ECLI:NL:TGZRGRO:2014:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2014/13

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2014:32
Datum uitspraak: 09-09-2014
Datum publicatie: 10-09-2014
Zaaknummer(s): G2014/13
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klager dient klachten in tegen zijn voormalig psychiater. Er zou ten onrechte geen goede verslaglegging zijn gedaan, de huisarts zou onterecht zijn ingelicht en de behandelovereenkomst zou niet beëindigd kunnen worden. Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

 

Rep. nr. G2014/13

9 september 2014

Def. 91  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist op de op 29 januari 2014

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen

c ,

werkzaam als ouderengeneeskundige te D,

verweerster,

BIG reg. nr.:

gemachtigde: mr. drs. P.A. de Zeeuw.


1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met bijlagen van 28 januari 2014, ingekomen op 29 januari 2014;

- het verweerschrift met bijlagen van 3 april 2014, ingekomen op 4 april 2014;

- de repliek van 29 april 2014, ingekomen op 30 april 2014;

- de dupliek van 13 mei 2014, ingekomen op 14 mei 2014.

De klacht is behandeld in raadkamer.

2. Vaststaande feiten                            

2.1.

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,

die tussen partijen als erkend dan wel enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.2.

Klager werd begin april 2013 door zijn huisarts naar E verwezen voor een psychiatrisch onderzoek. Hij is bij brief van 22 april 2013 uitgenodigd voor een intakegesprek met de sociaal psychiatrisch verpleegkundige (hierna: verpleegkundige) op 13 mei 2013. In deze brief stond ook vermeld dat klager werd uitgenodigd voor een gesprek met verweerster op 21 mei 2013 en voor een vervolggesprek met de verpleegkundige op 30 mei 2013.

2.3.

In het gesprek met de verpleegkundige op 13 mei 2013 is aan klager onder andere de procedure uitgelegd die E bij de behandeling van klager zou volgen. Klager heeft op 14 mei 2013 de verpleegkundige aanvullende informatie toegestuurd. De inhoud van die brief is in het multidisciplinair behandelteam besproken op 21 mei 2013, waarbij ook verweerster aanwezig was. Verweerster was derhalve op de hoogte van de inhoud van die brief toen zij op dezelfde dag het eerste gesprek voerde met klager.

2.4.

Tijdens dat gesprek had verweerster bovendien de beschikking over de (ruwe) aantekeningen van de verpleegkundige naar aanleiding van het intakegesprek. Dat behoort tot de procedure die bij de intake door E wordt gevolgd. Toen klager daarvan op de hoogte was geraakt, beklaagde hij zich erover dat hij de aantekeningen van de verpleegkundige voorafgaand aan het gesprek niet had kunnen inzien en corrigeren. Verweerster heeft vervolgens aan klager uitgelegd welke procedure binnen E wordt gevolgd. Daardoor kwamen de werkelijke redenen van de doorverwijzing van klager naar E onvoldoende aan de orde. Daarom is tussen klaagster en verweerster een (extra) gesprek gepland tegen 28 mei 2013.

2.5.

Op 23 mei 2013 heeft klager een brief naar E gestuurd waaruit bleek dat de gegeven uitleg voor hem niet voldoende was. De verpleegkundige heeft hier bij brief van 24 mei 2013 op gereageerd.

2.6.

Op 28 mei 2013 werd afgesproken dat van gesprekken met klager “binnen redelijkheid” een verslag zou worden gemaakt, dat klager zo nodig zou kunnen aanvullen of corrigeren. Ook werd besproken dat niet op elke brief van klager afzonderlijk zou worden gereageerd, maar dat de inhoud daarvan in vervolgafspraken aan de orde zou komen. Hiermee was klager akkoord.

2.7.

Conform afspraak is het gespreksverslag op 30 mei 2013 naar klager gestuurd. Klager heeft in een brief van 1 juni 2013 daarop geen inhoudelijk commentaar geleverd. Wel stelde hij ontevreden te zijn en een klacht te hebben ingediend bij de Raad van Bestuur van E, omdat de gevolgde methodiek “stress verwekkend en ziekmakend” zou zijn.  

2.8.

Op 6 juni 2013 is klager wederom uitgenodigd voor een gesprek, ditmaal op 13 juni 2013. Op deze uitnodiging heeft klager gereageerd bij brief van 8 juni 2013. Daarin stelt klager onder meer: “(…) Door al het bovenstaande kan ik niet op de aangegeven afspraken komen. Ik stop niet het onderzoek dat ik opstartte. Verder heb ik aan de Raad van Bestuur o.a. verzocht om alle gegevens in het (elektronisch) dossier (….) te vernietigen behalve de gegevens uit een deugdelijk (schriftelijk) gespreksverslag.”

