ECLI:NL:TGZCTG:2013:60 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.367
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2013:60 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-08-2013 |
Datum publicatie: | 13-08-2013 |
Zaaknummer(s): | c2012.367 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht, eerder ingetrokken tijdens mondeling verhoor in vooronderzoek, wordt opnieuw ingediend. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat klager geen redelijk belang heeft om zijn klacht opnieuw ter beoordeling aan het tuchtcollege voor te leggen en verklaart klager niet-ontvankelijk. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt eveneens dat klager in deze procedure niet kan terugkomen op de intrekking van zijn klacht en verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2012.367 van:
A., verblijvende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. E.E. Dirks, advocaat te Amsterdam,
tegen
C., plastisch chirurg, werkzaam te B., verweerder in beide instanties gemachtigde: mr O.L. Nunes.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 30 augustus 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 1 mei 2012, onder nummer 11/324 heeft dat College klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 23 april 2013, waar klager en de arts zijn verschenen, beiden bijgestaan door hun gemachtigde. Mr Dirks heeft een pleitnota overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Klager is op 13 januari 2003 door de dienstdoende arts-assistent voor het eerst gezien op de polikliniek plastische chirurgie van het D. te B.. Klager had persisterende pijn in de linkertepel na een gynaecomastie operatie in 1995, een re-operatie in 1996 en een tepelcorrectie in 1998. De arts-assistent heeft verweerder geraadpleegd die klager heeft beoordeeld en de operatie-indicatie heeft geaccordeerd.
2.2 De operatie – ingetrokken tepel links bij status na gynaecomastie - is op
24 juli 2003 door een collega van verweerder uitgevoerd. Na post-operatieve controles tot en met 22 augustus 2003 is klager uit controle ontslagen.
2.3. Op 6 november 2008 kwam klager terug bij verweerder, waarbij hij opgaf altijd pijn te voelen, met name op de thorax en rondom de tepel. Na overleg met de behandelend psychiater van klager heeft verweerder tijdens het consult van
17 november 2008 aan klager laten weten dat geen indicatie bestond voor een ingreep op plastisch chirurgisch gebied.
3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in zijn zorgplicht ten opzichte van klager is tekortgeschoten.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft primair betoogd dat klager niet-ontvankelijk is in de klacht. Subsidiair heeft verweerder de klacht inhoudelijk bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1 Klager heeft, blijkens de onweersproken stellingen van verweerder, over deze zaak eerder klachten en verzoeken tot onderzoek ingediend. Een klacht van klager bij de klachtencommissie van het D. is bij brief van 5 november 2009 ongegrond verklaard. IGZ heeft bij brief van 4 juni 2010 meegedeeld geen aanleiding te zien tot onderzoek van de klacht. Een vervolgens op 29 juli 2010 bij dit college ingediende klacht is na afloop van het mondeling verhoor in het vooronderzoek ingetrokken. Ook een daarna opnieuw ingediende klacht bij genoemde klachtencommissie heeft klager blijkens een mededeling van verweerder ingetrokken. Daarna volgde de onderhavige, op 30 augustus 2011 ingediende klacht. Aan deze gang van zaken verbindt verweerder de conclusie dat klager in zijn voorliggende niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daar is reden voor, volgens verweerder, omdat tijdens bedoeld mondeling verhoor een schikking met klager is tot stand gekomen op voorwaarden waaraan verweerder ten volle heeft voldaan.
5.2 De hiervoor geschetste gang van zaken heeft klager tijdens het mondeling verhoor in het vooronderzoek in de onderhavige zaak niet gemotiveerd weersproken. Het overgelegde proces-verbaal van het verhoor van 13 januari 2011 maakt duidelijk dat de klacht is ingetrokken, nadat verweerder had toegezegd een afspraak met klager te zullen maken om te kijken of hij klager nog ergens mee kan helpen, bijvoorbeeld door hem te verwijzen naar een andere afdeling van het ziekenhuis. In dit verband is opgemerkt dat klager moest beseffen dat verweerder hem dus chirurgisch niet kon helpen. Nu er aldus vanuit gegaan moet worden dat deze afspraak volledig is uitgevoerd, moet worden geoordeeld dat klager geen redelijk belang heeft om zijn klacht opnieuw ter beoordeling van het tuchtcollege te leggen. Met begrip voor de door klager ervaren nood en zijn lijden vanwege zijn aanhoudende klacht kan zijn opnieuw ingediende klacht niet anders worden beschouwd dan als misbruik van recht. De conclusie is dan ook dat een niet-ontvankelijk verklaring moet volgen. Een inhoudelijke beoordeling van de klacht wordt dus achterwege gelaten.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt neer op een herhaling van de stellingen die hij in eerste aanleg heeft geuit. Klager concludeert tot vernietiging van de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege op de grond dat hij in zijn klacht had moeten worden ontvangen, alsmede tot een inhoudelijke beoordeling en gegrondverklaring van zijn klacht door het Centraal Tuchtcollege.
4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 Inzake de ontvankelijkheid van klager in zijn klacht van 30 augustus 2011 overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt.
Het Regionaal Tuchtcollege heeft in zijn beslissing van 15 februari 2011 de behandeling van de door klager toentertijd ingediende klacht gestaakt omdat klager deze tijdens het mondeling vooronderzoek had ingetrokken.
Klager betoogt dat hetgeen is weergegeven in het proces-verbaal van het op
13 januari 2011 gehouden mondelinge vooronderzoek waarin de door klager ingediende klacht van 29 juli 2010 werd besproken – niet (helemaal) juist is. Klager stelt tijdens dit vooronderzoek te hebben aangegeven dat hij een hersteloperatie wilde of een doorverwijzing naar een andere afdeling voor een second opinion en dat dit het enige was waarover klager met de arts wenste te praten.
Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat klager geen beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege van 15 februari 2011 en dat deze beslissing onherroepelijk is. Derhalve moet ervan worden uitgegaan dat klager zijn klacht heeft ingetrokken omdat hij het aanbod van de arts - die uitdrukkelijk had aangegeven klager niet chirurgisch te kunnen helpen - met klager te bekijken of hij klager ergens mee kon helpen, bijvoorbeeld door hem te verwijzen naar een andere afdeling van het ziekenhuis, zonder voorbehoud heeft aanvaard. In hetgeen van de zijde van klager in het onderhavige geding is aangevoerd, kan geen grond worden gevonden van dit uitgangspunt af te wijken in de door klager gewenste zin.
4.4 Met het Regionaal Tuchtcollege is ook het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat klager in deze procedure niet kan terugkomen op de intrekking van zijn klacht. Klager had, indien hij – anders dan zijn beslissing van 15 februari 2011 – van oordeel was dat genoemde intrekking niet onvoorwaardelijk was, beroep kunnen instellen tegen die beslissing. In die beslissing staat dat de arts als voorwaarde voor het gesprek had gesteld dat klager zou aanvaarden dat de arts hem chirurgisch niet kon helpen.
4.5 De voorgaande overwegingen leiden tot het oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege klager terecht niet-ontvankelijk in de klacht heeft verklaard en dat het hoger beroep van klager moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. H.C. Cusell en
mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en drs. R.E.F. Huijgen en
drs. M.A.P.E. Bulder-Van Beers, leden-beroepsgenoten en mr. M.W. van Beek, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 augustus 2013.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.