ECLI:NL:TGZRAMS:2023:242 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5551

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:242
Datum uitspraak: 03-11-2023
Datum publicatie: 03-11-2023
Zaaknummer(s): A2023/5551
Onderwerp: Niet of te laat verwijzen
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht tegen een arts. Klager verwijt de arts dat hij geen vervangend cholesterolverlagend medicijn heeft voorgeschreven en dat hij hem te laat heeft doorverwezen naar de neuroloog. Daarnaast verwijt klager de arts dat hij de aansprakelijkheidstelling van klager niet heeft doorgestuurd naar zijn (beroepsaansprakelijkheid)verzekering. Het college is van oordeel dat de arts eerder en verder (neurologisch) onderzoek had moeten doen naar de aanhoudende klachten van klager. Nu hij dit niet heeft gedaan wordt de aanwezigheid van een indicatie om eerder door te verwijzen naar de neuroloog niet door de arts weerlegd. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond. Ook het derde klachtonderdeel is gegrond. Het college overweegt dat van een arts mag worden verwacht dat hij correct en zorgvuldig omgaat met (schade)claims en klachten die naar aanleiding van zijn handelen worden ingediend door patiënten. Daaronder valt ook dat hij een aansprakelijkheidstelling tijdig meldt aan en doorgeleidt naar zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Het college is verder van oordeel dat de arts ten aanzien van het staken van de statine zorgvuldig heeft gehandeld en volgens de “Praktische handleiding bij de NHG-Standaard CVRM”. Het college vindt het gezien de klachten van klager begrijpelijk dat de arts geen andere statine heeft voorgeschreven en dat hij heeft gewacht met het voorschrijven van een andere statine tot na het onderzoek bij de neuroloog. Dit klachtonderdeel is ongegrond. De arts is niet op de zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd. Het college heeft dan ook niet kunnen vaststellen of de arts de ernst van de hem gemaakte verwijten en de gegrond verklaarde klachtonderdelen inziet. Het college acht zijn gebrek aan reflectie en toetsbaar opstellen tijdens de gehele (tuchtklacht)procedure zorgelijk. Gelet hierop is het college van oordeel dat niet met een lichtere maatregel dan een berisping kan worden volstaan.

A2023/5551

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 3 november 2023 op de klacht van:

A,
wonende te B, klager,
gemachtigde: mr. S. Aksu-Ari, werkzaam te Rotterdam,

tegen

C,
arts,
werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de arts.

1. Waar gaat de zaak over?

1.1 Klager heeft de arts aansprakelijk gesteld voor het niet voorschrijven van een vervangend
cholesterolverlagend medicijn en het te laat doorsturen naar het ziekenhuis. Het stoppen van de
medicijnen heeft er volgens klager voor gezorgd dat hij een herseninfarct heeft gekregen. Dit is
(te) laat ontdekt, omdat de arts klager niet wilde doorverwijzen naar de neuroloog. Hierdoor heeft
klager schade opgelopen en is hij arbeidsongeschikt geworden. Klager klaagt nu bij het tuchtcollege
dat de arts geen vervangend cholesterolverlagend medicijn heeft voorgeschreven en hem te laat heeft
doorverwezen naar de neuroloog. Ook klaagt hij dat de arts de aansprakelijkheidstelling niet wil
doorsturen naar de (beroepsaansprakelijkheid)verzekering. Ook niet nadat de advocaat van klager hem
hier meermalen om heeft gevraagd.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de arts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en
de klacht gegrond is. Hierna licht het college dat toe.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 17 april 2023;
- de e-mail van de gemachtigde van klager met bijlagen, waaronder het medisch dossier,
ontvangen op 12 september 2023.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik
gemaakt.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 22 september 2023, waar alleen klager is
verschenen. Hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Klager en zijn gemachtigde hebben hun
standpunten mondeling toegelicht. Verweerder was afwezig zonder bericht van verhindering. Tijdens
de zitting heeft het college vastgesteld dat verweerder tijdig en behoorlijk is opgeroepen. Het
secretariaat van het college heeft alles gedaan wat in zijn vermogen lag om verweerder te bereiken.
Verweerder heeft niet gereageerd op het klaagschrift, de (aangetekende) brieven en oproepen van het
college.