2.9.

Op die brief hebben verweerster en de verpleegkundige gereageerd bij brief van 21 juni 2013. Aangegeven werd dat het dossier lopende de klacht nog niet vernietigd werd, dat klager werd uitgenodigd de intake voort te zetten, dat indien hij de intake niet wilde vervolgen het dossier zou worden vernietigd en dat de huisarts van klager zou worden geïnformeerd over de vertraging van de intakeprocedure.

2.10.

Op 27 augustus 2013 ontving verweerster een nieuwe brief van klager. In die brief stelde hij dat hij openstond voor een gesprek, maar ook werden grieven geuit over het miskennen van zijn inzage/correctierecht en over het negeren van het vernietigingsverzoek.

2.11.

Op 3 oktober 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager, verweerster en de verpleegkundige. Het gesprek ging hoofdzakelijk over de verslaglegging en het correctierecht van klager. Over de psychosomatische problematiek is nauwelijks gesproken. Van dit gesprek is een gespreksverslag gemaakt dat naar klager is gestuurd.

2.12.

Op 29 oktober 2013 hebben verweerster en de verpleegkundige na overleg met verweersters supervisor een brief aan klager gestuurd. Die brief hield in dat verweerster het betreurt dat het nog steeds niet is gelukt tot een werkbare behandelrelatie te komen. In de brief is ook meegedeeld dat klager zich nog steeds kon laten behandelen, maar dat de focus dan uiteindelijk wel zou moeten komen te liggen op behandeling en niet meer overwegend op de procedure.

2.13.

Op 12 en 13 december 2013 zijn afsluitende brieven naar klager en diens huisarts gestuurd en is het dossier gesloten.

3. De klacht

Het College begrijpt uit de stukken dat de klacht – zakelijk weergegeven – als volgt luidt.

Klager verwijt verweerster dat:

1.      hij niet van ieder contact met verweerster een deugdelijk verslag krijgt dat nog gecorrigeerd kan worden;

2.      de huisarts geïnformeerd is buiten klagers medeweten om;

3.      het onderzoek door verweerster is afgesloten, hetgeen niet mogelijk is op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo).

4. Het verweer

Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot ongegrondverklaring van de klacht.

5. Beoordeling van de klacht

5.1.

Het College wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2.

Het College is van oordeel dat verweerster zich in voldoende mate heeft ingespannen om een procedure te volgen met het oog op de behandeling van klager die voor klager acceptabel zou zijn zonder de gebruikelijke procedures bij de E geweld aan te doen. Onweersproken is immers komen vast te staan dat buiten de normale procedure om meerdere malen een gespreksverslag is gemaakt dat klager heeft kunnen corrigeren en aanvullen. Dit om tegemoet te komen aan het wantrouwen dat bij klager leefde. Van verweerster hoeft niet verwacht te worden dat zij van ieder contact met klager een woordelijk verslag opmaakt. Het eerste onderdeel van de klacht is dan ook kennelijk ongegrond.

5.3.

Ook het tweede onderdeel van de klacht is kennelijk ongegrond. Uit de brief van verweerster d.d. 21 juni 2013 blijkt dat contact met de huisarts zou worden opgenomen over de vertraging van de intake. Klager heeft de inhoud van deze brief niet betwist zodat kan worden aangenomen dat klager ervan op de hoogte was dat er contact zou worden opgenomen met zijn huisarts. Ook bij het ontbreken van deze brief is de gedraging van verweerster overigens zorgvuldig en conform de Wgbo op grond waarvan verweerster de huisarts van de voortgang van een behandeling op de hoogte dient te stellen.

5.4.

Ook het laatste verwijt treft naar het oordeel van het College geen doel. Nu er met klager gesprekken zijn geweest en brieven zijn verzonden is sprake van een behandelingsovereenkomst in de zin van de Wgbo. Een behandelingsovereenkomst kan eenzijdig worden opgezegd als er sprake is van een gewichtige reden, waaronder het niet bestaan van een vertrouwensrelatie. Daarbij is van belang dat de hulpverlener in een dergelijk geval de zaak op een zorgvuldige wijze terugverwijst hetgeen in dit geval door verweerster is gedaan.

6. Slotsom

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek dient te worden afgewezen. Verweerster kan met betrekking tot de klachten geen verwijt in de zin van artikel 47, eerste lid, van de wet BIG worden gemaakt.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

mr. P.W.M. Huisman, voorzitter,

dr. A.J.K. Hondius, lid-geneeskundige,

drs. F. Krijnen, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mr. H.D. de Groot, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2014  door de voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Commandeur, secretaris.

De secretaris:                                                                           De voorzitter: