ECLI:NL:TGZCTG:2016:37 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.446

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:37
Datum uitspraak: 12-01-2016
Datum publicatie: 15-01-2016
Zaaknummer(s): c2014.446
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij in een eerdere tuchtrechtelijke procedure meinedige verklaringen heeft afgelegd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat ‘liegen bij het Tuchtcollege’ niet valt onder een van de tuchtnormen en klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat een arts die in een tuchtrechtelijk procedure opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring aflegt, handelt in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (artikel 47 lid 1 onder b Wet BIG). Of de verklaring onder ede is afgelegd, is daarvoor niet bepalend. Klaagster is daarom ontvankelijk in haar klacht.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.446 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., plastisch chirurg, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. J.M. Aantjes-Hubers.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 26 april 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de plastisch chirurg - een klacht ingediend. Bij beslissing van 23 september 2014, onder nummer 2013-094 heeft dat College klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De plastisch chirurg heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 26 november 2015, waar zijn verschenen klaagster en de plastisch chirurg, laatstgenoemde bijgestaan door mr. J.M. Aantjes -Hubers. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.      Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

(…)

2.         De feiten

Klaagster heeft eerder een klacht ingediend tegen verweerder. Hierbij verweet

 klaagster verweerder met name dat hij in 2000 zonder deugdelijke voorlichting tegen

 de afspraak in het middel Dermalive heeft ingespoten in haar neus- en mondplooien.

 Deze klacht (met kenmerk 2009-087) is door dit Tuchtcollege behandeld op

2 februari 2010 en bij uitspraak van 30 maart 2010 afgewezen. Klaagster heeft tegen deze uitspraak geen hoger beroep ingesteld.

2.2       Hierna heeft klaagster diverse operaties ondergaan, waarbij ingekapselde bultjes uit haar gezicht zijn verwijderd. Volgens klaagster zijn deze bultjes veroorzaakt door het inspuiten in 2000 met Dermalive.

3.     De klacht

Klaagster verwijt verweerder zakelijk weergegeven dat hij in voornoemde procedure 2009-087 meinedige verklaringen heeft afgelegd ten overstaan van het College;

4.       Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.       De beoordeling   

Klaagster verwijt verweerder, naar het College begrijpt, dat hij heeft gelogen tegenover het tuchtcollege bij de mondelinge behandeling op 2 februari 2010. Voor zover klaagster spreekt over ‘meineed’ berust dit kennelijk op een misverstand. Verweerder is niet onder ede gehoord. Het verwijt van ‘liegen bij het Tuchtcollege’ valt niet onder een van de tuchtnormen van art 47 Wet BIG (betreft immers niet ondeugdelijke individuele zorg of enig ander handelen als arts in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg als bedoeld in art 47, lid 1 onder a en/of b van de Wet BIG). Verweerder heeft het recht zich tegen een tuchtklacht te verweren. Dit betekent dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht.

(…)

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2 “ 2. De feiten ” zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1       In hoger beroep heeft klaagster aangevoerd dat het Regionaal Tuchtcollege haar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar klacht. Zij heeft betoogd dat de plastisch chirurg in strijd heeft gehandeld met een goede uitoefening van de gezondheidszorg door in een eerdere tuchtrechtelijke procedure opzettelijk in strijd met de waarheid over haar behandeling te verklaren. De plastisch chirurg heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

.2         Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat een arts die in een tuchtrechtelijk procedure opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring aflegt omtrent wetenschap die hij heeft als arts met betrekking tot de behandeling van zijn patiënt, handelt in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (artikel 47 lid 1 onder b Wet BIG). Of de verklaring al dan niet onder ede is afgelegd, is daarvoor niet bepalend. Klaagster moet daarom in haar klacht worden ontvangen. De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege kan niet in stand blijven. Derhalve moet alsnog worden onderzocht of de arts daadwerkelijk opzettelijk in strijd met de waarheid verklaringen heeft afgelegd ter gelegenheid van de behandeling van de eerdere klacht op 2 februari 2010.

4.3       Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege kan op basis van hetgeen in de onderhavige procedure naar voren is gebracht niet worden vastgesteld dat de plastisch chirurg in de eerdere tuchtrechtelijke procedure (uitspraak op 30 maart 2010) over de behandeling van klaagster opzettelijk in strijd met de waarheid heeft verklaard. Klaagster heeft dit - tegenover de gemotiveerde betwisting van de plastisch chirurg - niet aannemelijk gemaakt. Zelfs indien overeenkomstig haar stelling zou worden aangenomen dat de bulten die enkele jaren na de behandeling in haar gezicht en op haar bovenlip zijn ontstaan uit harde klonten plastic bestaan, dan is daarmee niet gegeven dat de plastisch chirurg ten tijde van de behandeling in 2000 wist of had kunnen weten dat dit een mogelijke bijwerking was van het middel Dermalive. Dat de plastisch chirurg het middel in strijd met de voorschriften van de fabrikant in het “lippenrood” heeft geïnjecteerd, wordt door de plastisch chirurg betwist en is niet aannemelijk geworden. Het Centraal Tuchtcollege zal de klacht van klaagster daarom afwijzen.

4.4       Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal de publicatie van deze beslissing worden gelast.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep;

wijst de klacht van klaagster af;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. W.P.C.M.  Bruinsma en

prof. mr. J. Legemaate, leden-juristen en dr. R.T. Ottow en prof. dr. R. Willemze,

leden-beroepsgenoten en mr. A. Mul, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

12 januari 2016.          Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.