3. Wat is er gebeurd?

3.1 De arts stond tot 2014 ingeschreven in het BIG-register als huisarts. Volgens het
BIG-register was de arts sinds juli 2018 werkzaam als arts zonder specialisme. De arts werkte in de
huisartsenpraktijk waar klager (geboren in 1966) stond ingeschreven als patiënt. Onduidelijk is of
(en zo ja, waar) verweerder thans nog als arts werkzaam is.

3.2 Op 12 februari 2021 heeft klager de huisartsenpraktijk bezocht en is daar gezien door de arts
in verband met klachten aan zijn benen. Klager zakte sinds twee weken soms plotseling door zijn
benen, ervaarde krachtsverlies aan beide benen en had spierpijn in beide bovenbenen. Klager is
bekend met een hoge bloeddruk en hypercholesterolemie (te hoog cholesterolgehalte). De arts
vertelde klager dat zijn klachten een bijwerking konden zijn van de statine ‘atorvastatine’.

3.3 Op 3 maart 2021 nam klager telefonisch contact op met de praktijk omdat hij nog steeds last
had van krachtsverlies in zijn benen en spierpijn. Diezelfde dag bezocht klager het spreekuur van
de arts. Er volgde een bloedonderzoek waaruit bleek dat de CK-waarde te hoog was. In het medisch
dossier staat hierover het volgende genoteerd (alle citaten voor zover van belang en letterlijk
weergegeven):

03-03-21 S aanhoudende klachten benen, pt geeft aan dat hij S ijzer tabletten heeft gekocht,
aangegeven dat pt
S vit D capsules in moest nemen, onduidelijk welke S van de 2 het moest zijn, pt wilt graag een lab
S formulier om zijn waardes te meten, pt wilt ook S graag op het spreekuur komen ivm prive”

03-03-21 S houdt spierklachten en lichte spierzwakte benen > S lab ck ivm statines evt neuroloog?;
ook
S erectiele dysfunktie > lab testosteron

03-03-21 O Laboratoriumuitslag (verwerkt:04-03-2021) O Commentaar van het laboratorium:
O Incompleet rapport> volgt

“05-03-21 E CPK licht verhoogd P controle 2 weken
03-03-21 O Laboratoriumuitslag (verwerkt:05-03-2021) O Commentaar van het laboratorium:
O Compleet rapport

3.4 Op 10 maart 2021 belde de dochter van klager naar de praktijk dat haar vader nog steeds
(ernstige) klachten (spierpijn en krachtsverlies) had ondanks het stoppen van de statine.

3.5 Op 11 maart 2021 is klager op consult geweest bij de arts. Hierover staat het volgende
genoteerd in het medisch dossier:
“ 11-03 -21 S Spierpijn+spierzwakte. 6wkn geleden begonnen. S verergert steeds. begonnen
ATorvastatine 3/2020.
S Had voor de start CK 170 Nu CK 249. Ook vitamine D S aan de grens. Nu 10dgn gestopt met statine.
Geen
S klachten in rust maar na het werk is meneer
S helemaal versleten. Heeft dan zelfs moeite met S zich omkleden.
O stijging CK valt wel mee. Pijn klachten erger dan
O de waarde. Zo te zien ook moeite met lopen.
P Nu geen nut om bloed te prikken. Niet veel
P verschil met de waarde in zo'n korte tijd. Advies:
P lab pas over 3mnd voor CK + chol. Bij
P verminderering klachten geen actie. Bij verergeren P of aanhouden retour ha voor verwijzing naar
de
P neuroloog. Dit ook iom ha GJR.”

