ECLI:NL:TGDKG:2020:46 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/659114 DW RK 18/641

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:46
Datum uitspraak: 06-03-2020
Datum publicatie: 06-08-2020
Zaaknummer(s): C/13/659114 DW RK 18/641
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Van de gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven mbt bij hem in behandeling zijnde incasso binnen redelijke termijn beantwoord. De gerechtsdeurwaarder heeft ten onrechte geen inzicht gegeven in de betaalde rente. De gerechtsdeurwaarder heeft niet gereageerd op een deel van de e-mails die klaagster heeft gestuurd. De maatregel van berisping wordt opgelegd met een veroordeling in de proceskosten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 maart 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/659114 / DW RK 18/641 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klaagster,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 18 december 2018, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 25 maart 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 januari 2020 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 maart 2020.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-        De gerechtsdeurwaarder is belast met de inning van de restantvordering na verkoop van de woning van klaagster;

-        Bij brieven van 24 november 2017 en 6 december 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster aangeschreven in verband met de openstaande vordering;

-        Bij exploot van 8 februari 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder de notariële hypotheekakte betekend aan klaagster;

-        Bij exploot van 7 mei 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder derdenbeslag gelegd ten laste van klaagster;

-        Tussen 2 februari 2018 en 20 november 2018 hebben klaagster en de gerechtsdeurwaarder gecorrespondeerd over een betalingsvoorstel tegen finale kwijting, het opvragen van gegevens en de beslagvrije voet.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder het volgende.

a. Klaagster begrijpt niet dat zij executiekosten is verschuldigd nu de executie plaatsvindt op grond van de hypotheekakte. Daarnaast heeft zij geen specificatie ontvangen van de executiekosten.

b. Klaagster heeft van de gerechtsdeurwaarder geen inzicht gekregen hoeveel rente er is betaald, hoewel hier specifiek om is verzocht.

c. Klaagster heeft van het UWV vernomen dat de gerechtsdeurwaarder geen informatie heeft opgevraagd. Dit terwijl de gerechtsdeurwaarder zich op van het UWV verkregen informatie beroept.

d. De gerechtsdeurwaarder heeft geen openheid gegeven of [..] haar dossier heeft verkocht aan de gerechtsdeurwaarder.

e. De voorstellen voor betaling tegen finale kwijting die zijn gedaan zijn niet voorgelegd aan [..].

f. De gerechtsdeurwaarder beantwoordt klaagsters e-mails niet en houdt haar aan het lijntje. Zo heeft de gerechtsdeurwaarder de door klaagster in december 2019 verzonden e-mails niet beantwoord, ook niet na een rappel in januari 2020.

g. Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is telefonisch nooit bereikbaar.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 De kamer overweegt ten aanzien van klachtonderdeel a. het volgende. Ook wanneer de executie plaatsvindt op grond van een notariële akte worden er kosten gemaakt zoals onder meer de betekening van de akte, het leggen van beslag en de betekening van het beslag. Uit het verweerschrift blijkt dat de gemachtigde van klaagster op 20 november 2018 om een specificatie van de executiekosten heeft gevraagd. Op dit verzoek is pas gereageerd in het verweerschrift van 25 maart 2019. Naar het oordeel van de Kamer mag van de gerechtsdeurwaarder worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Dit onderdeel van de klacht is daarom terecht voorgesteld.

4.3 De kamer overweegt ten aanzien van klachtonderdeel b. dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte aan klaagster geen overzicht heeft gegeven van de door haar betaalde rente. Niet gebleken is dat het onmogelijk is een specificatie te verstrekken zoals door de gerechtsdeurwaarder ter zitting aanvankelijk is betoogd. Ook dit onderdeel van de klacht is terecht voorgesteld.

4.4 De kamer overweegt ten aanzien van klachtonderdeel c. dat de gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat informatie omtrent een uitkering van het UWV elektronisch wordt opgevraagd via een ICT netwerkplatform van de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders (SNG) middels een zogenaamd elektronisch verzoek om informatie (e-voi). De kamer gaat er van uit dat de gerechtsdeurwaarder zoals te doen gebruikelijk via dit platform informatie heeft opgevraagd. De enkele omstandigheid dat een medewerker van het UWV aan klaagster heeft verklaard dat zij niet heeft gezien dat er informatie is opgevraagd door de gerechtsdeurwaarder maakt niet dat eraan getwijfeld moet worden of hij een e-voi heeft genomen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

4.5 De kamer overweegt ten aanzien van klachtonderdeel d. dat er geen aanwijzing bestaat dat [..] klaagsters dossier aan de gerechtsdeurwaarder heeft verkocht. Onduidelijk is waar klaagster haar vermoeden op heeft gebaseerd, nu zij dit niet nader heeft geadstrueerd. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

4.6 De kamer overweegt ten aanzien van klachtonderdeel e. dat gebleken is dat het voorstel eenmaal is voorgelegd aan de opdrachtgever. Deze heeft verzocht meer informatie aan te leveren. De gerechtsdeurwaarder heeft meerdere malen aangegeven dat een voorstel finale kwijting onderbouwd dient te worden met bewijsmiddelen voordat dit voorstel (opnieuw) aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder voorgelegd wordt. Het staat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder vrij niet akkoord te gaan met betalingsvoorstellen die klaagster doet en hij mag ook voorwaarden stellen aan de totstandkoming van een betalingsvoorstel. Indien klaagster ervoor kiest hier niet in mee te gaan, al dan niet door geen gevolg te geven aan verzoeken om aanvullende stukken, komt dat voor haar eigen risico, en kan dat de gerechtsdeurwaarder niet worden tegengeworpen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

4.7 De kamer overweegt in klachtonderdeel f. het volgende. De gerechtsdeurwaarder heeft vele e-mail berichten van de zijde van klaagster tijdig en inhoudelijk beantwoord. De stelling dat klaagster aan het lijntje wordt gehouden wordt door de kamer daarom niet gevolgd. Wel heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting erkend dat er niet is gereageerd op e-mails die klaagster in december 2019 en januari 2020 aan de gerechtsdeurwaarder heeft gestuurd. Daarnaast is gebleken dat een e-mail van de gemachtigde van klaagster van 20 november 2018 ten onrechte niet aan het dossier gekoppeld is en daarom pas is beantwoord op 25 maart 2019 zoals onder 4.2 is overwogen. De kamer oordeelt daarom dat dit klachtonderdeel gegrond is.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel g. overweegt de kamer als volgt. De enkele niet nader door klaagster onderbouwde stelling is onvoldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Klaagster volstaat met algemeenheden zonder nadere toelichting of onderbouwing. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

4.9 De kamer verklaart klachtonderdelen a., b. en f. gegrond en ziet aanleiding de  gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opleggen.

4.10 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klaagster worden die begroot op het forfaitaire bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

4.11 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht vergoedt.

4.12 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:              

-      verklaart de klachtonderdelen a. b. en f. gegrond;

-      verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;

-      legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-      veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te begroten op € 50,-;

-      veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;

-      bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.N. Reijn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.