ECLI:NL:TGDKG:2019:44 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/636971 / DW RK 17/1028

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:44
Datum uitspraak: 07-05-2019
Datum publicatie: 08-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/636971 / DW RK 17/1028
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Gelet op de situatie van klaagster had de gerechtsdeurwaarder niet zonder meer beslag op haar bankrekening had mogen leggen. Gelet op de door de bewindvoerder verzonden bewijsstukken alsmede het getroffen bedrag uit het (tweede) bankbeslag, had de gerechtsdeurwaarder een beslagvrije voet moeten toepassen. Klacht gegrond, geldboete van € 500,-.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 mei 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/636971 / DW RK 17/1028 DB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

gemachtigde: [ ] (bewindvoerder namens [ ]),

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 12 oktober 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 7 november 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

26 maart 2019 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 7 mei 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij e-mail van 23 juni 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder op verzoek van [ ] een specificatie van de openstaande vordering van een opdrachtgever verzonden aan de bewindvoerder van klaagster.

-           Bj brief van 11 oktober 2016 heeft [ ] een overzicht van de (financiële) situatie van klaagster aan de gerechtsdeurwaarder verzonden met het verzoek akkoord te gaan met het gedane betalingsvoorstel.

-           Bij brief van 24 oktober 2016 heeft [ ] de gerechtsdeurwaarder bericht dat zij de schuldregelingsovereenkomst met klaagster hebben moeten beëindigen en dat een WSNP traject (nog) geen optie is.

-           Eind juli 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster bankbeslag gelegd onder de ING Bank N.V.

-           Op 28 augustus 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster bankbeslag gelegd onder de ABN AMRO Bank N.V.

-           Bij e-mail van 29 augustus 2017 heeft de bewindvoerder verzocht om de beslagvrije voet toe te passen en het saldo van de bankrekening van klaagster zo snel mogelijk vrij te geven. De bewindvoerder heeft zijn verzoek bij e-mail van 4 september 2017 herhaald. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij

e-mail van 5 september 2017 gereageerd.

-           Bij e-mail van 6 september 2017 heeft de bewindvoerder de  gerechtsdeurwaarder, met verwijzing naar zijn eerdere e-mail van

29 augustus 2017, toegelicht dat geen betaalafspraak mogelijk is en nadere stukken overgelegd om de beslagvrije voet te kunnen berekenen.

-           Bij e-mail van 6 september 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder de bewindvoerder medegedeeld dat hij € 620,96 vrij zal laten voor het beslag en dat € 72,37 onder het beslag valt.

-           Bij brief van 7 september 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder de bewindvoerder laten weten dat er een aanpassing van de beslagvrije voet heeft plaatsgevonden en hij € 590,41 zal restitueren,

-           Bij e-mail van 13 september 2017 heeft de bewindvoerder de gerechtsdeurwaarder gevraagd waarop de beslagvrije voet gebaseerd is en een berekening ervan. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij geen beslagvrije voet heeft bepaald, maar heeft besloten om het deel van het inkomen dat daags voor de beslaglegging is gestort buiten de werking van het beslag te laten en dat op die manier uitsluitend het surplus onderwerp is van het beslag.

-           Bij e-mail van 22 september 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder de bewindvoerder van klaagster op de hoogte gebracht van de hoogte van de vordering.

-           Bij e-mail van 12 oktober 2017 heeft de bewindvoerder de gerechtsdeurwaarder nogmaals laten weten dat geen regeling met hem kan worden getroffen voor de openstaande vordering.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat - dat deze op de hoogte is van haar financiële situatie, te weten een schuld van € 60.000,-. Tevens is de gerechtsdeurwaarder op de hoogte gesteld van het beschermingsbewind. De gerechtsdeurwaarder heeft de bewindvoerder nooit benaderd over de actuele stand van zaken. Na het eerste bankbeslag heeft de bewindvoerder uitvoering met de gerechtsdeurwaarder gesproken en aangegeven dat er geen middelen zijn. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder een maand later weer een bankbeslag gelegd. Op 29 augustus 2017 heeft de bewindvoerder direct verzocht rekening te houden met de beslagvrije voet alsmede de financiële situatie van klaagster. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens het deel van het inkomen, dat daags voor de beslaglegging is gestort, buiten de werking van het beslag gelaten en uitsluitend het surplus (€ 122,37) onder het beslag laten vallen. Door deze actie is de vordering niet verminderd, maar juist verhoogd. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn zorgplicht verzuimd en geen rekening gehouden met de financiële situatie van klaagster. Er is geen sprake van onwil maar van betalingsonmacht.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Uit de overgelegde producties kan worden afgeleid dat de gerechtsdeurwaarder voorafgaand het leggen van de bankbeslagen op de hoogte was van de financiële situatie van klaagster en van het feit dat zij een bewindvoerder had. De stukken van