3.6 Op 12 april 2021 nam klager contact op met de huisartsenpraktijk omdat hij zich zorgen maakte
over zijn gezondheid.

3.7 Op 12 april 2021 bezocht klager de arts voor controle. In het medisch dossier staat hierover
het volgende:

12-04-21 S pt komt aan balie, heeft last van de cholesterol, S heeft slappe spieren nu, kan
moeilijk lopen,
S rechts wordt telkens erger, en is al een tidje S gestopt”

“12-04-21 S komt voor cvrm controle , cholesterol aan de hoge S kant , enorm veel spierpijn , is
toegenomen
S ondanks het stoppen met de atorvastatine , op
S advies van [arts, RTG] , cpk aan de wat hogere kant S , verder geeft dhr aan dat de pijn niet
meer te
S houden is . gestopt met werken moeizaam lopen , P de vraag is wat moet dhr nu gaan innemen voor
de P cholesterol want die is het stijgen , heeft voor
P morgen een afspraak huisarts , voor verder beleid P en evenuteel verwijzing neuroloog .
P
P komt volgende week retour bij mij

3.8 Op 13 april 2021 werd klager doorverwezen naar de neuroloog. In het medisch dossier staat op
13 april 2021 zover relevant het volgende genoteerd:

“13-04-21 S febr 2021 branderige pijn spieren beide benen, S gevoel van lichte spierzwakte, begin
maart lab
S licht verhoogd CPK > gestopt met atorvastatine,
S echter sinds afgelopen woensdag akute verergering S klachten spierzwakte re been en re arm
gepaard
S met pijn nek, pijnklachten benen zijn verdwenen; S kracht spieren sindsdien wel wat verbeterd
maar S nog niet optimaal; langer gebruik van spieren
S geeft krampgevoel bv lang staan; ook wat tintelen S voeten en handen
O re kracht nog iets minder in re arm en been, O reflexen normaal, lichte sens stoornis
E spierpijn-/zwakte
P overleg neuroloog D: morgen poli neurologie P 9.30 uur”

3.9 Op 14 april 2021 had klager telefonisch contact met de neuroloog en heeft er later op de dag
aanvullend onderzoek plaatsgevonden. Uit het onderzoek kwam naar voren dat klager omstreeks 10
april een herseninfarct had gehad.

3.10 Bij brief van 15 september 2022 heeft klager de arts aansprakelijk gesteld voor de schade die
hij heeft geleden.

4. De klacht en de reactie van de arts

4.1 Klager verwijt de arts dat hij:
a) onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van het doorverwijzen naar de neuroloog;

b) geen vervangend cholesterolverlagend medicijn heeft voorgeschreven;
c) weigert de aansprakelijkheidstelling door te sturen naar de beroepsaansprakelijkheidsverzekering
ondanks herhaalde verzoeken van klager.

Klager heeft de arts aansprakelijk gesteld voor het niet voorschrijven van een vervangend
cholesterolverlagend medicijn en het te laat doorsturen naar het ziekenhuis. Het stoppen van de
medicijnen heeft er volgens klager voor gezorgd dat hij een herseninfarct heeft gekregen. Dit is
(te) laat ontdekt, omdat de arts klager niet wilde doorverwijzen naar de neuroloog.
Hierdoor heeft klager schade opgelopen en is hij arbeidsongeschikt geworden.

4.2 Verweerder heeft geen verweer gevoerd.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van klager.

5. De overwegingen van het college

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling wordt rekening
gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een
tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk
verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Klachtonderdeel a) Te laat doorverwijzen naar de neuroloog
5.2 Het eerste klachtonderdeel betreft het te laat doorsturen naar de neuroloog. Het college is
van oordeel dat de aanhoudende en steeds erger wordende klachten van (spier)pijn, krachtsverlies
(spierzwakte) en moeilijk lopen voor de arts aanleiding hadden moeten zijn om begin maart 2021
(uitgebreid) neurologisch onderzoek te verrichten bij klager. Klager heeft ter zitting meegedeeld
dat een dergelijk onderzoek niet heeft plaatsgevonden. Ook uit het medisch dossier valt niet op te
maken dat dit is gebeurd. De bevindingen tijdens een neurologisch onderzoek hadden mogelijk
aanleiding kunnen zijn om klager eerder door te verwijzen naar de neuroloog. Het college is van
oordeel dat de arts eerder en verder onderzoek had moeten doen naar de aanhoudende klachten van
klager. Nu hij dit niet heeft gedaan wordt de aanwezigheid van een indicatie om eerder door te
verwijzen naar de neuroloog niet door de arts weerlegd. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel b) Niet voorschrijven van een cholesterolverlagend medicijn
5.3 Het tweede klachtonderdeel klaagt over het niet voorschrijven van een vervangend cholesterol
verlagend middel. Dit klachtonderdeel is ongegrond. Het college is van oordeel dat de arts ten
aanzien van het staken van de statine zorgvuldig heeft gehandeld en volgens de “Praktische
handleiding bij de NHG-Standaard CVRM” (laatstelijk gewijzigd in juli 2020). Op 1 maart 2023 is de
statine gestaakt (zie 3.5). De handleiding adviseert het gebruik van statine te stoppen bij hinderlijke (spier)klachten en pas weer na vier weken te herstarten, of te starten met een andere statine. Hierbij moeten de voordelen van de voortzetting van statinebehandeling afgewogen worden tegen de last van de spierklachten. Het college vindt het
gezien de klachten van klager begrijpelijk dat de arts geen andere statine heeft voorgeschreven en
heeft gewacht met het voorschrijven van een andere statine tot na het onderzoek bij de neuroloog.
Uit het dossier blijkt dat de arts het staken van statine tussentijds heeft geëvalueerd (zie 3.7 en
3.8). Hierover staat ook in het dossier:
“13-04-21 S na overleg met [arts, RTG] wat beteft de S cholesterol + klachten : voorlopig staken
met de S atorvastatine tot na het onderzoek bij de S neuroloog”

