ECLI:NL:TGDKG:2019:84 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/643942 / DW RK 18/108

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:84
Datum uitspraak: 09-07-2019
Datum publicatie: 10-07-2019
Zaaknummer(s): C/13/643942 / DW RK 18/108
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager heeft meermalen om betekeningsexploten verzocht, de klacht ziet ook op het ontbreken van betekeningsexploten, maar ten aanzien van de gelegde bankbeslagen zijn deze pas na de zitting overgelegd, nadat de voorzitter van de kamer de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders hiertoe alsnog in de gelegenheid heeft gesteld. Klacht gegrond. Gerechtsdeurwaarder sub 2 wordt de maatregel van geldboete opgelegd en veroordeeld in proceskosten en vergoeden griffierecht.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 9 juli 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/643942 / DW RK 18/108 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ] ,

gevestigd te [ ],

klager,

tegen:

1. [ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

2. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagden,

gemachtigde: mr. [ ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 26 februari 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 23 maart 2018, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 mei 2019 alwaar klager met zijn echtgenote en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 9 juli 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 25 september 2017 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Op 23 oktober 2017 is het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 31 oktober 2017 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V. ten laste van klager. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft het gelegde beslag bij exploot van 7 november 2017 aan klager betekend.

-           Op 10 januari 2018 is klager in de gelegenheid gesteld om het restant van het verschuldigde bedrag te voldoen. Hierop heeft klager bij brief van 17 januari 2018 gereageerd, waarop over een weer per e-mail is gecorrespondeerd.

-           Op 9 februari 2018 is opnieuw executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V. ten laste van klager. Het beslag is bij exploot van 15 februari 2018 aan klager betekend.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat hij geen betekening heeft ontvangen en hij de kosten die daarop gebaseerd zijn betwist.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 De klacht is gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1. Op grond van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dienen klachten die zijn gericht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder te worden afgehandeld als zijnde tegen hem gericht. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft in het verweerschrift aangevoerd dat hij verantwoordelijk is voor het dossier van klager. De in de aanhef van deze beslissing genoemde gerechtsdeurwaarders worden daarom als beklaagden aangemerkt. Het verweerschrift zal worden beschouwd als zijnde afkomstig van beide genoemde gerechtsdeurwaarders. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.3 De kamer overweegt dat het vonnis van 25 september 2017 volgens het bij de klacht overgelegde exploot op 23 oktober 2017 aan klager is betekend op de in artikel 47 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde wijze door achterlating van het exploot in een gesloten envelop op het adres van klager. Een exploot van een gerechtsdeurwaarder is een authentieke akte in de zin van artikel 156 lid 2 Rv. Op grond van het bepaalde in artikel 157 lid 1 Rv levert een zodanige akte dwingend bewijs op van de daarin gerelateerde verrichtingen van de gerechtsdeurwaarder. Het moet er daarom voor worden gehouden dat het vonnis op

23 oktober 2017 aan klager is betekend, tenzij klager tegenbewijs levert. Dat heeft hij niet gedaan. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.4 Ten aanzien van de stelling van klager dat de bankbeslagen van 31 oktober 2017 en 9 februari 2018 niet aan hem zijn betekend heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 in het verweerschrift en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders ter zitting gesteld dat de twee gelegde bankbeslagen aan klager zijn betekend, echter zonder overlegging van een kopie van de betekeningsexploten. Uit de overgelegde producties blijkt dat klager meermalen heeft verzocht om bewijsstukken dat het vonnis van 25 september 2017 alsmede het bankbeslag van 31 oktober 2017 aan hem zijn betekend. De gerechtsdeurwaarders hebben bij e-mails van 22 en 30 januari 2018 een kopie van het vonnis van 25 september 2017 alsmede het exploot van de betekening ervan overgelegd. In de brieven van klager van 17 en 25 januari 2018 is echter tevens opgenomen dat er zonder enige aankondiging beslag op zijn bankrekening is gelegd en dat hij daar recent pas achter is gekomen. Klager heeft zijn stelling bij e-mails van

29 januari 2018, 8 en 15 februari 2018 herhaald en aangegeven dat hij bereid is de proceskosten te voldoen, maar alle overige kosten betwist. Hoewel klager niet expliciet om een kopie van de betekening van het gelegde bankbeslag heeft verzocht, kan uit de e-mails van klager worden afgeleid dat hij niet alleen de betekening van het vonnis betwist maar tevens de betekening van het bankbeslag. Ten tijde van de klacht was inmiddels wederom beslag op de bankrekening van klager gelegd, waarvan klager in zijn klacht stelt hiervan ook niet op de hoogte te zijn gebracht. Nu de betekeningsexploten van de gelegde bankbeslagen niet in het verweerschrift en evenmin ter zitting zijn overgelegd, is de klacht terecht voorgesteld.

4.5 De kamer meent dat de maatregel van een geldboete passend is, nu klager meermalen om betekeningsexploten heeft verzocht, de klacht ook ziet op het ontbreken van betekeningsexploten, maar dat deze ten aanzien van de gelegde bankbeslagen pas na de zitting zijn overgelegd, nadat de voorzitter van de kamer de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders hiertoe alsnog in de gelegenheid heeft gesteld. Dat uit de overgelegde exploten blijkt dat de gelegde bankbeslagen op de juiste wijze aan klager zijn betekend, te weten door achterlating van de exploten in een gesloten envelop op het adres van klager, maakt niet dat geen sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Nu gerechtsdeurwaarder sub 2 verantwoordelijk is voor het doen of nalaten van de bij hem werkzame medewerkers, de klacht ziet op het niet aantonen dat de gelegde bankbeslagen zijn betekend, zal de geldboete alleen aan gerechtsdeurwaarder sub 2 worden opgelegd. De vraag of de gerechtsdeurwaarder economisch voordeel heeft behaald bij zijn tuchtrechtelijk laakbaar handelen acht de kamer daarbij niet van doorslaggevend belang. Een geldboete kan immers ook uit puur punitieve redenen worden opgelegd teneinde het gedrag van de gerechtsdeurwaarder te corrigeren.

4.6 De kamer zal gerechtsdeurwaarder sub 2 op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op een forfaitair bedrag van € 50,--. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,--.

4.7 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart de klacht gegrond;

-           legt gerechtsdeurwaarder sub 2 voor het gegronde deel van de klacht een geldboete ter hoogte van € 1.000,-- op, waarbij de in artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalde termijn en de wijze waarop de boete moet worden voldaan door de kamer na het onherroepelijk worden van de beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder wordt medegedeeld;

-                      veroordeelt gerechtsdeurwaarder sub 2 in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,--;

-                      veroordeelt gerechtsdeurwaarder sub 2 in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,--, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;

-           bepaalt dat gerechtsdeurwaarder sub 2 aan klager het betaalde griffierecht ad € 50,-- vergoedt.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. D. Bode en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.