[ ] zijn aan de gerechtsdeurwaarder gestuurd en daaraan voorafgaand heeft de bewindvoerder een specificatie van de vordering opgevraagd, die de gerechtsdeurwaarder ook aan de bewindvoerder heeft verstrekt.

4.3 Gelet op het bepaalde in art 8 van de Verordening KBvG Normen voor Kwaliteit (Staatscourant 31 maart 2010 nr. 4928), in samenhang met de best practices als opgenomen in artikel 8.2 van het Reglement Normen voor Kwaliteit, is de gerechtsdeurwaarder gehouden de kosten te beperken en integer op te treden.

De gerechtsdeurwaarder stelt dat de uitkering van klaagster was beëindigd en dat daarom bankbeslag is gelegd ter executie van de vordering. Ter zitting heeft de bewindvoerder meegedeeld dat de uitkering van klaagster niet is gestopt en dat de uitkering ook is getroffen door het bankbeslag.

Weliswaar kan de gerechtsdeurwaarder wettelijk gezien executiemaatregelen treffen, maar de kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder gelet op de situatie van klaagster niet zonder meer beslag op haar bankrekening had mogen leggen. Het had in dit geval op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om eerst bij de bewindvoerder na te vragen waarom er geen storting van het loonbeslag is gekomen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook met het leggen van de bankbeslagen gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 8 van de Verordening KBvG Normen voor Kwaliteit.

4.4 Ten aanzien van het verzoek van klaagster om toepassing van de beslagvrije voet heeft de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt gesteld dat hij geen beslagvrije voet heeft bepaald, maar dat hij met het oog op de ontvangen bankafschriften de jurisprudentie volgt en het deel van het inkomen dat daags voor de beslaglegging is gestort buiten de werking van het beslag laat en dat op die manier uitsluitend het surplus onderwerp is van het beslag. De kamer volgt de gerechtsdeurwaarder hierin niet. De wetgever heeft onder de huidige wetgeving aan een beslag onder een bank weliswaar geen beslagvrije voet verbonden, maar onder omstandigheden kan er sprake zijn van misbruik van recht indien met een dergelijk beslag het niet voor beslag vatbare deel van het inkomen wordt getroffen. Beslag op een bankrekening mag niet worden misbruikt om de regeling van de beslagvrije voet te omzeilen. Als een gerechtsdeurwaarder weet dat de betreffende bankrekening uitsluitend door een uitkering of loon wordt gevoed, terwijl de beslagene geen ander inkomen heeft, waaruit zijn primaire levensbehoeften kunnen worden voldaan, kan dit handelen tuchtrechtelijk laakbaar zijn. Gelet op de door de bewindvoerder verzonden bewijsstukken alsmede het getroffen bedrag uit het (tweede) bankbeslag, had de gerechtsdeurwaarder een beslagvrije voet moeten toepassen. De door de deurwaarder genoemde methodiek dat alleen het inkomen dat daags voor de beslaglegging is gestort buiten de werking van het beslag zou vallen heeft geen basis in de jurisprudentie, die als uitgangspunt heeft te waarborgen dat de beslagene de beschikking houdt over diens (volledige beslagvrije voet) en niet enkel op bedragen die kort voor beslaglegging zijn ontvangen.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De kamer acht het opleggen van na te melden maatregel passend en geboden.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder een geldboete ter hoogte van € 500,-- op, waarbij de in artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalde termijn en de wijze waarop de boete moet worden voldaan door de kamer na het onherroepelijk worden van de beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder wordt medegedeeld.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.A. van Dijk en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

7 mei 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.