Klachtonderdeel c) Niet doorsturen van de aansprakelijkheidstelling
5.4 Klager verwijt de arts dat hij niet correct is omgegaan met de aansprakelijkheidstelling. Zo
heeft de arts de aansprakelijkheidstelling niet doorgestuurd naar zijn
beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar, ondanks herhaalde schriftelijke verzoeken van de gemachtigde
van klager om dit te doen. Ter zitting heeft de gemachtigde van klager verklaard dat zij hierover
ook twee keer telefonisch contact heeft gehad met de arts, respectievelijk op 22 september 2022 en
30 september 2022. Tijdens het eerste telefoongesprek beloofde de arts binnen een week te reageren
op de aansprakelijkheidstelling en in het tweede gesprek beloofde hij beterschap ten aanzien van de
afhandeling van de aansprakelijkheidstelling. De arts heeft niet zoals hij wel had beloofd
gereageerd en actie ondernomen op de aansprakelijkheidstelling. Hij heeft de
aansprakelijkheidstelling tot op heden niet doorgestuurd naar zijn verzekeraar. Het college
overweegt dat volgens vaste rechtspraak van een arts mag worden verwacht dat hij correct en
zorgvuldig omgaat met (schade)claims en klachten die naar aanleiding van zijn handelen worden
ingediend door patiënten. Daaronder valt ook dat hij een aansprakelijkheidstelling tijdig meldt aan
en doorgeleidt naar zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Dit heeft de arts niet gedaan. Dit
brengt met zich dat de arts heeft gehandeld in strijd met hetgeen dat mag worden verwacht van een
redelijk handelend arts. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

Slotsom
5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klachtonderdelen a) en c) gegrond zijn en dat
klachtonderdeel b) ongegrond is.

Maatregel
5.6 Het college is van oordeel dat klachtonderdelen a) en c) gegrond zijn. De arts is te kort
geschoten in de zorg naar klager alsook in de wijze waarop hij omgaat met de
aansprakelijkheidstelling. De arts is niet op de zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd.
Het college heeft dan ook niet kunnen vaststellen of de arts de ernst van de hem gemaakte verwijten
en de gegrond verklaarde klachtonderdelen inziet. Het college acht zijn gebrek aan reflectie en
toetsbaar opstellen tijdens de gehele (tuchtklacht)procedure zorgelijk. Gelet hierop is het college van oordeel dat niet met een lichtere maatregel dan een berisping kan worden volstaan.

Publicatie
5.7 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin
gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal
plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

6. De beslissing

Het college:
- verklaart de klachtonderdelen a en c gegrond;
- legt de arts de maatregel op van een berisping;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen
of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt.


Deze beslissing is gegeven door W.A.H. Melissen, voorzitter, R.E. van Hellemondt, lid-jurist,
R.J. Wolters, A. Wewerinke en B.R. Schudel, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S.R.M.I.
Roos-Bollen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2023.