ECLI:NL:TGDKG:2019:57 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/627614 / DW RK 17/435

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:57
Datum uitspraak: 29-01-2019
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/627614 / DW RK 17/435
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Dat klager stelt verrast te zijn door de beslaglegging, omdat hij niet zou hebben geweten dat er een vordering lag kan niet worden gevolgd door de kamer.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 januari 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/627614 /

DW RK 17/435 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ] ,

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ] ,

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ] .

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen ingekomen op 21 april 2017, aangevuld op

2, 4, 8 mei en 1 juni 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 24 mei 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 december 2018 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 29 januari 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-        Klager en (diens ex-partner) mevrouw [   ] zijn bij vonnis van

17 maart 2010 hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een vordering van [    ].

-        In juni 2013 is het dossier aan [   ] (rechtsvoorganger van [   ]) overgedragen.

-        Op 25 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een sommatie tot betaling gestuurd, gericht aan het adres [   ] in [   ] .

-        Uit navraag Basisregistratie Personen bleek het adres van klager sinds

9 januari 2014 in onderzoek. Dit was op 29 oktober 2014 nog steeds het geval.

-        Bij e-mail van 8 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder, desgevraagd, een opgave van de vordering aan de advocaat van klager gezonden.

-        Bij (separate) e-mails van 10 november 2015 heeft klager de gerechtsdeurwaarder erop geattendeerd dat zijn ex-partner ook voor de helft betalingsplichtig zou zijn én dat hij toegelaten is tot het (minnelijke) schuldsaneringstraject.

-        Bij e-mail van 11 november 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de hoofdelijkheid van de toegewezen vordering.

-        Bij brief van 13 januari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een sommatie tot betaling gezonden, gericht aan het adres [   ] te [   ] .

-        Bij e-mailwisselingen tussen klager en de gerechtsdeurwaarder tussen

20 en 25 april 2017 is er onder meer gesproken over het versturen van een brief aan de werkgever van klager en of er al dan niet sprake zou zijn van toelating tot het PLANgroep schuldsaneringtraject (sinds april 2015).

-        Bij exploot van 2 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder derdenbeslag gelegd onder de werkgever van klager.

-        Bij e-mail van 8 mei 2017 heeft klager uitvoerig zijn situatie uitgelegd aan de gerechtsdeurwaarder, waarbij ook vragen worden gesteld met betrekking tot het gelegde derdenbeslag en gerefereerd aan een eerder verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet.

-        Bij e-mail van 9 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de e-mail van klager.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a)     er geen (enkele) communicatie is geweest vanuit de gerechtsdeurwaarder richting klager tot aan het moment van het (plotselinge) derdenbeslag onder de werkgever van klager;

b)     de gerechtsdeurwaarder een oud adres heeft gehanteerd;

c)     de gerechtsdeurwaarder nooit gereageerd heeft op het verzoek van PLANgroep om een opgave van de openstaande vordering, zodat de vordering meegenomen zou kunnen worden in het schuldsaneringstraject;

d)     de gerechtsdeurwaarder de verkeerde beslagvrije voet heeft gehanteerd;

e)     geen oog heeft voor situatie van klager.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 De in aanhef genoemde gerechts­deur­­waarder wordt als beklaagde aangemerkt, omdat hij verantwoordelijkheid draagt voor de behandeling van het dossier van klager. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen a. en b. overweegt de kamer als volgt. Klager heeft niet betwist dat zijn advocaat namens hem op 8 januari 2015 contact heeft gelegd met de gerechtsdeurwaarder en om een opgaaf van de vordering heeft gevraagd. Bovendien volgt uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties dat klager en de gerechtsdeurwaarder (in elk geval) op 10 en

11 november 2015 per e-mail contact met elkaar hebben gehad over de vordering. Onder deze omstandigheden kan klager niet volhouden dat hij tot aan de beslaglegging niets van de gerechtsdeurwaarder heeft vernomen. Het gegeven dat de gerechtsdeurwaarder tot aan het moment van de overbetekening van het beslag een oud adres van klager heeft gehanteerd, doet hier niets aan af.

4.4 Dat klager stelt verrast te zijn door de beslaglegging is, mede gelet op voorgenoemde omstandigheden, opmerkelijk. Klager wist immers dat er een openstaande vordering was bij de betreffende schuldeiser. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 10 november 2017 geprobeerd ervan te overtuigen dat hij maar de helft van de vordering zou hoeven te betalen. Ondanks die zienswijze heeft klager echter (nog) geen (deel)betaling(en) gedaan. En dat terwijl klager, zoals hij ter zitting bij herhaling heeft gezegd, met zijn overige schuldeisers wel (betalings-)regelingen heeft getroffen. Het verweer van klager dat hij (tot op de dag van vandaag) niet exact weet wat de vordering is, kan hem niet baten. Het was de verantwoordelijkheid van klager om – net als bij zijn overige schuldeisers – actief te achterhalen wat de openstaande vordering was.

