ECLI:NL:TGZCTG:2014:99 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.444

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:99
Datum uitspraak: 11-03-2014
Datum publicatie: 12-03-2014
Zaaknummer(s): c2012.444
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt de tandarts dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie als tandarts/ juridisch adviseur en zijn positie als hoofdredacteur van het blad Tandartspraktijk door het verloop van een tuchtrechtelijke procedure te beïnvloeden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht. Volgens dat College betreft het handelen van de tandarts geen handelen als bedoeld in art. 47 BIG. In hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege eerst beslist dat klager ontvankelijk is in zijn klacht. Vervolgens heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat niet gebleken is dat de publicatie van het door verweerder geschreven artikel in het tijdschrift Tandarts Praktijk enige invloed heeft gehad op de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Verweerder kan geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt. Het beroep wordt verworpen. 

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.444 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, wonende te D., verweerder in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 24 november 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen  C. - hierna verweerder - een klacht ingediend. Bij beslissing van  10 juli 2012, onder nummer 11/472T, heeft dat College klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Verweerder heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Ter openbare terechtzitting van 6 juni 2013 van het Centraal Tuchtcollege is alleen de vraag over de ontvankelijkheid van de klacht van klager behandeld. Beide partijen waren hierbij aanwezig. Bij beslissing van 10 september 2013 heeft het Centraal Tuchtcollege de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege vernietigd en bepaald dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden voor de inhoudelijke behandeling van de klacht. Tevens is publicatie van die uitspraak gelast. 

De zaak is inhoudelijk behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 28 januari 2014, waar zijn verschenen klager en verweerder. Klager heeft zijn standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            “Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het aanvullend klaagschrift,            het verweerschrift en de repliek.

Klager verwijt verweerder zakelijk weergegeven dat dezen misbruik heeft gemaakt van zijn positie als tandarts/juridisch adviseur en zijn positie als hoofdredacteur van het blad E. om het verloop van een tuchtrechtelijke procedure te beïnvloeden.

Naar het oordeel van het college heeft de klacht geen betrekking op enig handelen als bedoeld in artikel 47 de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Het verweten handelen staat immers niet in verband met enig handelen in de individuele gezondheidszorg. Daaruit volgt dat klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn klacht.”

3.         Beslissing van het Centraal Tuchtcollege over de ontvankelijkheid van klager in zijn klacht

Het Centraal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing over de ontvankelijkheid van klager in zijn klacht het volgende ten grondslag gelegd:

3.       Vaststaande feiten en omstandigheden

3.1.      Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de  volgende feiten en omstandigheden.

3.2.      In een tegen klager aangespannen tuchtrechtelijke procedure heeft hij zijn

rechtsbijstandverzekeraar (F.) toestemming gegeven een tandartsadviseur naar de zaak te laten kijken. Die zaak betrof in essentie de vraag of het spoelen van het wortelkanaal met natriumhypochloriet een aan de tandarts voorbehouden (deel)handeling is dan wel dat hij die  handeling mag overlaten aan een in zijn praktijk werkzame mondhygiëniste. De tandartsadviseur – de tandarts in de onderhavige procedure – heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling in voormelde tuchtrechtelijke procedure een bijdrage gepubliceerd in het blad E. waarin hij voornoemde vraag – zonder namen te noemen – uiteenzet. Onder de kop “Deemoedig” schrijft hij: “Concluderend legt de tandheelkundig adviseur de rechtsbijstandjurist uit dat het in feite niet  uitmaakt of er sprake is van een voorbehouden, dan wel een niet-voorbehouden handeling: de mondhygiëniste is sowieso onbekwaam om de handeling te verrichten. De tandarts kan in  dat geval de handeling niet door haar laten uitvoeren. Door dat wel te doen, heeft hij gehandeld in strijd met de zorg die hij als goed beroepsbeoefenaar behoort te betrachten ten opzichte van de patiënt. De tandheelkundig adviseur raadt aan om de juridische strategie met een discussie over al dan niet voorbehouden behandeling te verlaten. Hij adviseert de jurist om de tandarts ertoe te bewegen een deemoedige houding bij het tuchtcollege aan te nemen.

Voorts is het advies aan de tandarts om aan de tuchtrechter te laten weten dat hij heeft  ingezien dat hij onderdelen van een wortelkanaalbehandeling niet aan een mondhygiëniste  kan overlaten. Misschien dat de tuchtrechter dan volstaat met het gegrond verklaren van de  klacht zonder een tuchtmaatregel op te leggen”.

Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager in die zaak een waarschuwing opgelegd. Die

uitspraak is door het Centraal Tuchtcollege vernietigd.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

Procedure

4.1.          Klager bestrijdt in beroep het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat hij niet in de klacht kan worden ontvangen. Volgens klager draagt het tuchtrecht direct bij aan de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg door te waken over de uitvoering van de feitelijke zorg. De tandarts heeft volgens hem willens en wetens getracht dit proces te verstoren door de zaak voorafgaand aan de tuchtrechtelijke procedure uitgebreid en herkenbaar in de vakliteratuur uit te meten en daarmee de goede uitoefening van het tuchtproces en dus de uitoefening van de individuele gezondheidszorg aangetast. Klager stelt voorts nog dat de tandarts, via de rechtsbijstandverzekeraar, in zijn opdracht heeft gehandeld; voor het advies was immers zijn toestemming vereist. Daarnaast beticht hij de tandarts van (opzettelijk) ernstig oncollegiaal gedrag.

4.2.          De tandarts heeft het beroep van klager gemotiveerd bestreden. Hij stelt vooral dat de publicatie niet in verband staat met enig handelen in de individuele gezondheidszorg alsook dat hij niet in opdracht van klager heeft gehandeld. Hij geeft toe dat het – achteraf gezien – onverstandig is geweest om het artikel te publiceren voordat het Regionaal Tuchtcollege ter zake een beslissing had geformuleerd. Bij selectieve lezing zou de schijn kunnen ontstaan dat hij getracht heeft in een lopende tuchtzaak te interveniëren. Zorgvuldige lezing leert echter dat hij zich niet rechtstreeks tot de tuchtrechter wendt maar slechts een mogelijke afloop van een tuchtzaak schetst. Dat de beroepsgenoten in de tuchtcolleges zeer wel in staat zijn om eigenstandig een zaak te beoordelen, is bij hem aan geen enkele twijfel onderhevig.

Beoordeling

4.3.          Het Centraal Tuchtcollege is, met klager, van oordeel dat het tuchtrecht mede dient  als waarborg voor een zorgvuldige uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Dat impliceert dat ook een goede en onafhankelijke tuchtrechtspraak een door artikel 47 lid 1 sub b van de Wet BIG beschermd belang vormt.

4.4.          Het publiceren over een bij een tuchtcollege lopende zaak door een tandarts die als adviseur rechtstreeks bij die zaak is betrokken, op een zodanige wijze dat duidelijk is dat het artikel die lopende zaak betreft, schept het risico dat het tuchtcollege door die publicatie wordt beïnvloed. Daarmee kan de onafhankelijkheid van het tuchtrecht in het geding komen, althans kan de schijn worden gewekt dat zulks het geval is, zodat klager in die zin ontvankelijk is in zijn klacht.

4.5.          Anders dan klager, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de tandarts niet in opdracht van klager heeft gehandeld maar in opdracht van diens rechtsbijstandverzekeraar. Partijen beogen met hun discussie dienaangaande kennelijk (mede) aan de orde te stellen of klager als belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 onder a van de Wet BIG kan worden aangemerkt. Nog daargelaten dat klager betrokken was in de procedure/rechtsvraag waarover de publicatie handelde en over wiens handelen de rechtsbijstandverzekeraar advies vroeg aan de tandarts, kan ook een collega als belanghebbende in de zin van voormelde bepaling worden beschouwd, met name in geval van oncollegiaal gedrag dat van invloed is (of kan zijn) op de individuele gezondheidszorg (en de daaraan gerelateerde onafhankelijke tuchtrechtspraak). Klager is dus ook in dat opzicht ontvankelijk in zijn klacht.

4.6.          Het voorgaande betekent dat het Centraal Tuchtcollege klager ontvankelijk zal

verklaren in zijn klacht en een nieuwe mondelinge behandeling van zijn beroep zal plannen teneinde de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.7.      Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal publicatie van deze beslissing worden bepaald.”

4.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals door het Centraal Tuchtcollege vermeld in zijn hierboven weergegeven beslissing.

5.         Inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep

5.1.          Ten aanzien van de standpunten die beide partijen in hoger beroep hebben

ingenomen, verwijst het Centraal Tuchtcollege naar overwegingen 4.1. en 4.2. van zijn hierboven weergegeven beslissing.

5.2.      Op basis van de in het geding gebrachte stukken alsmede op basis van het verhandelde ter openbare terechtzitting is het Centraal Tuchtcollege niet gebleken dat het door verweerder geschreven artikel dat gepubliceerd is in het tijdschrift E. enige invloed heeft gehad op de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Derhalve kan verweerder geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 sub b Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

5.3.          Op grond van het voorgaande is de klacht ongegrond en zal het beroep in zoverre worden verworpen.

 6.        Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart de klacht ongegrond en verwerpt het beroep in zoverre.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en mr. M. Wigleven, leden-juristen en drs. M. Fokke en prof. dr. A. Vissink, leden- beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 maart 2014.                      Voorzitter   w.g.                     Secretaris w.g.