ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG0884 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.015

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG0884
Datum uitspraak: 25-01-2011
Datum publicatie: 28-01-2011
Zaaknummer(s): C2010.015
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.015 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

                                               C., arts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

                                               gemachtigde: mr. M. Haentjens.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna te noemen klager - heeft op 5 maart 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te           Eindhoven tegen C. - hierna te noemen de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 23 november 2009, onder nummer 0939 heeft dat College de klacht afgewezen.

            Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

            De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal      Tuchtcollege van 30 november 2010. Klager is niet verschenen. De arts is verschenen,       bijgestaan door mr. M. Haentjens.  

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft voor zover in hoger beroep van belang aan zijn         voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

            “2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 3 april 2008 heeft verweerder klager en diens echtgenote gesproken in verband met een professionele herbeoordeling van diens recht op een WAO-uitkering. Aansluitend hieraan heeft verweerder met toestemming van klager overleg gehad met de behandelaar. Verweerder en de behandelaar concludeerden dat er een impasse was in de behandeling. Verweerder heeft op 3 april 2008 aangeven het arbeidsonge-schiktheidpercentage te handhaven en voor medio juli 2008 een volgend herbeoor-delinggesprek te plannen.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Tijdens een herbeoordelinggesprek heeft verweerder zich ten opzichte van klager misdragen doordat hij klager

- onheus en onbeschoft heeft bejegend

- heeft beschadigd door onzorgvuldig handelen

- opzettelijk onevenredig onder druk heeft gezet

- de belastbaarheid van klager opzettelijk heeft overschreden

- jegens klager zeer onprofessioneel en onzorgvuldig heeft gehandeld.

Verweerder voldoet voorts als verzekeringsarts niet aan de eisen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder verweert zich gemotiveerd. Het college zal hierna, voor zover nodig, op dit verweer ingaan.

5. De overwegingen van het college

De bejegening en de gang van zaken tijdens het herbeoordelinggesprek waaronder de opzettelijke ernstige overschrijding van de belastbaarheid door te spreken over managers:

De lezingen van klager en zijn echtgenote enerzijds en verweerder anderzijds over de gang van zaken tijdens het herbeoordelingproces lopen zeer uiteen.

In gevallen waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Daarbij is van belang dat de lezing van klager niet wordt gestaafd door het medisch dossier.

Dat berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Het bovenstaande houdt in dat de klachten in zoverre ongegrond worden bevonden. Het college tekent hierbij nog aan dat een enkele (en vervolgens herstelde) vergissing zoals door klager gesteld nog geen grond oplevert voor een tuchtrechtelijke veroordeling.

Het niet handelen volgens professionele eisen:

Voor zover de feiten zijn komen vast te staan, is van enig handelen in strijd met de voor verweerder als verzekeringsarts geldende professionele normen niet gebleken.

Op grond van het bovenstaande is het college van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal College uit van de feiten             zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2 De    feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            4.1  Klager beoogt met zijn beroep de oorspronkelijke klacht in volle omvang ter        beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. Na uitwisseling van          beroep- en verweerschrift heeft hij ter onderbouwing van zijn klacht in hoger beroep            nog een uitgetypt verslag ingediend van (delen van) het gesprek dat de arts op

            3 april 2008 met hem en zijn vrouw heeft gevoerd. Dat gesprek is door hen     opgenomen op een voice recorder zonder medeweten of toestemming van de arts. Uit      het gespreksverslag zou onmiskenbaar blijken dat de arts zich jegens klager onheus en          onprofessioneel heeft gedragen.

            4.2  De arts heeft zich verzet tegen het in een zo late fase van de procedure inbrengen             van nieuw bewijsmateriaal en heeft overigens gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

            4.3  Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het gespreksverslag niet als bewijsmiddel voor de stellingen van klager kan worden toegelaten, nu het gesprek tussen arts en patient (in dit geval: verzekeringsarts en verzekerde) is opgenomen      zonder medeweten van de arts, het gespreksverslag geen integrale weergave van het   gesprek bevat maar een door klager gemaakte selectie en klager ook overigens in strijd met een goede procesorde heeft gehandeld door dit verslag pas in het allerlaatste     stadium van de procedure in het geding te brengen. Alleen onder zeer bijzondere             omstandigheden kan een dergelijke geluidsopname (of het uitgetypt verslag ervan)       een rol spelen in een tuchtrechtelijke procedure; van die omstandigheden is hier       echter niet gebleken.

            4.4  Het Centraal Tuchtcollege tekent hier overigens bij aan dat uit het             gespreksverslag geenszins blijkt dat de arts zich tegenover klager heeft misdragen. Ook wanneer het wel in aanmerking zou worden genomen, zou daarmee nog niet       komen vast te staan dat met de gewraakte bejegening een tuchtrechtelijke norm          geschonden is.

            4.5  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep wordt verworpen. Om        redenen aan het algemeen belang ontleend is er aanleiding om deze beslissing ter publicatie aan te bieden.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep;

                                               bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG                                                zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en                                            zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheids-                                               recht en het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekerings-                                                 geneeskunde met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter,

prof.mr. J.K.M. Gevers, en mr. C.H.M. van Altena, leden-juristen en mr.drs. W.A. Faas en mr.drs. M.J. Kelder, leden-beroepsgenoten en mr. F.C. Burgers, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2011, door mr. A.H.A. Scholten, in tegenwoordigheid van de secretaris.  

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.