien, er toen kennelijk geen klachten waren, gelet op de aantekening in het medisch dossier, en dat de stand toen niet zo afwijkend was als op de in het geding gebrachte foto. De arts heeft nadien de stand niet zelf kunnen corrigeren.

5.5     De klachten over moeilijke bereikbaarheid van de arts voor hulpvragen van klaagster worden eveneens verworpen. Het valt te betreuren dat klagers de communicatie met de receptie en/of de afdeling Orthopedie als ontoereikend hebben ervaren, maar niet kan worden geoordeeld dat de arts persoonlijk op dit punt enige blaam treft. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. R.P. Wijne, lid-jurist, prof.dr. M.W. Hengeveld, dr. G.J. Dogterom en prof.dr. R.G. Pöll, leden-artsen, bijgestaan door mr. S.R.M.I. Roos-Bollen, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2012.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.