ECLI:NL:TGDKG:2018:81 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/620744 / DW RK 1366.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:81
Datum uitspraak: 20-07-2018
Datum publicatie: 31-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/620744 / DW RK 1366.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De klacht betreft het verwijt dat de beslagvrije voet te laat is aangepast. De kamer overweegt dat de voor aanpassing benodigde stukken reeds op 10 december 2016 aan de gerechtsdeurwaarder waren toegezonden. Voor zover deze stukken onvoldoende waren, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen daar eerder om te vragen dan gedaan. Gelet op het grote belang bij aanpassing van de beslagvrije voet dient een en ander zo snel mogelijk te worden opgepakt. Wellicht waren gegronde redenen om dat pas op 19 december 2016 te doen, echter die zijn niet aangevoerd. De klacht wordt gegrond verklaard, maar er wordt geen maatregel opgelegd omdat kort die datum de beslagvrije voet is aangepast.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 juli 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/620744 / DW RK 1366.2016 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 19 december 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 27 december 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 8 juni 2018 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. De uitspraak is bepaald op 20 juli 2018.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een vonnis van 9 februari 2016 en een vonnis van 27 september 2016 ten laste van klaagster.

b)     De vonnissen zijn respectievelijk op 22 april 2016 en 4 november 2016 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

c)     Op 29 november 2016 is ten laste van klaagster executoriaal derdenbeslag gelegd op haar inkomen.

d)     Het proces-verbaal van het gelegde beslag is aan klaagster betekend. Aan dit proces-verbaal was een zogenaamd “modelformulier” gehecht.

e)     Bij e-mail van 10 december 2016 heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet. Klaagster heeft bij e-mail van 16 december 2016 gerappelleerd.

f)      Bij e-mail van 19 december 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht om nadere bewijsstukken over te leggen teneinde de beslagvrije voet te kunnen herberekenen.

g)     Op 23 december 2016 is de beslagvrije voet aangepast.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder het volgende. Klaagster heeft bij e-mail van 10 december 2016 aanpassing van de beslagvrije voet verzocht. Zij heeft daartoe een ingevuld formulier met bewijsstukken meegezonden. Op 12 en 16 december 2016 had zij nog geen reactie gehad en heeft zij de gerechtsdeurwaarder gerappelleerd. Op 19 december 2016 ontving klaagster het verzoek om een formulier in te vullen en bewijsstukken mee te sturen. Dat formulier en de stukken om de beslagvrije voet opnieuw te berekenen had klaagster op 10 december 2016 al toegezonden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is gericht tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder waarbij tevens de naam van een medewerker is genoemd. Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet kan een gerechtsdeurwaarderskantoor noch een medewerker als beklaagde worden aangemerkt. Bij een klacht ingediend tegen een kantoor geldt volgens vaste rechtspraak dat de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. De in aanhef van de beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder is als enige gerechtsdeurwaarder aan het kantoor verbonden en wordt als beklaagde aangemerkt. Onderzocht dient te worden of er gehandeld is in strijd met de tuchtrechtelijke norm als neergelegd in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 De wetgever heeft aan periodieke betalingen (waaronder uitkeringen als waarop beslag is gelegd) een beslagvrije voet verbonden, omdat de schuldenaar voor zijn levensonderhoud van deze betalingen afhankelijk kan zijn. De wetgever heeft met die regeling willen waarborgen dat de beslagene in staat blijft om tenminste nog de kosten van de primaire levensbehoeften te voldoen. De beslagene heeft dan ook een groot belang bij een tijdige en correcte vaststelling van de beslagvrije voet.

4.3 De beslagene heeft ook recht op onverwijlde aanpassing dan wel herberekening van de beslagvrije voet. Welke termijn tussen de datum van aanvraag herberekening en de datum waarop de beslagvrije voet wordt aangepast mag verstrijken, hangt af van omstandigheden en dient van geval tot geval te worden bepaald. De door de gerechtsdeurwaarder in zijn verweer genoemde termijn van veertien dagen en de daarbij aangehaalde uitspraak is hier niet van toepassing. Die uitspraak zag op de termijn van verificatie van adresgegevens in de Basisregistratie persoonsgegevens bij het uitbrengen van een dagvaarding.

4.4 Klaagster heeft onweersproken gesteld dat bij haar e-mail van zaterdag 10 december 2016 waarin werd verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet, tevens de vragenlijst bepaling beslagvrije voet ingevuld heeft bijgevoegd alsmede bewijsstukken. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat hij het verzoek van klaagster op maandag 12 december 2016 heeft gescand en in behandeling heeft genomen. Eerst op maandag 19 december 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder, naar aanleiding van haar rappel e-mail van 16 december 2016, aan klaagster (opnieuw) verzocht het bijgevoegde overzicht ingevuld te retourneren en de gevraagde stukken bij te voegen. De beslagvrije voet is vervolgens op 23 december 2016 aangepast.

4.5 De Kamer overweegt dat als onvoldoende weersproken vaststaat dat door klaagster de ingevulde vragenlijst en bewijsstukken reeds op 10 december 2016 aan de gerechtsdeurwaarder had toegezonden. Voor zover deze bewijsstukken onvoldoende waren, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen daar eerder om te vragen dan op 19 december 2016. Er is ook niet inzichtelijk gemaakt welke bewijsstukken ontbraken. Gelet op het grote belang bij aanpassing van de beslagvrije voet dient een en ander zo snel mogelijk te worden opgepakt. Wellicht waren gegronde redenen om dat pas op 19 december 2016 te doen echter die zijn niet aangevoerd. De Kamer acht de klacht gegrond.

4.6 De Kamer acht geen reden aanwezig tot het opleggen van een maatregel over te gaan nu de beslagvrije voet kort na 19 december 2016 is aangepast.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht gegrond,

-       laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend voorzitter, mr. C.W. Inden en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.