4.5 Ten aanzien van het gelegde beslag overweegt de kamer aanvullend dat, indien klager het nalaat vrijwillig aan de inhoud van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel te voldoen, de gerechtsdeurwaarder als gevolg daarvan bevoegd is om beslag leggen. Klager staat op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen in voor de vordering. Het staat een beslaglegger op grond van artikel 435 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) vrij om beslag te laten leggen op alle vermogensobjecten van klager en de gerechtsdeurwaarder dient aan een opdracht daartoe in beginsel uitvoering te geven. Indien klager het hier niet mee eens is geeft art. 438 Rv een algemene regeling met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel. Op grond van deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie te worden voorgelegd aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigende weg.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer als volgt. De gerechts-deurwaarder heeft (ter zitting) verklaard dat de stelling van klager dat hij niet zou hebben gereageerd op het verzoek van PLANgroep, kant noch wal raakt. Een dergelijk verzoek zou er namelijk niet zijn geweest. Wel zou de gerechtsdeurwaarder telefonisch contact hebben gehad met PLANgroep naar aanleiding van de stelling van klager dat PLANgroep zijn zaken behartigde. In dat telefoongesprek (van mei 2015) zou PLANgroep aan de gerechtsdeurwaarder hebben verklaard geen enkele schuldeiser van klager te hebben aangeschreven en dat er geen sprake zou zijn van een akkoord met schuldeisers. PLANgroep zou, naar eigen zeggen, in het geheel niet meer betrokken zijn geweest bij deze kwestie. Daarvan heeft klager aangevoerd dat het schuldsaneringstraject onder supervisie van PLANgroep staat, zonder dat zij daar een directe inmenging in heeft. PLANgroep zou klager capabel genoeg achten zelf zijn contacten te leggen met schuldeisers en dit heeft klager dan ook (zelf) gedaan. Deze uitleg over de vorm van het schuldsaneringstraject staat echter haaks op de klacht van klager dat de gerechtsdeurwaarder niet zou hebben gereageerd op het verzoek van PLANgroep. Een dergelijk verzoek – als daar al sprake van is geweest – zou onder die omstandigheden niet van PLANgroep zijn gekomen, maar van klager zelf. Hoewel niet is vast te stellen dat dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden tussen de gerechtsdeurwaarder en PLANgroep, had het op de weg van klager gelegen – gelet op zijn volharding op dit klachtonderdeel – zijn stelling kracht bij te zetten met bevestigend bewijs(-materiaal). Klager heeft in aanloop naar de onderhavige zitting immers op voorhand kennis kunnen nemen van het standpunt van de gerechtsdeurwaarder. Een regeling komt alleen tot stand met toestemming van de schuldeiser, dit kan de gerechtsdeurwaarder niet worden tegengeworpen.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdelen d. en e. overweegt de kamer als volgt. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder de verkeerde beslagvrije voet heeft toegepast, dan wel onvoldoende rekening heeft gehouden met de situatie van klager bij het vaststellen van de beslagvrije voet. Hierdoor zou een veel te hoog bedrag zijn ingehouden op zijn vakantiegeld. Indien die stelling al juist zou zijn, heeft dat niet direct ten gevolge dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Bijzondere omstandigheden die dat anders zouden kunnen maken, zijn niet gesteld of gebleken. Dit is temeer aan de orde nu de gerechtsdeurwaarder is afgegaan op de op dat moment bij hem bekende informatie, die aanvankelijk geleid heeft tot een vaststelling op basis van een eenpersoonshuishouden. Anders dan klager van mening is toegedaan, is het niet aan de gerechtsdeurwaarder om te onderzoeken welke gezinssamenstelling van toepassing is bij de vaststelling van de beslagvrije voet. Het is aan klager om deze (en alle relevante) informatie daaromtrent aan te leveren. Nadat klager dit gedaan heeft is de beslagvrije voet aangepast en heeft de gerechtsdeurwaarder direct daarop (op 9 mei 2017) de herberekening aan de werkgever van klager doorgegeven. Indien de herberekening niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd voor klager, had klager zich moeten wenden tot de gewone rechter.

4.8 De gerechtsdeurwaarder heeft ten aanzien van de stelling dat er teveel aan vakantiegeld zou zijn ingehouden, ter zitting aangeboden uit te zoeken of dit het geval is geweest. De gerechtsdeurwaarder heeft echter benadrukt dat indien hiervan sprake zou zijn, hem dit niet aangerekend kan worden aangezien hij de werkgever van klager ruimschoots op de hoogte heeft gesteld van de herberekende beslagvrije voet.

4.9 Voor zover klager meent aanspraak te maken op schadevergoeding overweegt de kamer dat in een tuchtprocedure als deze – daargelaten of hier aanleiding voor zou bestaan – geen ruimte is voor een veroordeling tot betaling van een schadevergoeding.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. Ch.A. van Dijk en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.