ECLI:NL:TGDKG:2019:50 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/634051 DW RK 17/821

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:50
Datum uitspraak: 26-03-2019
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/634051 DW RK 17/821
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Terugwerkende kracht aanpassing beslagvrije voet. Klaagster heeft alle gegevens verstrekt. Nu de gerechtsdeurwaarder niet aannemelijk heeft gemaakt dat klaagster onvolledige of onjuiste informatie heeft verstrekt, had de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aangepast moeten worden tot de datum waarop de gerechtsdeurwaarder over die gegevens beschikte. Maatregel berisping opgelegd.

Beslissing van 26 maart 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/634051 / DW RK 17/821 ED/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klaagster,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..]

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 15 augustus 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 4 september 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 februari 2019 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 maart 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder heeft beslag gelegd op het inkomen van klaagster.
  • Dit beslag is op 10 april 2017 aan klaagster betekend.
  • Per e-mail van 3 mei 2017 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht de beslagvrije voet aan te passen. Klaagster schrijft dat ze in een eerder

toegezonden inkomstenformulier heeft aangegeven dat ze samenwonend is

met een partner zonder inkomsten. De gerechtsdeurwaarder heeft op 4 mei 2017 per brief gereageerd.

  • In een e-mail van 8 juni 2017 aan de gerechtsdeurwaarder heeft klaagster

gemeld dat zij nog geen reactie heeft ontvangen met betrekking tot de

vaststelling van de beslagvrije voet. Zij wenst het verschil met terugwerkende kracht te ontvangen.

  • Op 14 juni 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de werkgever van

klaagster verzocht de beslagvrije voet te wijzigen bij het door de

gerechtsdeurwaarder gelegde beslag ten laste van klaagster. De nieuwe

beslagvrije voet bedraagt € 1.664,19.

  • In een e-mail van 14 juni 2017 verzoekt klaagster de gerechtsdeurwaarder om

het verschil met terugwerkende kracht aan haar over te maken.

  • In een e-mail van 15 juni 2017 aan klaagster schrijft de gerechtsdeurwaarder:

“gezien het feit dat uw partner in de afgelopen maand(en) een inkomen had,

worden de gelden niet met terugwerkende kracht teruggestort.”

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat - dat hij weigert een

aangepaste beslagvrije voet met terugwerkende kracht toe te passen voor de maanden

mei en juni 2017 door het verschil met de aanvankelijk toegepaste beslagvrije voet

aan klaagster terug te storten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 De kamer overweegt dat tussen partijen vaststaat dat in april 2017 de

beslagvrije voet is bepaald op € 1.285,12 en dat deze op 14 juni 2017 is aangepast tot

een bedrag van € 1.664,19. Ter discussie staat of het tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat

de gerechtsdeurwaarder de ontvangen gelden in de maanden mei en juni 2017 boven

het bedrag van de opnieuw berekende beslagvrije voet, niet aan klaagster heeft

terugbetaald. Tussen partijen staat vast dat in deze periode (mei en juni 2017)

geldstortingen hebben plaatsgevonden op de rekening van klaagster. De

gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift gesteld dat aan het verzoek van

klaagster om gelden terug te storten geen gehoor is gegeven omdat klaagster eerst

gegevens dient te verstrekken over de herkomst van de gestorte bedragen. De

kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder meerdere informatieverzoeken heeft gedaan betreffende de herkomst van de bedragen en de spaarrekening van de partner van klaagster.  Klaagster heeft hierop in verschillende e-mails gereageerd dat haar partner geen inkomen heeft en dat de gestorte bedragen spaargeld van haar partner betreffen dat hij door de jaren heen heeft opgebouwd. Daarnaast heeft klaagster de door de gerechtsdeurwaarder verzochte bankafschriften en een overzicht van de spaarrekening aan de gerechtsdeurwaarder verstrekt. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder niet aan klaagster heeft uitgelegd hoe zij verder aan zijn verzoek kon voldoen. De gerechtsdeurwaarder heeft volstaan met de herhaling dat klaagster inzichtelijk dient te maken waar de gelden vandaan komen en dat hij vraagtekens heeft bij de stelling van klaagster dat haar partner geen inkomsten geniet. Nu de gerechtsdeurwaarder dit niet heeft onderbouwd of nader toegelicht is de stelling dat er gegevens zijn die niet door klaagster worden verstrekt niet aannemelijk gemaakt.

4.3 De kamer overweegt dat wanneer blijkt dat de beslagvrije voet niet juist is

vastgesteld door onbekendheid bij de gerechtsdeurwaarder met de benodigde gegevens, het uitgangspunt geldt dat de beslagvrije voet onverwijld en met terugwerkende kracht dient te worden aangepast, tenzij de onbekendheid met de benodigde gegevens te wijten is aan onjuiste of onvolledige inlichtingen van de zijde van de beslagene. De gerechtsdeurwaarder heeft de beslagvrije voet op verzoek van klaagster opnieuw

berekend en op 14 juni 2017 aan de werkgever van klaagster bekend gemaakt. Nu de

gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet niet met terugwerkende kracht heeft

toegepast treft hem een tuchtrechtelijk verwijt. Zoals in het voorgaande overwogen

heeft de gerechtsdeurwaarder niet aannemelijk gemaakt dat klaagster onjuiste of

onvolledige inlichtingen heeft verstrekt. De gerechtsdeurwaarder had tot onverwijlde aanpassing met terugwerkende kracht moeten overgaan. Dit leidt ertoe dat de klacht terecht is voorgesteld.

4.4 De kamer acht termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen. Bij het inzetten van een ingrijpend middel als beslaglegging op een periodieke uitkering en het vaststellen van de beslagvrije voet mag van de gerechtsdeurwaarder uiterste zorgvuldigheid worden verwacht. Die zorgvuldigheid is hier niet in acht genomen. De kamer vertrouwt erop dat indien klager alsnog het te veel afgedragen bedrag over de maanden mei en juni 2017 wenst te ontvangen, de gerechtsdeurwaarder hier gehoor aan zal geven.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht gegrond,

-      legt de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, mr. L. Voetelink en mr. J.N. Reijn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.