ECLI:NL:TGZRAMS:2014:71 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2013/430

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2014:71
Datum uitspraak: 22-07-2014
Datum publicatie: 22-07-2014
Zaaknummer(s): 2013/430
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Het AMK heeft onderzoek gedaan naar de situatie van de kinderen van klager en heeft daarbij een niet met naam genoemde psychiater geconsulteerd, die diagnostische informatie over klager heeft verstrekt terwijl klager hierin niet is gekend. Deze psychiater is werkzaam bij de instelling waarvan verweerder de geneesheer-directeur is. Verweerder heeft desgevraagd aan klager medegedeeld dat hij niet in staat is om te achterhalen om welke psychiater dit gaat. Hierover heeft klager een klacht ingediend. Niet-ontvankelijk.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 27 november 2013 via het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

arts,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde mr. R.J. Borghans, advocaat te Arnhem.

1. Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het verweerschrift;

-                     de repliek;

-                     de brieven van (de gemachtigde van) verweerder van 7 maart 2013, 11 oktober 2013 en 14 november 2013;

-                     de brieven van klager van 22 september 2013, 2 november 2013 en 18 november 2013

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 27 mei 2014 gezamenlijk behandeld met de klachtzaak tegen E, vertrouwensarts bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), geregistreerd onder nummer 13/427.

Partijen waren aanwezig. Verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

Het AMK heeft een rapportage opgesteld met betrekking tot het gezin van klager. In deze rapportage was onder meer het volgende opgenomen:

‘Voor eigen gedachtevorming en risicotaxatie heeft het AMK naast het contact met informanten gebruik gemaakt van geanonimiseerde intercollegiale consultatie in de psychiatrie’.

In het rapport werd onder meer als informant vermeld: anoniem F psychiater.

Op 27 december 2012 heeft klager verweerder als lid van de Raad van Bestuur van F een brief gestuurd met het verzoek de naam van de desbetreffende psychiater te vermelden. Verweerder heeft bij brief van 2 januari 2013 gereageerd en heeft hierbij aangegeven dat het op basis van de gegevens uit de brief van klager niet feitelijk te achterhalen is of, wanneer en door wie dit consult gegeven is. De groep psychiaters die het zou kunnen betreffen is hiervoor te groot. Ook in de administratie van F heeft hij hierover geen gegevens kunnen vinden.

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in zijn hoedanigheid van geneesheer-directeur van F verweten kan worden dat de identiteit van de psychiater met wie het AMK heeft gesproken in verband met het gezin van klager, niet bekend wordt gemaakt. Verder verwijt klager verweerder dat een van de psychiaters van F meewerkt aan een dergelijk ‘consult’.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft primair aangevoerd dat klager niet ontvankelijk is in zijn klacht. Verder heeft verweerder de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

Het college zal eerst de vraag moeten beantwoorden of verweerder in zijn hoedanigheid van lid van de Raad van Bestuur tuchtrechtelijk kan worden aangesproken. Het handelen van een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar in een bestuurlijke functie kan aan de tuchtrechter worden voorgelegd, mits dit handelen voldoende weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg. Daarbij dient terughoudend te worden getoetst als het handelen van de betrokkene niet een individuele patiënt betreft, maar veeleer betrekking heeft op de organisatie van de zorg en de randvoorwaarden waaronder die worden verleend, omdat dit handelen behoort tot keuzes in het kader van de bedrijfsvoering waarbij de directeur/bestuurder in beginsel beleidsvrijheid heeft, ook al kunnen die keuzes gevolgen hebben voor de individuele gezondheidszorg.

Naar het oordeel van het college geldt voor beide klachtonderdelen (het niet verstrekken van de naam van de psychiater en het meewerken van een psychiater van F aan een intercollegiaal anoniem overleg) dat deze op geen enkele wijze verband houden met medisch handelen van verweerder dan wel met handelingen van verweerder bij het verlenen van individuele gezondheidszorg. Klager is nooit onder behandeling geweest bij verweerder of F maar is uitsluitend in een intercollegiaal overleg tussen een vertrouwensarts van het AMK anoniem besproken met een psychiater van F, waarvan thans voor F niet meer te achterhalen is wie dat is geweest. Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat hetgeen verweerder verweten wordt zijn weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg.

Daargelaten dat klager derhalve niet-ontvankelijk is in zijn klacht, is het college van oordeel dat verweerder op geen enkele wijze verwijtbaar heeft gehandeld. Op het verzoek van klager om aan hem de naam van de F psychiater kenbaar te maken, heeft verweerder gemotiveerd laten weten dat, hoewel hij dat nog wel heeft geprobeerd, deze naam niet meer te achterhalen is. Daarmee heeft verweerder adequaat op het verzoek van klager gereageerd. Verder is het voeren van een anoniem intercollegiaal overleg in de gezondheidszorg gebruikelijk en bestaat er geen verplichting om daarvan verslaglegging bij te houden. Mocht het AMK op basis van dit anoniem intercollegiaal overleg te vergaande conclusies hebben getrokken, hetgeen hier niet kan worden vastgesteld, dan kan verweerder daarvan geen verwijt worden gemaakt.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gewezen op 27 mei 2014 door:

mr. E.A. Messer, voorzitter,

dr. H.A. van Dijk, L.M. Gualtherie van Weezel, leden-arts,

mr. B.P.W. Busch, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 22 juli 2014 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. E.A. Messer, voorzitter

w.g. B.P.W. Busch, secretaris