ECLI:NL:TGDKG:2018:67 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/617772 / DW RK 16/1153

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:67
Datum uitspraak: 05-06-2018
Datum publicatie: 28-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/617772 / DW RK 16/1153
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
  • Berisping
  • Geldboete
Inhoudsindicatie:   De klacht betreft het onterecht in rekening brengen van proces- en executiekosten.  De gerechtsdeurwaarders hebben de klachten erkend zodat deze gegrond wordt verklaard. Nu er sprake is van diverse slordigheden die ook een grote impact hebben gehad op klaagster, acht de kamer het opleggen van de maatregel van berisping naast een geldboete passend en geboden.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 5 juni 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/617772 / DW RK 16/1153 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ], [     ] en [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlage, ingekomen op 28 oktober 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (de organisatie van) beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 8 november 2016, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare  terechtzitting van 10 april 2018. Verschenen zijn klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 5 juni 2018.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     Het kantoor van de gerechtsdeurwaarders is belast met het incasseren van een vordering van de (vorige) energieleverancier op klaagster. Het betreft een vordering over de periode van november 2014 tot en met juli 2015. Klaagster is daarna verhuisd en overgestapt naar een andere energieleverancier. Vanaf 14 juli 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster tot betaling gesommeerd.   

b)     In specificaties die op onder meer 11 november 2015 en 25 oktober 2016 aan klaagster zijn verzonden zijn onder de noemer proces- en executiekosten bedragen opgenomen van respectievelijk € 850,62 en € 1.649,11.

c)     Uit een door klaagster overgelegd overzicht blijkt dat zij vanaf 9 december 2015 tot en met 12 september 2016 betalingen heeft gedaan aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarders van € 25,00 per maand en op 17 oktober 2016 een betaling van € 36,58.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders dat deze ten onrechte proces- en executiekosten in rekening hebben gebracht.  

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht erkend. Zij hebben -samengevat- toegegeven dat beide brieven een evidente misslag bevatten. Niet alleen klopt de optelling niet, maar ook zijn de proces- en executiekosten niet verschuldigd, omdat nog helemaal geen rechtsmaatregelen zijn genomen. Ten tijde van het uit handen geven van de vordering in juni 2015 liep de energielevering nog door. Als gevolg daarvan is de vordering verhoogd met het maandelijks verschuldigde termijnbedrag. De energielevering is echter als gevolg van de verhuizing van klaagster reeds lang gestaakt.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. De klacht is gericht tegen [     ]. Dat is de naam van een gerechtsdeurwaarderskantoor. Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet kan een gerechtsdeurwaarderskantoor niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij een klacht ingediend tegen een samenwerkingsverband geldt volgens vaste rechtspraak dat de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. Nu uit de stukken niet valt op te maken welke gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk kan worden gehouden voor de door klaagster verweten gedragingen, worden de in de kop van deze uitspraak genoemde, aan het kantoor te Amsterdam verbonden gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt. Onderzocht dient te worden of er gehandeld is in strijd met de tuchtrechtelijke norm als neergelegd in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2. De kamer overweegt dat klaagster terecht klaagt over het in rekening brengen van proces- en executiekosten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van beklaagden ook erkend dat de brieven van 11 november 2015 en 25 oktober 2016 een evidente misslag bevatten. Als verklaring is daarvoor gegeven dat bij het verzenden van de brieven een verkeerd model is gebruikt. Hoewel de gemachtigde van beklaagden stelt dat deze tekortkomingen in de automatisering zijn hersteld, komt de fout voor rekening en verantwoording van de gerechtsdeurwaarders. Bovendien is gebleken dat de energielevering al lang was gestaakt zodat de maandelijkse ophoging van het energiebedrag vanaf het moment van beëindiging achterwege had moeten blijven. Ter zitting verklaarde klaagster dat zij enorm was geschrokken van de inhoud van de brieven en geen enkel idee had wat zij nu daadwerkelijk moest betalen. Nadat zij zelfstandig een bedrag had overgemaakt ontving zij na enige tijd, zonder nadere toelichting, een bedrag van beklaagden terug. Bovendien is klaagster ook niet medegedeeld dat het dossier was gesloten. Tijdens de mondelinge behandeling werden deze verklaringen niet door de gemachtigde van beklaagden weersproken. De klacht dient gegrond te worden verklaard.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. Nu er sprake is van diverse slordigheden die ook een grote impact hebben gehad op de geestelijke gesteldheid van klaagster, acht de kamer het opleggen van na te melden twee maatregelen passend en geboden.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht gegrond,

-       legt de gerechtsdeurwaarders de maatregelen op van berisping en tot betaling van een geldboete van € 500,00 met aanzegging dat de Kamer de ex artikel 43 lid 5 van de gerechtsdeurwaarderswet door haar te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder de boete moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder zal mededelen.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. A. Sissing en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.